De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Poëzie

Bekijk het origineel

Bladerweergave niet beschikbaar
+ Meer informatie

Poëzie

4 minuten leestijd

Dit gedicht vertelt iets over Jezus dat niet in de evangeliën is te vinden. Zulke gegevens zijn er meer: zo staat in Handelingen 20:35 een uitspraak van Jezus die ook niet bij Mattheüs, Markus, Lukas of Johannes te lezen is. Maar het verhaal van dit gedicht is in het geheel niet in het Nieuwe Testament te vinden, en ook niet in een van de apocriefe evangeliën, zoals het Evangelie van Thomas. Waar het dan wel vandaan komt, dat leest u verderop.

Jezus, die door de wereld ging, was in een landstad aangekomen. Dit begin heeft iets van de toon van een oude vertelling. En wat is een ‘landstad’? Wellicht een stadje als Kapernaüm, dat in een verder niet zo geciviliseerde omgeving een centrumfunctie had? Dat Jezus daar is ‘aangekomen,’ wekt de verwachting dat Hij er iets bijzonders te doen heeft.

Jezus loopt ongemerkt over de markt en daar staat een groep mensen bij elkaar. Ze staan naar een dode hond te kijken die op de stenen ligt. Ook in de evangeliën lezen we af en toe dat Jezus op een ongemerkte manier door de mensenmassa heen beweegt, om dan opeens ergens op te duiken. Denk aan Johannes 5:13-14 of Lukas 4:30-31. Dan herneemt de evangelist zijn verhaal, er staat iets bijzonders te gebeuren. Zo ook in dit gedicht.

Ook hier weer eigenaardige, onvergetelijke bewoordingen. Het gaat om een hond, stroef als een wolf. En hij is niet maar gewoon dood, nee, zijn leven is heengeweken. En datzelfde, het geweken leven, is waarschijnlijk ook bedoeld met de uistpraak: wiens Jozef uit de put getogen.

De omstanders hebben weinig goeds over de hond te zeggen. Men spreekt met schampere woorden over het vieze geval. De mensen worden er naar van! Maar ze staan er toch naar te kijken.

Zou de dichter Leopold ook even aan zichzelf hebben gedacht? Mede door zijn doofheid schijnt hij een achterdochtig mens te zijn geweest. Zou hij zich hebben vereenzelvigd met de hond?

De enige die anders is, is Jezus. Hij kijkt ook, maar hij ziet niet zoals de anderen een kreng verrot en vocht, maar een liggend dier. En dan gaat Hij iets zeggen. In Statenvertaling-achtige taal: Hij sprak en zeide enkel dit: de tanden zijn als paarlen wit. Jezus ziet iets in het dode dier dat de anderen niet zagen: iets moois, iets sterks en blijvends, iets wat niet door het bederf is aangetast.

Zoals gezegd is dit gedicht van Leopold niet gebaseerd op de Bijbel. Verrassend genoeg komt het in het geheel niet uit een christelijke bron, maar uit een oude islamitische traditie. Een eerste bekende versie van dit verhaal dateert uit de achtste of negende eeuw. In die oude bronnen wordt de uitspraak van Jezus vaak gevolgd door een moralistische bespiegeling: Jezus wilde bijvoorbeeld de les leren dat men nooit kwaad mocht spreken over enig schepsel Gods. Leopold heeft het gedicht helemaal toegeschreven naar de uitspraak van Jezus, en na die uitspraak is het gedicht uit. Daardoor houdt het iets raadselachtigs, iets wat we kennen van sommige uitspraken van Jezus in de canonieke evangeliën, uitspraken waar we nooit helemaal de vinger achter kunnen krijgen. Gaat het erom de omstanders iets te leren over ethiek? Of gaat het over esthetiek (schoonheid)? Zijn de tanden, zoals een Griekse dichter zegt, een ‘spiegel van de Eeuwige’? We mogen erover blijven nadenken.

We zullen in elk geval nooit meer hetzelfde naar een dood dier kijken; laat staan naar een levend dier. Om over dode én levende mensen maar te zwijgen.


JEZUS, die door de wereld ging,

was in een landstad aangekomen

en had zijn ongemerkten weg

over het marktplein heen genomen

En zag een hond stroef als een wolf,

plat op de steenen, onbewogen,

wiens leven heengeweken was,

wiens Jozef uit de put getogen.

En om het kreng verrot en vocht

stonden de menschen stil en keken

en waren bits: een gierenzwerm,

die op een aas is neergestreken.

(...)

Zoo zong een ieder daar zijn lied

maar allen in denzelfden toon

en overstelpten met verwijt

en spraken bitterheid en hoon.

Jezus zag naar het liggend dier

en sprak en zeide enkel dit

en was beschamende rondom:

de tanden zijn als paarlen wit.

J.H. Leopold

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Poëzie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's