Uit het kerkelijk leven.
Een wedervraag.
Het lag voor de hand, dat onze beschouwingen over de verwording der Gereformeerde beweging niet op algemeene instemming bogen of hopen mocht. Vooral zij, wier streven onder critiek werd — genomen, beklagen zich, hetzij over het te veel generaliseeren, hetzij over de al te groote vrijmoedigheid. Een enkele als Ds. W. H. Gispen komt, onder toejuiching van Dr. Kuyper Jr. uit Rotterdam, zelfe met het oude: „geneesmeester, genees uzelven", en verwijst mij naar den kei. keiijken toestand, waaronder wij Hervorm, den leven, een toestand, die vergeleken met hetgeen de Gereformeerde Kerken te zien geven, als diep ellendig en zondig wordt gebrandmerkt, maar zóó, dat de last dier schuld natuurlek alleen drukt op hen, die meenden te moeten blijven en de doleantie voor eene volslagen mij. lukking houden. Wat zal ik op deze dingpn antwoorden? Onwillekeurig dacht ik terug aan eene ontmoeting, die mij eenige jaren geleden te beurt viel. In gemengd kerkelijk gezelschap zei eens een broeder tot mij; „ik behoor tot de Gereformeerde Kerk A" en een ander zeide: „ik behoor tot dé Gereformeerde Kerk B" en nog een ander zeide: „ik behoor tot de Gereformeerde Kerk O." Toen kwam er een vierde broeder, die tot mij zeide: „En gij. Gereformeerde Professor, tot welke Kerk behoort gij nu? "
Toen dacht ik aan die schoone, deftige oude paleizen in onze groote steden, die in de glorietijdperken onzer geschiedenis bewoond werden door de rijke en edele patricische familiën en thans zijn ingedeeld in het nummer, vermeerderd met eenige afdeelingen, die gemerkt worden met een aj) of c. En ik antwoordde: „mijnheer, ik woon in het oude nummer, dat het oorspronkelijke huis aanduidt." Ook stelde ik de vraag, of inderdaad die tucht, die zuiverheid, die reinheid in kerkelijk leven bereikt was, die men zichzelven en anderen voorgespiegeld had En daar het mij gemakkelijk viel allerlei aan te wijzen, dat , ook hun bekend was en dat weinig strookte met de pretentie der zuiverheid, werd het gesprek zeer spoedig gestaakt.
Daarna deed ik, wat Dr. Kuyper Jr, van mij eischt, namelijk nadenken over hetgeen mij gezegd was.
En mij kwam voor den geest, hoe zij aan Jezus vragen stelden en Hij antwoordde met eene wedervraag over den doop van Johannes. En Hij gaf deze gelijkenis: „Maar wat dunkt u? Een mensch had twee zonen, en gaande tot den eerste, zeide: zoon! ga heen, werk heden in mijnen wijngaard. DochWj antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw hebbende, ging hij heen,
En gaande tot den tweede, zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: ik ga, heer! en hij ging niet.
Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot hem: De eerste Jezus zeide tot hen: voorwaar, ik zeg u, dat de tollenaars en hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods."
Alzoo de gelijkenis. En ik zou aan de heeren Gispen en 'Kuyper Jr. wel eens gaarne vragen, ol zij aan hun vriend in Jeruzalem eens willen schrijven, met welken dezer twee broeders zij de Gereformeerden in de Hervormde Kerk en de van ons kerkelijk gescheiden levende Gereformeerden het best vergelijkbaar achten?
Synodale voorstellen.
Door de Synode zijn weer een aantal Reglementswijzigingen aan de Class. Vergaderingen toegezonden, opdat deze daarover hare adviezen zullen geven, 't Is dit jaar weinig zaaks naar ons oordeel, Daarom kunnen we met een enkel woord misschien yolstaan.
De onder I gegeven wijzigingen willen eene regeling geven van de bevoegdheid van emeriti-predikanten en ook van du predikanten, die vrijwillig hun ambt hebben neergelegd, eervol ontslagen zijnde, om in een of anderen werkkring nu hun bezigheid te zoeken.
Dat onderscheid tusschen emeriti eervol ontslagen predikanten, die nu( anderen werkkring hebben, moet wel in 't oog gevat. En hebben we jreen bezwaai dat emeriti dienst doen bij gelegenheid, we hebben wel bezwaar dat een advocaati agent van een leveüsverzekering, directeur van een fabriek enz. in den dienst Woords optreedt. Een soldaat, die 2'» uniform neerlegt, is geen soldaat meerl
En daarom zijn we er tegen dat bevoegdheid van emeriti èn eervol ontslagen predikanten (waaronder óok kunnen zijn, die ontslag namen vóórdat f het misschien niet-eervol kregen) tegelijk geregeld wordt.
We voelen meer voor een regeÜ volgens welke aan emeriti de bevoegd' heid tot het werk der predikanten wordt verleend, terwijl dan verder dat weii alleen kan worden toegestaan aan * eervol ontslagen predikanten, die in dieif zijn getreden van eene vereenigvng voor of uitwendige zending of die zijn opgetred als hoogleeraar in de theologie aan eenv onze Rijks-Universiteiten.
Advocaten, vertegenwoordigers van eej} of andere Vereeniging of Maatschap^] enz. moeten maar niet meer op den pre'' stoel komen als bedienaar des Goddelijk^'' Woords. Ook moeten ze, naar ons oordeel niet blijven deelen in de voorrechten van weduwen-en weezenpensioen enz. Wil men heengaan, goed! Maar laat men 't dan ook wagen met den nieuwen werkkring. De onder II genoemde wijziging heeft betrekking op het examen ter verkrijging van de akte tot het geven van godsdienstonderwijs. De voorgestelde wijziging bedoelt misverstand onmogelijk te maken.
Tegen deze wijziging bestaat geen bezwaar. Onder III vinden we twee voorstellen tot wijziging van het Reglement op de vacaturen, in betrekking staande tot persoonlijke toelagen, die niet op den ligger van het predikantstractement zijn vermeld. Men wil die persoonlijke toelagen eigenlijk doen verdwijnen en alles op den ligger vastleggen, ook al mee opdat de weduwe in het gratie-jaar daarvan zal proflteeren. Best. Maar wat men daarmee wil verbinden, nl. om alle mogelijke besprekingen en onderhandelingen en regelingen bij een beroep af te snijden, dewijl alles moet blijven zooals het eens en vooral in den beroepsbrief is vastgesteld, vinden we niet aannemelijk, omdat het heel onpractisch is alzoo bepalingen te maken. Laat men toch ook wat met de vrijheid wagen, daarbij wakende voor misbruiken en schandelijke praetijken, die natuurlijk niet scherp genoeg gehekeld kunnen worden en overal dadelijk moesten worden gepubliceerd.
Want een predikant kan niet zonder tractement, maar hij moet dat krijgen als een christen en niet als een sluwe slim meling en verachtelijke afzetter.
Dat het eerste voorstel onder III wordt aangenomen vinden we goed. Het tweede vinden we onaannemelijk. De Kerkvoogdij en de te beroepen predikant worden daardoor zóo gebonden, dat geen enkele bespreking of regeling bij een beroep mo gelijk is en dè, t mag niet worden aanvaard.
In het IVde Syn. voorstel wil men een leemte aanvullen in het Reglement op de kerkvisitatie en daarmede een verzuim, door de Synode van , 1898 begaan, herstellen.
Deze aanvulling verdient toejuiching, omdat zq voorziet in een leemte.
Voorstel V handelt over het Studie fonds en wil beter regelen het doen van opgave van 'tgeen door de betrokken jongelui uit andere beurzen genoten wordt,
We zijn er voor, dat deze wijziging wordt aangebracht.
Ook de onder VI voorgestelde wijziging van art. 7 van het Reglement op de kosten voor het bestuur der Ned. Herv. Kerk verdient alle aanbeveling.
Wat in het Vlde voorstel gegeven wordt raakt het Synodaal Reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten
't Is een geheel nieuw reglement, waar we over 't algemeen vrede mee hebben Het bestaande reglement moet herzien worden en wat nu geboden wordt lijkt ons in menig opzicht een verbetering van 't bestaande. Overal zal, volgens dit nieuwe reglement een kiezerslijst moeten worden opgemaakt, ook ddar waar de gemeente de uitoefening van haar recht aan den kerkeraad overdroeg — zooals b.v. Utrecht, waar de kerkeraad zich zelf aanvult en beroept. Er moet daar ook een Plaatselijk Reglement zijn.
Als maatregel van orde vinden we dit goed. Waar het overigens voor noodig is, begrijpen we niet. En dat er in zulke gemeenten van een lijst der stemgerechtigden, opgemaakt door den kerkeraad, veel terecht zal komen, betwijfelen we.
Een van de voornaamste dingen in het nieuwe reglement is 'tgeen voorgesteld wordt aangaande de inrichting van de lijst van stemgerechtigden (een moeilijk ding I een veld met veel voetangels en klemmen, vooral in een groote gemeente!)
In het oude Reglement werd veel overgelaten om bij plaatselijk reglement nader vast te stellen. Het nieuwe reglement wil voor alle plaatsen een uniforme regeling — wat zeer zeker groote bezwaren heefj. Urk is Amsterdam niet. Oene is niet^te vergelijken met den Haag.
Het nieuwe reglement wil, dat allen, die volgens art. 2 al. 1 stemgerechtigd zijn of het in den loop van het jaar, waarvoor de lijst van kracht is, op de lijst worden geplaatst. De laatsten met vermelding van den dag, waarop dat geschiedt, zoodat zij van dien dag af aan de stemmingen en verkiezingen kunnen deelnemen. Dat is berekend op «verkiezingskoorts.'' Er moet vooral gezorgd worden, dat iemand als hij een dag stemgerechtigd is bij de bus kan komen! We vinden het zot, heel deze bepaling. Waarom laat men menschen die nog niet stemgerechtigd zijn niet Wachten tot het tijdstip dat naar orde en wet de lijst weer wordt opgemaakt ?
Moet nu alles met stoom gaan en moet tin deze nu zóó buitensporig worden opgedreven om een mensch „in z'n rechten niet te verkorten"? We zijn tegen deze bepaling; óók omdat het in een groote gemeente onmogelijk wordt om lu al deze dingen te voorzien, dewijl de administratie maar niet aan technische bureaux of iets dergelijks kan worden overgedragen, maar veelal particulier moet geschieden.
_ We hebben geen leger van ambtenaars m onze Kerk; en we begeeren 't ook öiet, dat het nog eens komen ial.
Zijn we er dus niet tegen, dat dit nieuwe reglement op de benoeming van ouderlingen en diakenen en de beroeping van predikanten wordt aangenomen, bij de kwestie van art. 3 rakende de inrichting van de kiezerslijst hebben we overwogen de bezwaren en adviseeren we tot verwerping.
Zoo heel veel belangrijke dingen komen dus dit jaar op de Olassicale vergaderingen niet ter sprake. Althans niet door de Synode aan de orde gesteld. En dat, waar de Kerk wordt beroerd door allerlei; waar het kookt en gist, omdat er zooveel gevonden wordt wat naar oplossing vraagt.
Geve de Heere, dat ook in deze toch nog eens spoedig de rechte weg gevonden mocht worden, opdat we, ons verootmoedigend voor het aaugezichte des Heeren, waar we toch tegen Hem hebben misdreven, mochten teruggebracht worden tot een rechte betrachting van 's Heeren Woord, dat eeuwig zeker is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1916
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's