De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

4 minuten leestijd

In „de Nederlander" lazen we dezer dagen het volgende ingezonden:

Art. 171 G.W.

Mijnheer de Redacteur!

Een kort woord over het gehaspel betreffende art. 171 onzer Grondwet, zij mij vergund.

Ik rneende, dat de opmerking reeds lang en wel dadelijk zou gemaakt zijn geworden, omdat ze m.i. zoo voor de hand ligt, maar nu dit niet 't geval is, wensch ik, naar aanleiding van wat dr. Kuyper in de Heraut schreef, *) er op te wijzen, dat onze Grondwet niet spreekt van gelijke rechten, die (zullen) worden toegekend aan alle Kerkgenootschappen, maar dat aan dezen gelijke bescherming moet worden verleend.

Wonder dat dr. H. H. K., dit groote verschil niet schijnt gezien te hebben. Want heel zijn betoog berust hierop, alsof er sprake zou zijn van gelijke rechten die de Staat had te verleenen aan alle Kerkgenootschappen, zonder onderscheid.

Daarvan is evenwel geen sprake. Alle Nederlanders genieten gelijke bescherming van den Staat, maar de rechten, die deze aan vele zijner onderdanen verleent, zijn zeer verschillend.

Zoo is het ook met de Kerkgenootschappen. De Staat legt geen hunner iets in den weg, zooals thans nog in de Roomsche landen aan Protestantsche Kerkgenootschappen en in Rusland aan bijna alle niet-Grieksche geschiedt, maar waakt integendeel voor aller vrijheid, d.i. beschermt alle gelijkelijk.

Dat is het wat de Grondwet eischt, maar meer ook niet. En tot die rechten welke beschermd moeten worden, behoort ook de uitkeering der traktementen, omdat het de renten zijn van de door den Staat geconfisqueerde kapitalen der Kerken, waarvan de renten voor altijd door den Staat zijn gewaarborgd. Dat deze bovendien behooren te worden uitgekeerd aan het lichaam, dat als Ned. Herv. Kerk voortleeft, zooals het bestond voor de doleantie en niet aan de groep, welke die kerk verliet en zich afzonderlijk als kerk organiseerde, zal voor lederen onbevooroordeelde duidelijk zijn. Slechts sophistische redeneeringen kunnen tot de conclusie leiden, dat het anders is.

In dien zin, is zonder twijfel de Nederl. Herv. Kerk een geprivilegieerde en behoort zij dat, naar wat recht is, te blijven. De gelden, die zij als zoodanig van den Staat ontvangt, mogen nooit reden zijn voor de uitkeering ook aan andere Kerkgenootschappen, want het is — niet een subsidie, zooals dr, K. het noemde — maar haar eigen geld; en slechts die renten, gekaptaliseerd teruggegeven, zou den Staat van uitkeering ontslaan. Hetgeen de Staat dan ook aan andere Kerkgenootschappen schenkt, behoort evenredig ook thans aan de Ned. Herv. Kerk te worden gegeven, boven hetgeen haar uithoofde het hierboven omschrevene, rechtens en onvervreemdbaar toekomt.

Met dank voor de plaatsing.

's-Gr.

D.

In „de Nederlander" schrijft Prof. Obbink van Amsterdam eene recensie, die we hier laten volgen:

Geen coalitie zonder vast accoord in zake kerk en school, door Dr. P.J. Kromsigt. Amsterdam, firma B. v. d Land,

De gevoelens van Dr. K. ten opzichte der Herv. Kerk zijn bekend. In deze, onlangs te Leeuwarden op de jaarvergadering der Christelijk-Historische Unie gehouden rede, zet hij ze nog weer eens uiteen. De titel zegt duidelijk welke bedoeling hij er mee heeft. De schrijver laat nog eens de historie spreken. Hij zit er natuurlijk goed in, en de brochure is instructief genoeg. Alleen één punt lijkt mij heel zwak : als hij de 1e alinea van art. 171 uitsluitend op de Herv. Kerk betrekt, en daarin leest de erkenning van een recht op tractement, en de 2e alinea betrekt op alle niet-Hervormde gesubsidieerde Kerken, en die subsidie als gunst kwalificeert. Dat is m. i. zeer stellig onjuist. In de ie alinea worden wel degelijk Roomschen en andere gezindheden bedoeld, aan wie in 1808 rijkstractement werd toegekend, en die dat sedert 1811 ook ontvingen. Het gaat er niet om of dr. Kromsigt verschil ziet in karakter tusschen de rijkstractementen door de Herv. Kerk ontvangen, en die der andere kerken, maar of in bedoeld artikel dat verschil op de door hem aangeduide wijze is vastgelegd. En dat heeft dr. K. m. i. mis. En als hij dat mis heeft, dan is een der stevigste muren van zijn gebouw zonder voldoend fundament Dr. K. geeft zelf toe (bl. 32) dat alinea 1 ook de andere Kerken, die in 1815 rijkstractement genoten", kan omvatten. Was dat dan óók op grond van oude historische rechten? Én indien niet, welken grond is er dan om uit art. 171 alinea 1 dat historisch recht speciaal voor de Herv. Kerk te lezen ? Het komt mij voor dat de sedert 1811 gesubsidieerde kerken juridisch en historisch gelijkstaan, daarnaast kan de Hervormde Kerk wijzen op een moreel recht de naasting harer goederen.


*) Het stuk was van dr, H. H. Kuyper.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's