De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

12 minuten leestijd

Hoe liefelijk zijn op'de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet hooren; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet hooren; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning!

Een bode, die welkom is.

Nog enkele weken, en de lieflijke Kerstklokken zullen ons weer oproepen om in den geest te verwijlen bij het wondere heilsfeit van Jezus' geboorte in Bethlehems stal.

Dan zal onder ons die oude, maar nooit verouderde blij mare weer uitgaan: „Ziet, ik verkondig u groote blijdschap, dat u heden geboren is de Zaligmaker."

't Is goed, dat we ons daarop voorbereiden, aan de hand der Oud-Testamentische profetie. Die profetie toch is de dageraad van den heerlijken Kerstmorgen, en evenals in de natuur het zachte morgenrood den ouden. zonneglans voorafgaat, zoo zal ook onze ziel moeten wandelen in de morgenschemering der profetie, opdat zij straks zich koestere in den gloed, die daar afstraalt van de Zonne der gerechtigheid.

Als onze Vorstin eene der steden van Haar land zal bezoeken, dan is men daar te voren reeds van vervuld. Men spreekt erover, geniet er tevoren reeds in en maakt allerlei toebereidselen om der hooge Gast een waardige ontvangst te bereiden; men richt eerebogen op, slingert de guirlandes met kwistige hand langs den weg, dien de koninklijke stoet volgen zal; alles roept de komst van hoog en zeer gewenscht bezoek uit.

Nu komt Koning Jezus niet met uiterlijk vertoon; en daarmee wil Hij ook niet ontvangen worden. Het uiterlijk feestbetoon eener oppervlakkige Christenheid weert Hij af. Dat is niet het verlangen van Hem, Die daar komt, als een Heiland, arm, rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld". Hij, die aldus sprak, verlangt geen eerebogen en sparregroen, Hij vraagt slechts plaats in uw zondaarshart; uw geld en goed ook niet in de eerste plaats, , uw hart allereerst; u wil Hij allereerst, daarna eerst het uwe.

Niet onze huizen, maar onze harten moeten voorbereid op 's Heilands komst, :

Wel is Hij Koning; de Koningjierkoningen; maar uiterlijk eerbetoon versmaadt Hij, Die heerlijkheid bij den Vader had, eer de wereld was; en Zijne onderdanen zijn niet ingedeeld in velerlei rangen; neen, één is hun Meester, en zij zijn allen broeders; allen zondaren; allen saam in zichzelf een arm en ellendig volk, dat op 's Heeren Naam betrouwt; dat weet den Heere niets te kunnen toebrengen, en daarom met zielegraagte hoort dit woord: „Ik kom niet om gediend te worden, maar om te dienen, en Mijne ziel te stellen tot een rantsoen voor velen"!

De stal zal Hem niet te gering zijn, om daarin geboren te worden; heerlijk beeld hiervan, dat het dak van een ontredderd zondaarshart Hem niet te laag is, om daaronder woning te maken.

Dit moet ons in Zijne komst verheugen!

Dan stemmen we met bovenstaand Schriftwoord in.

Dit woord vraagt allereerst onze aandacht voor den toestand, waarin het volk verkeert; dan letten we op den inhoud der boodschap, en de uitwerking daarvan gade te slaan volgt ten slotte.

Het tweede gedeelte van het boek zijner profetieën heeft de profeet Jesaja moeten vervaardigen met het oog op het volk van Israel, dat in ballingschap zou worden weggevoerd. Als gezeten aan Babylon's stroomen, de harp aan de wilgen, zoo stelt zich de profeet het volk voor; treurende over Jeruzalem ; zuchtend en hijgend vol heimwee en verlangen naar de stad des grooten.Konings,  naar de erve der vaderen, waaruit zij zoo jammerlijk uitgebannen zijn.

De lendenen met de zak der droefheid omgord, stof en asch van smart en rouw op hunne hoofden.

Tot dat volk nu gaat de blij mare uit: nog een kleinen tijd, en uw verdrukking heeft uit, uw heilzon daagt, uw redding komt; waak op, waak op, trek uwe sterkte aan, o Sion; uwe sierlijke kleederen, o dochter van Jeruzalem; want zoo zegt de Heere: gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden.

Is 't wonder, lezer, dat dit het verbannen volk als hemelmuziek in de ooren klonk: de Heere, de God hunner vaderen, zou hun banden breken, hunne boeien slaken; „hoet liefelijk, o hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt", zoo jubelde 't als antwoord van hun lippen.

Oud-Israel was in alles type van de Kerk des Heeren van alle eeuw; wat daar begrensd lag binnen 't nationaal volksbestaan, dat deint zich breed uit in ons oog, totdat het Gods Kerke omvat.

De druk, waarin Israel neerzit, is symbool van de dorsching der ellende, die om der zonde wil over al Gods kinderen gaat.

Israel in ballingschap teekent ons het geestelijk Israel, als het door groote verdrukking doorgaat, in zondaarsellende neerligt, 'door angsten der hel verstrikt.

Maar Israels bevrijding uit band en boei is dan ook profetie en beeld van de uitleiding van alle Gods gekenden uit het diensthuis van zonde en wereld.

Als één uwer vrienden bij verstek veroordeeld werd tot zware straf, zonder dat hij 't vernomen had, en 't mocht u gelukken kwijtschelding van zijne straf te bekomen, en ge bracht hem die tijding, hij zou er niets van verstaan; en niet wetende, aan wat gevaar hij ontkwam, zou hij er zich niet in verblijden.

Maar daar is, een ander; hij heeft voorde rechtbank gestaan en werd veroordeeld tot de doodstraf; in 't gevangenhuis opgesloten, wacht hij de voltrekking van zijn vonnis. Doch ter elfder ure moogt gij er nog in slagen gratie van zijn Souverein voor hem te bekomen, en nu spoedt ge u met het verzegelde stuk naar den gébondene; reeds van verre roept ge hem toe: „gij zijt vrij, ziehier 't zegel des konings, dat uw vrijspraak verzekert", dan zal hij overstelpt van vreugde fluisteren: „o hoe liefelijk" en al den dank zijns harten voor u uitgieten.

Pas dat nu geestelijk op uzelf toe, lezer.

De blij mare van Jezus' komst in het vleesch zal uwe ziele slechts in vreugd kunnen zetten, als er banden zijn, die alleen de Leeuw uit Juda's stam verbreken kan; niet den verzekerden en. gerusten, maar den gebondenen wordt het jaar der vrijheid uitgeroepen.

Opdat de roep, die uitgaat: Kerstfeest komt, Christus komt; Christus, die banden breekt en boeien slaakt; die zonden verzoent en schuld bedekt; Christus, de Heelmeester ook, die kranken geneest en dooden levend maakt; opdat die roep vat hebbe opjaw hart en uw oor niet voorbij suize, zult gij iets moeten kennen, in geestelijken zin, van den toestand, waarin Israel neerzat aan Babylon's wijd uitgebreide stroomen; geestelijke balling, ver van God.

Wie bij helderen hemel en vlakke zee en kalme bries, met ranke kiel de wateren klieft, die zoekt geen reddingboot, die behoeft er geen; maar als de storm opsteekt, de hemel grauw wordt, de zee gaat zieden en riffen dreigen met ondergang, dan zal 't gezicht der reddingboot een juichkreet uitlokken.

Christus, de veilige Reddingboot, werd uitgezonden in de woelige branding om schipbreukelingen op den oceaan des levens te redden en in veilige haven te brengen; dat predikt straks ons Kerstfeest.

Zijt gij, lezer in nood van de baren der zonde? Of meent ge dat uw levensscheepken buiten gevaar is?

Dwaal niet; houd u niet als blind en doof; hoor, de branding is nabij, de stormwind giert door het want, de baren brullen als een leeuw, die uitgaat op roof; rondom rots en rif, waarop uw scheepken straks uiteenslaat. De Almachtige heeft uw nood gezien; en de profetie roept u toe, dat de reddingboot gereed ligt om u behouden aan de kust van 't eeuwige Vaderland te brengen, waarom slaapt gij dan de slaap der argeloosheid op het zinkende schip ?

Israel in baningschap, o lezer, 't teekent ons zoo treffend den natuurlijken toestand waarin wij verkeeren; ook in ballingschap ver van God vervreemd; 't juk der ellende dragend, zwaar; de keten der dienstbaarheid rammelt aan hand en voet; geen vrede, geen geluk, geen zonneschijn; aschgrauw de hemel, kokend de zee, gierend de stormwind.

Het volk was in druk. Van over de bergen komt een bode aangesneld: het goede, vrede,  goede boodschap brengt hij; heil doet hij hooren; ja hij roept 't Sion in haar druk toe: Uw God is Koning !

Het goede, wat is het anders voor een verloren zondaar, dan de balsem der schuldvergiffenis in de striemen en wonden van een vaneengereten hart, bekommerde zondaar; dat hart, waarin de Wet haar scherpe haken sloeg ?

Het goede, wat is 't anders voor ballingen dan de terugkeer naar 't Vaderhuis, de ontsluiting der toegegrendelde deur naar de vele Woningen hierboven? wat anders, dan dat het Lam Gods de zonde wegdraagt naar de zee van 't eeuwig vergeten.?

Het goede, , voor u immers, schuldbezwaard volk, is 't, dat de gerechtigheid van Jezus Christus u als een mantel omkleedt, als een schild overdekt.

Die den vrede doet hooren; maar als ge u in onmin weet met den hoogen God, is er dan andere vrede, die waarde voor u heeft, dan die met God, in het aangezicht Zijns lieven Zoons, in 't bloed des kruises?

Wee den tevredenen in Sion! maar vrede, vrede met God in het Kindeke van Bethlehem, in den Man van smarten voor den zondaar, die in donkerheid van ziele 't angstig hart tot God verheft.

Het goede en den vrede alleen voor hen, die beide van nature missen en derven.

Die goede boodschap brengt van het goede!

Jesaja werd wel genoemd de Evangelist der Oude Bedeeling; hier hebt ge het met zoovele woorden.; goede boodschap immers is Evangelie.

Als overstelpt en verbijsterd door de onuitsprekelijke weldaden Gods in Christus kan de profeet schier geen woorden vinden om iets te vertolken van den rijkdom der genade, die daar in Christus Jezua is. Hij moet prediken van den Opgang, uit de hoogte, maar hij worstelt met de beperkte menschelijke taal, om den hemelschen inhoud zijnet boodschap uit te spreken; hij stapelt woord op woord, en nog moet hij verre beneden de waardij van zijn onderwerp blijven; evangelie, goede boodschap van de verlossing. alleen door en in Jezus' bloed!

Die het heil doet hooren; de grondtekst heeft hiervoor 'n woord, dat saamhangtmet den naam Jozua, Jezus, Zaligmaker; 't beduidt dus: die de komst dea Zaligmakers spelt, en 't uitroept, dat Je'zua komt, die Zijn volk zal zalig maken van hunne zonden. Alweer niet de eigengerechtigden, die't nog wel bij zichzelf kunnen vinden, maar aan gebondenen, geknechten, die in strikken verward liggen, en nog van alles verlost moeten worden, van Satan, zonde, wereld, hel, dood, ja vooral nog van 't eigen onbekeerlgk en verhard gemoed. Heil denzulken, wien 't niet te gering is, om zonder eenige verdienste hunnerzijds, alleen uit genade zalig te worden !

Die tot Sion zegt: Uw God is Koning!

De nacht van ons lijden spoedt ten einde; 't is tegen den morgenstond; uw zaak is in goede handen; want niet de goden der heidenen, maar uw God, o Israel, Jehovah is Koning.'De Heere regeert, laat de volken beven en de eilanden saam; uw God is Koning; bij Hem berust uw lot, veilig bij uw God!

Goede boodschap voor 't volk in ballingschap.

Maar hiermede wordt immers ook vrijheid toegezegd aan allen die zich geestelijk gebonden weten;Sion, uw God is Koning; Koning over uw weerbarstig hart en dwaalziek gemoed; over uwe ontruste ziele, door onweder voortgedreven! Koning; tegen Zijn wil kan zich roeren noch bewegen, al wat u belaagt.

Voor de Gemeente des Heeren beduidt dit immers, dat de poorten der hel Zijn klein kuddeke niet overweldigen zullen, omdat 't Zijn Welbehagen is hun 't Koninkrijk te geven, - en Zijn Raad zal bestaan; en als zij door veel verdrukking moeten ingaan. Hij heeft de wereld overwonnen; Hij, die dood is geweest, maar zie, nu leeft Hij tot in alle eeuwigheid. Hij heeft de sleutelen der helle en des doods; Hij opent en niemand sluit; Hij sluit en niemand opent.

Dit alles voor u, volk in druk, en door dien druk voor-en toebereid op de komst van Messias.

Met een zegenbede als welkom voor den vredebode, zoo ontving oud-Israel's profeten tijding.

En meer nog dan Israel in druk van Babel zal de zondaarsziel in ellende en vloek zegenen den boodschapper van vrede voor 't benarde hart.

Ons allen omringt nacht en noodweer.

Ons aller hemel is met dikke wolken bedekt; rond ons allen giert de stormwind, huilt de branding en loeien de golven; wij allen van nature in de macht de» doods; bannelingen uit ons ware vaderland.

Voor ons allen moest de vredebode van Jezus' komst op 't hoogste welkom zijn. Helaas, mijn lezer, dat zoovelen onzer 't besef missen van hun bange verlorenheid, zich streelend met den waan van het tegen­deel! Rijk en verrijkt, aan geen ding gebrek! Satan heeft de ketenen der zonde, waarmee hij ons bond, zoo bedriegelijk verguld, of met fluweel omwonden; en als ons de keten niet schrijnt en de ellende niet drukt, hoe zal ons dan de tijding liefelijk zqn, dat bevrijding naakt.

Laat ons zoeken en bidden, dat God de Heere dien waan verstore, opdat ook onze ziel in de dorsching van zondengeweld begeerig worde naar Hem, Die waarlijk vrijmaakt.

Zonder dit kunnen we nog wel met de godsdienstige wereld Kerstboomen oprichten en Kerstfeest vieren met allerhande uiterlijk en zinledig vertoon, maar ons Kerstfeest zal dan geen Christus-feest voor onze zielen kunnen zijn.

Smachte onze ziele naar Christus onder den druk van haar nood, als de bloemen onder het zonnebranden smachten naar de koele sluiers der dauw!

"Want niet als ge in dwazen waan u inbeeldt vrij te zijn, maar als ge 't donker van den bangen zielekerker om u tast, zult ge met ingehouden adem kunnen luisteren naar den weergalm der voetstappen in den kerkergang van hem, die u komt aanzeggen: uw God is Koning, en gij zijt vrij in den  Christus Gods.

Gelijk de schipbreukeling op 't wrak tuurt over de verbolgen wateren, of zijn noodsein wierd opgemerkt en de reddingsloep nadert om hem uit doodsgevaar in veilige haven te brengen, zoo moet onze ziel uitzien naar den Heere en wachten op Zijn heil, dan zullen we uit 't diepst onzer ziel zegenen de voeten van hem, die vrede doet hooren, en 't uitroepen: lieflijke bode, hoe welkom zijt gij mijl

En als de bode dan reeds lieflijk is, hoe zal onze ziel dan Hem wel ontvangen, Die niet slechts vrede verkondigt, maar brengt; en de balsem indruppelt in 't doorwonde hart!

In sprakeloozen jubel zal zij Hem omhelzen en 't eindelijk fluisteren: Mijn Liefste is mijne, en ik ben Zijne!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's