De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

Preekenbundels aan boord. I. Een kloek woord. Da Vaderlandsche School.

9 minuten leestijd

Preekenbundels aan boord. I.

Ten aanzien van de „Godsdienstoefeningen aan boord, " — en daarmede eindigden we ons vorig artikel — onderschrijven we evenmin de beschouwingen van „de Nederlander, " gelijk deze in een breed betoog in een viertal artikelen zijn saamgevat.

Zooals men weet, wordt elken Zondag, naar de Marinevoorschriften luiden, godsdienstoefening aan boord gehouden. Deze godsdienstoefening bestaat in het voorlezen van een preek uit een der twee aan boord zijnde bundels, welk preeklezen aan den commandant van het schip of een ander officier is opgedragen.

Toen in de Kamer de „godsdienstoefeningen aan boord" ter sprake kwam, en van anti-revolutionaire zijde o. m. bij monde van den heer Van der Voort van Zijp daarop critiek werd uitgeoefend, gold dit, en dit zij tot goed verstand opgemerkt, niet de wijze waarop het preeklezen geschiedt, maar ging het bezwaar tegen den inhoud der preekenbundels zelve. Wat door „de Nederlander" wordt opgemerkt, dat uit het antwoord van den Minister van Marine de heer Röell destijds in 1897, op een rede van den heer De Savornin Lohman gegeven en waaruit blijkt, dat, onder de hoofdofficieren der Marine geenszins eene neiging te bespeuren valt, om ons zeevolk aan den invloed van den godsdienst te onttrekken, doet alzoo niets ter zake, al zouden we in dit verband terloops kunnen wijzen, hoe in 't eerste artikel van het blad metterdaad met de stukken wordt aangetoond — uit een brief van een zeeofficier, welke brief met instemming door „de Nederlander" wordt aangehaald — dat-als de commandant van het schip geen roeping gevoelt om voor te gaan, het niet altijd gemakkelijk is een officier te vinden, die zulks met toewijding doet.

Wij laten intusschen deze meerdere of mindere belangstelling van de officieren ten opzichte van den godsdienstzin, dien zij bij het zeevolk willen aanwakkeren, voor wat ze is; om ons tot de hoofdzaak te bepalen n.l den inhoud der preeken, voorkomende in de twee bundels, waarvan de eene is van de hand van den toenmaligen leeraar der Doopsgezinde gemeente te Helder, Joh. Dyserinck en de andere van de hand van Ds. Balsem, Emeritus-predikant der Ned. Herv. Kerk te Nijmegen. De eerste bundel dateert van 1868, de laatste werd tijdens het bewind van Minister Röell aan de Marine ten gebruik gegeven.

Teneinde in onze beweringen zoo objectief mogelijk te zijn, en niet het verwijt te hooren als zouden we de preeken verkeerd begrepen hebben, geven we niet eigen oordeel over den inhoud, maar laten het woord daarover aan „de Nederlander."

Over den preekenbundel van den heer Dyserlnck nu zegt het blad, na herinnerd te hebben dat „de Standaard" van 21 April 1909 beweerd had, dat in dezen bundel „de heilsfeiten van het Christendom kortweg geloochend worden, zoowel op het Kerstfeest als op Paaschfeest en Pinkteren" : «Ons is dat uit de inzage van dien bundel geenszins gebleken. Dat de genoemde leeraar niet op gereformeerd standpunt staat, is bekend ; maar loochening der bedoelde heilsfeiten troffen wij in dien bundel niet aan : daarentegen meerdere treffende toespraken, waarbij de Bijbel richtsnoer is, en waartegen O. i. van beslist geloovige zijde geenerlei bezwaar kan worden ingebracht, al ontbreekt daarin natuurlijk veel, waarop b.v. van gereformeerde zijde wordt prijs gesteld.»

En van den bundel van ds. Balsem heet 't; Die toespraken zijn zuiver modern. Het is volkomen waar, dat de heilsfeiten van het Christendom, zoowel op Kerst-als op ïaaschfeest en Pinksteren daarin kortweg geloochend worden. Waarop dan volgt: Doch dit is niet het ergste, want de enkele toespraken, waaruit, dat blijkt, kan men ongelezen laten. Maar geheel de bundel bevat niets anders, dan een aantal vermaningen en 'bespiegelingen van een braaf man tot goedgezinde menschen, toespraken, die precies evenzoo hadden kunnen worden geschreven, indien er nooit eene Christelijke kerk ware geweest en Christus nooit had bestaan. Ieder die nog iets van de waarheid van 'hét historische Christendom gevoelt, zal getroffen worden door de dorheid en oppervlakkigheid van deze zoogenaamde «godsdienstige toespraken.»

Naar aanleiding van dit vernietigend vonnis; dat in het bijzonder over den laatsten bundel , - gestreken wordt, had men van „De Nederlander" mogen verwachten, dat zij, instemmend met de critiek, die van anti-revolutionaire zijde in de Kamer werd gehoord, zou zeggen: ruim die preekenbundels op; geef ons zeevolk verder geen steenen voor brood en laat de Christelijke Overheid zorg dragen, dat er preekenbundels aan boord komen, waarin Jezus Christus als Koning der Kerk niet wordt geloochend, maar als Borg en Middelaar wordt gekend en geëerd.

Tot ons groot leedwezen doet „De Nederlander" dit echter niet. Zij blijft zich scharen aan de zijde van Minister Wentholt, wiens sympathieën uitgaan, gelijk hij in zijne Memorie van Antwoord op de Marinebegrooting schreef, naar preeken van „algemeene strekking'", zij kiest voor den Minister, die wel in de scheepsbibliotheken die preeken naast alle andere boeken een plaats wil geven, welke uitgegeven worden door de Vereeniging tot heiliging van den Christelijken rustdag, de z.g. „groene preeken", maar die dan voorloopig geen stap verder doen wil.

Zelfs schrijft „De Nederlander" nog een enkel woordje tot het pleiten van verzachtende omstandigheden voor den preekenbundel van den heer Balsem. De preeken, zoo zegt het blad, zijn volstrekt niet „polemisch", de schrijver poogt niet af te breken, wat de Kerk gelooft; dat gaat hij eenvoudig voorbij, en verder: Alleen als hij zich genoodzaakt ziet, op de dagen waarop wij de heilsfeiten van den Christelijken godsdienst gedenken, daarover te schrijven, tracht hij zijne verwerping van die feiten onder een vloed van fraaie zinnetjes ietwat te verbergen, alzoo zijn oprechtheid in harmonie pogende te brengen met het gevoelen van andersdenkenden. Een type van neutralitieit!

De regeering gaat echter in deze aangelegenheid vrij uit. Immers het bundeltje „godsdienstige toespraken" werd door Minister Röell zonder eenige propagandistische bedoeling besteld, en wat de keuze van den predikant betreft — hij was destijds leeraar te Ambon en werd door den matroos gaarne gehoord — mag men uit die keuze niet afleiden, dat het 's Ministers bedoeling geweest is, „rechtstreeks in te gaan tegen den Christelijken Godsdienst." Dit blijkt, zoo zegt „De Nederlander" ook hieruit, dat op elk oorlogsschip een zeker aantal Bijbels, Psalm-en Gezangboeken, Gebeden-en Gezangboeken voor R.-Katholieken (en voortaan ook de „groene preeken") aanwezig zijn.

Wij mogen derhalve aannemen — zegt «de Nederlander» — dat hetgeen, van Christelijk standpunt gezien, op de vloot ontbreekt, niet het gevolg is van onwil van het Marinebestuur, maar eensdeels van de ook bij de Marine, evenals overal elders bestaande treurige toestanden, anderdeels van het totaal gebrek aan medewerking van kerkelijke of geloovige zijde, om dien toestand op - de vloot te verbeteren.

Die conclusie nu kunnen wij niet onderschrijven. Zeker ook wij betreuren de droeve toestanden bij de Marine, die gelijk wij een vorige maal schreven voor een niet gering deel zijn toe te schrijven aan het niet verstaan door de Overheid van haar roeping; zelfs geven wij toe, dat de Kerk schuld, ja groote schuld heeft door na te laten wat zij behoorde te doen, maar daarmede gaat de Christelijke Overheid niet vrij uit. Wij zijn met „De Nederlander", dankbaar voor de goede maatregelen die de tegenwoordige Minister van Marine genomen heeft met de subsidieering der Militaire Tehuizen; zelfs zouden we er nog willen bijvoegen, dat het ons verblijd heeft, dat er een bedrag van f 8000 op de begrooting werd uitgetrokken — een aanvang werd daarmee gemaakt door Minister Ellis — voor de bevordering der geestelijke belangen van het personeel, maar dit alles staat buiten de zaak. Waar het eenig en alleen hier om gaat, is de inhoud der moderne preeken, die de kinderen van ons volk Zondag na Zondag hebben aan te hooren.

En dan dient deze vraag beantwoord te worden, dat rekening houdende met de twee hoofdrichtingen in de Kerk, de rechtzinnigheid en het modernisme, om de eerste niet te specialiseeren, het aangaat dat een Minister van Marine in het bijzonder in het tegenwoordig Kabinet, aan de moderne richting alleen het recht geeft, om aan boord der schepen gehoord te worden ? en of het pas geeft, dat een Christelijke Overheid op een preekenbundel rechtstreeks of zijdelings haar cachet zet, in welke preeken de groote heilsfeiten worden geloochend ?

Men klaagt — en terecht — over de revolutionaire' gezindheid van het scheepsvolk bij onze Marine; maar is zoo iets te verwonderen als het met de behartiging der geestelijke en godsdienstige belangen zoo droef gesteld staat als bij ons ? Het spijt ons nogmaals dat „De Nederlander" niet inziet, dat het hier de taak van de Overheid is, om krachtig in te grijpen. (Slot volgt.)

Een kloek woord.

Bij de aanvaarding van het bestuur over Nederlandsch-Indië sprak de Gouverneur-Generaal Idenburg eene korte rede uit.

Wij knippen daaruit de volgende zinnen :

 "In de uitoefening van mijn ambt, wensch ik mij er diep van te doordringen dat de Overheid, als Gods dienaresse, allereerst geroepen is, om het door Hem gestelde recht te handhaven en gerechtigheid te betrachten. Alleen daardoor kan ons" bestuur waarlijk ten zegen zijn voor de volken, waarover het gaat, en hun welzijn bevorderen. Daar ik dat welzijn met alle kracht wil zoeken, verwacht ik, , dat allen, die in bestuur of administratie met gezag of verantwoordelijkheid zijn bekleed, van denzelfden geest vervuld en door denzelfden wil geleid, mij de vervulling van mijn doel zullen mogelijk maken.»

Dit kloeke en eenvoudige woord siert den Christen-Staatsman.

Da Vaderlandsehe Sohool.

In een vorig nummer deden wij de vraag: „Wat nu? " Wat zal men — zoo vroegen we — van de zijde der voorstanders van de openbare school doen tot breideling, van.den verkeerden geest op die school.”

Het antwoord op die vraag is gekomen. De heer J. B. Meerkerk, oud-schoolopziener te Sappemeer, heeft aan wie hem instemming betuigd hebben met zijn protest tegen het optreden van den Bond van Nederl. Onderwijzers, voorgesteld, op Vrijdag 1 April samen te komen te Utrecht, om te overwegen, of men een vereeniging zal oprichten, b. v. „De Vaderlandsche School."

Punten van beteekenis ter overweging dunken hem o. a. „neutraliteit beduidt niet onverschilligheid, noch op godsdienstig terrein, noch in politieken zin; niemand aanstoot geven beduidt niet godsdienstloos zijn, doch integendeel: hoogen eerbied hebben voor ieders godsdienst, uit godsdienst; hét besef van plicht tegenover het vaderland in nationaal-historische beteekenis moet in de vaderlandsche jeugd worden gewekt, zoowel als dat van plicht tegenover zichzelf en de'menschheid; alle vage theorieën schaden; de openbare onderwijzer, die zóó zijn verheven taak opvat, is de aangewezen opvoeder van de vaderlandsche jeugd."

Over deze overwegingen zou heel wat te zeggen zijn, plaatsruimte echter verbiedt ons er op in te gaan.

Wij wachten intusschen met groote belangstelling af, wat van die vergadering komen zal.

Zal 't hier met de Vaderlandsche school niet eenzelfden weg opgaan als met de neutrale scbool?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's