Uit de Pers.
De Kazerne met den Bijbel.
Met veel instemming namen wij kennis van hetgeen in Uit de Pers onder bovenstaand opschrift voorkwam in de Standaard van 9 December 1911
Wij lezen daar: De kazerne met den Bijbel. Onder dit opschrift heeft Onze Banier, het orgaan van de Nationale Christen-onderofficieren Vereeniging een artikel, waaruit we een en ander wenschen mee te deelen. De schrijver begint met er op te wijzen, dat na de aanneming der Militiewet ieder jaar ongeveer 23000 man onder de wapenen zullen worden geroepen, van welk aantal er toch zeker duizenden komen uit gezinnen, waar men gewend is eiken dag in den Bijbel te lezen. Vele ouders geven hun zonen een Bijbel naar de kazerne mee, doch meestal ontbreekt de gelegenheid in de kazerne om eens rustig den Bijbel op te slaan en te lezen. Daarbij vordert het voor zichzelven lezen van den Bijbel eigenschappen, die niet iedereen bezit, en zou het dus van groote waarde zijn, indien in de kazerne gelegenheid bestond om lederen dag uit den Bijbel te hooren voorlezen.
De schrijver meent, dat er aan het maken van zulk een gelegenheid geen enkel gegrond bezwaar kan worden in den weg gelegd, ongetwijfeld zou daarmee aan het verlangen van duizenden ouders tegemoet gekomen worden. Met zulk een algemeen verlangen van vele ouders moet rekening worden gehouden. En daar kan rekening mee worden gehouden, indien daartoe de wil aanwezig is. Met eenI goeden wil zijn alle bezwaren, die hier bestaan, te ondervangen. Wat wij verlangen is zeer eenvoudig, 1o. Men regele den dienst zoodanig, dat .dagelijks, b.v. omstreeks het uur van het middagmaal, een kwart uur beschikbaar is, waarop zooveel mogelijk allen de kazernegodsdienstoefening kunnen bijwonen. 2o. Men stelle in elke kazerne daarvoor op den vastgestelden tijd de noodige lokalen beschikbaar.
Tegen geen van beide verzoeken bestaat o.i. een onoverkomelijk bezwaar. We gaan daarom dadelijk over om de regeling van deze godsdienstoefening voor het Protestantsche deel der kazernebevolking te bespreken.' We stellen ons voor, dat dagelijks, naar een van hoogerhand vastgesteld rooster, een gedeelte uit de Heilige Schrift wordt voorgelezen. De samenstelling van dit rooster behoeft geen moeilijkheden op te leveren. Zijne Excellentie de Minister van Oorlog verzoekt aan den een of anderen theoloog een dergelijk rooster voor hem te ontwerpen. Na goedkeuring door Zijne Excellentie wordt dit rooster voor een geheel jaar vastgesteld en gepubliceerd. Bestaan er bezwaren tegen het rooster, dan zullen die in de pers wel tot uiting komen en dan kan daarmee, voor zooveel dit gewenscht is, een volgend jaar rekening worden gehouden.
De schrijver zegt dan, dat van dat rooster niet moet worden afgeweken, waarna hij het bijwonen en leiden van deze korte godsdienstoefeningen bespreekt.
Het bijwonen van deze kazerne-godsdienstoefening blijve geheel vrijwillig. Niemand worde daartoe gedwongen. Slechts deze uitzonderingen zouden we hierbij willen maken. Er worde voor zoover het minderjarige personen betreft gelet op den wensch van de ouders en wel in tweeërlei opzicht. 1e. Men stelle het bijwonen dezer godsdienstoefening verplichtend voor de minderjarigen, wier ouders dit verlangen. 2e. Men verbiede het bijwonen dezer godsdienstoefening aan minderjarigen wier ouders daartoe een verzoek doen.
Nog een enkel woord omtrent den vorm dezer godsdienstoefening. Hij die zal voorlezen begint met eenige van hoogerhand vastgestelde woorden ter opening van de vergadering, b.v.: „Ik verzoek u met aandacht en eerbied te luisteren naar het gedeelte van de Heilige Schrift, dat ge kunt vinden (hier te noemen het door den rooster aangegeven Schriftgedeelte). Na enkele oogenblikken gewacht te hebben, zoodat zij, die een Bijbeltje meebrachten om daarin de lezing te volgen, gelegenheid hebben de genoemde plaats op te slaan, wordt door den voorlezer het bepaalde kapittel gelezen en daarmee is de godsdienstoefening geëindigd.
Elk subjectief element, dat door het spreken of bidden zou kunnen insluipen, moet worden vermeden.
Het voorlezen geschiede door een officier of een onderofficier, die zich vrijwillig voor dezen dienst heeft beschikbaar gesteld. Indien er zich meerdere personen voor dezen dienst aanbieden, zal de hoogste in rang, voorzoover hem dit gewenscht voorkomt, bij toerbeurt het voorlezen aan de daarvoor door hem geschikt geachte personen opdragen. Wanneer geen enkel officier of onderofficier genegen is dezen dienst vrijwillig te verrichten, zal aan militairen van lageren rang, die hiertoe wel genegen zijn, deze dienst worden opgedragen.
Zijn op het vastgestelde uur minder dan twee personen aanwezig, dan wordt op dien dag geen godsdienstoefening gehouden.
Nadat de schrijver voorts het gebruik van de Statenvertaling in de thans gangbare taal heeft aanbevolen, eindigt hij zijn artikel aldus:
Maar indien de Roomsch Katholieken nu ook vragen om een kazerne-godsdienstoefening te mogen hebben, wat dan? Welnu, vragen we, wat is daar tegen? Zij zullen dan zelf moeten zeggen, wat zij in dit opzicht wenschen. En daaraan zal dan zooveel mogelijk moeten worden tegemoet gekomen. Als het Reglement van krijgstucht erkent, dat de godsdienst de bron is van alle deugd, waren moed en troost, is er alles voor te zeggen om in de regeling van den dagelijkschen dienst ook elken dag eenige oogenblikken voor den godsdienst vrij te laten.
Maar op die wijze brengt ge scheiding in de kazerne". We kennen dit argument, maar ontkennen zijn juistheid. Ons volk is gescheiden in verschillende richtingen. Die bestaande scheiding kunt ge opmerken als des Zondags de militairen zich naar de verschillende kerken begeven, of wel zich spoeden naar den eeredienst van de sport, van de natuur of van... de kroeg. Neen, door den Bijbel in de kazerne een plaats in te ruimen, brengt men geen scheiding aan, maar wordt slechts recht gedaan tegenover het volksdeel, dat steeds heeft geprotesteerd, dat men in het publieke leven aan het kostelijk Woord van God zoo weinig plaats heeft gelaten en dat met opoffering van millioenen slechts zijn gehechtheid aan dat Woord heeft getoond.
Ziehier een aan onze lezers ongetwijfeld zéér sympathiek denkbeeld, dat, en dit is zeer verblijdend, in de kringen van de mannen der praktijk is opgekomen, zoodat men vertrouwen mag, dat het practlsch uitvoerbaar zal blijken te zijn. In ieder geval is het der overweging dubbel waard, en stemt het tot dank, dat onze Christenonderofficieren op deze wijze optreden. We zullen dan niet krijgen een „kazerne met den Bijbel" maar de Bijbel in de kazerne, en dat zou werkelijk van hooge beteekenis zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's