Uit het kerkelijk leven.
Miet met een eerlijk hart.
't Komt er op aan de dingen juist zóó te zeggen zooals ze zijn. Dat treft doorgaans 't meest doel. Al het „er om heen praten" geeft niets.
Nu trachten wij altijd ten opzichte van de modernen te zeggen zooals wij de dingen zien en voelen. Naar onze heilige overtuiging meenen wij, dat er tusschen de geloofsovertuiging van de vrijzinniggodsdienstigen (die een groote massa van vrijzinnigen, die niet godsdienstig zijn, gewoonlijk gebruiken om hier of daar aan een „meerderheid" te komen) en de beginselen van onze Hervormde belijdenis een diepe, onoverbrugbare klove ligt. En diensvolgens zeggen wij ook altijd dat zij, die bewust vrgeinnig-godsdienstig zqn, niet met een eerlijk hart tot onze Herv. Kerk kunnen toetreden noch als lidmaat, noch als predikant. Dat nu onze conclusie eerlijk en waar is bq het gezicht dat wij op de dingen hebben, erkent dr. Niemeyer in het Weekblad voor de Vrijz. Hervormden van 20 Sept.
En dat verheugt ons.
Wij zgn dus eerlijk in onze conclusie. Dat is heel wat waard.
We draaien er niet om heen.
We durven de dingen te zeggen zooals wg de dingen, naar onze overtuiging, zien.
En we zijn dankbaar dat ds. Niemeyer hierin openlijk erkent, dat wij, van ons standpunt, volkomen gelijk hebben.
We hadden geschreven: „Geen jongeling of jongedochter, geen man of vrouw doet belqdenis des geloofs in onze Herv. Kerk, of men aanvaardt daarbg de leer der Herv. Kerk, zooals die in de 12 geloofsartikelen, den Heidelbergschen Oate-.chismus, de formulieren van Doop en Avondmaal enz, is begrepen, althans wat de ho'ofdwaarheden betreft, opgevat in den geest van de opstellers en in den zin, daaraan door onze Herv. Kerk van ouds gehecht."
Zóó zien we de dingen.
Zóó zien we de dingen al sedert lang.
Daarover hebben we reeds veel geschreven.
Daarover-hebben we ook reeds herhaalde malen velerlei bewijzen uit officieele bescheiden aangebracht.
En diensvolgens hebben we altijd gezegd : menschen van vrijzinnige opvatting kunnen, wanneer ze de dingen eerlijk willen nemen, geen toegang vragen tot de Herv. Kerk. En voorzoover ze in onze Herv. Kerk zijn, moeten ze tot de overtuiging gebracht worden, dat ze niet in de Herv. Kerk thuis hooren.
En wat antwoordt dr. Niemeyer daar op?
Hg schrijft: „Als dit waar was, zouden steker vrijzinnigen niet met een eerlijk hart tot de Kerk kunnen toetreden."
Nog eens, daar verblijden we ons harteIijk over.
Hieruit blijkt, dat wij, zooals wij de dingen zien en zeggen, eerlijke conclusie trekken.
En dat is al veel gewonnen.
Want nu kunnen we het verdere debat terugbrengen op hetgeen er in de laatste honderd jaren gebeurd is in onze Herv. Kerk. Nu gaat 't er om om de historie eerlijk te laten spreken. Om de officieele stukken op te slaan. Om niet langer met allerlei redeneeringen te werken, maar eens zakelqk de dingen te gaan behandelen.
En zeker, dan gelooven we, dat de vrijzinnig-godsdienstigen de dingen anders zien. dan wij.
Maar dat moet ons nu saam gaan dwingen om eerlijk dezelfde dingen, hetzelfde stuk historie, te gaan onderzoeken en dan de dingen zakelijk verder te behandelen.
Als ónze visie der. dingen dan recht is, dan „zouden zeker vrijzinnigen niet met een eerlijk hart tot de Kerk kunnen toetreden."
Wij, voor ons, hebben reeds materiaal bijeengebracht.
We wachten nu op eerlijke, zakelijke weerlegging.
Zoolang die niet is gegeven, blijven wij bij onze overtuiging èn bij onze bekende conclusies.
Nog eens enkele korte, ofiScieele verklaringen te citeeren, verdriet ons intusschen niet.
We hopen, dat het althans dit mag uitwerken, dat men zal inzien ^een recht te hebben onze overtuiging zoo maar klakkeloos als zijnde „zonder eenigen grond" te noemen; en allerminst te mogen zeggen, dat we welbewust de menschen maar wat voorliegen.
Ziehier een paar bewijzen voor onze stelling als boven genoemd.
„De waarheid is ongetwijfeld deze, dat noch vóór, noch in, noch na, 1816 officieel de leervrijheid is ingevoerd; dat zeker in naam en naar de letter de Kerk confessioneel bleef in 1816." (Prof. Gooszen, Kerkel. Ct. 19 Juni 1914).
„Uwe Commissie kan zich vereenigen met de bewering in de toelichting van den Geref. Bond ter verbreiding en verdediging der Waarheid, dat noch in 1816 noch in latere jaren de Synode ooit heeft toegegeven dat er geen kerkelijke leer of kerkelijke belijdenis zou bestaan en dat de hoofdwaarhedeü dier leer zouden mogen worden geloochend" (Syn. Acta 1912 blz. 390).
„De Symbohsche Schriften behooren nog steeds te worden erkend als bevattende het criterium, waaraan de kinderen des. huizes zijn te onderkennen" (Prof. van Toorenenbergen, Symbolische'Schriften 2de druk blz. IX).
Kerk, als zoodanig nog altijd ook in de 19de eeuw w.ettig erkend en te gebruiken" (Prof. Doedes, Ned. Gel.bel. en Heidelb. Gat. pag. IX enz.)
„Bedoelt men het recht dat ieder heeft, om te leereu wat hij goed vindt, dan moet ten-stelligste ontkend worden, dat er in de Nederlandsche Hervormde Kerk leervrijheid bestaat."
„De leervrijheid mag in de Ned. Herv. Kerk niet bestaan, niet geduld worden. Haar reglementen verbieden dat." „De onbeperkte leervrijheid — en welke leervrijheid kan men anders bedoelen — heeft in de Ned. Herv, Kerk geen recht van bestaan; zij is niet haar levensbeginsel, maar haar ondermijning, hare verwoesting." „De leervrijheid is buiten gesloten." „Zij is een kerkelqkeabsurditeit." „Tegen de leervrijheid in de Ned. Herv. Kerk blijven wij op grond van onze reglementen, om nu niets anders te noemen, protesteeren." (Prof. Doedes, Kerkelijke Bijdragen. 1870 blz. 60—65).
„Waarom komen de Formulieren van Eenigheid onder den naam Y& n aangenomen Formulieren voor in de proponentsformule van 1816, dan omdat zij de kenmerkende leerstukken der Hdrvormde Kerk bevatten. Zoo zijn dan ook die Formulieren als zoodanig, wel verre van buiten kracht en waarde te zijn gesteld, hij de nieuwe Kerkeorde in 1816 in derzelver eigen karakter aangenomen en gehandhaafd."
„Dat het tegenwoordig formulier (prop. formule), al vordert het ook geene instemming met den ganschen inhoud der belijdenisschriften, zich echter niet vergenoegt met de aankleving van deze of gene waarheid daarin vervat, maar in 't algemeen, de leer, die in dezelve voorkomt, gelijk die in haren aard en geest het wezen en de hoofdzaak uitmaakt van de belijdenis der Herv. Kerk, door den leeraar dier Kerk wil aangenomen hebben."
„Indien de Synode iets veroordeelt, dan is het de onverschilligheid omtrent geschiedkundige en gofisdienstige waarheid op het gebied des christendoms; dan is het de vermenging van allerlei leerbegrip en de gelijkschatting van ieder stelsel, als waardoor de weg gebaand wordt tot ongeloof en geheele verzaking van het Evangelie" (Uit het Rapport der Synode 1841, enz. Syn. Acta 1841 blz. 132 enz.)
„Het was de bedoeling der Synode (van 1841) niet, om met de woorden aard en geest, mezen en hoofdzaak, de deur voor subjectieve willekeur te openen, zoodat s het een ieder zou vrij staan voor wezen en hoofdzaak te doen gelden, wat hem goeddacht"— maar wel degelgk om hetgeen naar den geest en de beginselen der opsteliers als het wezen en de hoofdzaak der Formulieren behoort aangemerkt te worden" (Prof. dr. J. H. Scholten, Leer der Hérv. Kerk blz. 39),
„Het is onze overtuiging, dat de Remonstrantsche belijdenis, in de "Vijf Artikelen vervat en te Dordrecht door de gedaagde Remonstranten verdedigd, in beginsel gekant was tegen de Gereformeerde Kerk."
„Het Arminianisme was op Gereformeerden bodem een vreemd element, dat door de vertegenwoordigers van alle Gereformeerde Kerken in en buiten ons Vaderland als ongereformeerd verworpenr werd" (Prof. Scholten, Leer der Herv. Kerk blz. 56 enz.)
„Als de verbintenis der proponenten tot een eenvoudig quatenus („in zoover als") beperkt wordt, dan moet zulk eene gereserveerde verklaring van instemming met de kerkleer genoemd worden „niets beduidend en als eene loutere formaliteit, als een holle klank, geenszins voegende in eene plechtig e belofte" (Prof. H. J. Royaards, Hedendaagsch Kerkregt, deel II, blz. 134).
„Wij geven - toe, dat geene instemming met eenige geloofsbelijdenis ietsbeteekenen kan zonder eene geheele instemming met haren inhoud, zonder voorbehoud" (Prof. Scholten, Leer der Herv. Kerk blz. 23).
„Den Kerkbestuurder geldt art. 11 van het Alg. Regl., hetwelk met ronde woorden van hem vordert: „de handhaving van de leer der Herv, Kerk" — natuurlijk gelqk zij uit de aangenomene Formulieren van Eenigheid gekend wordt" (Dr, Vos, Kerkrecht blz, 26).
„Dat met de woorden „leer der Herv. Kerk" niets anders kan bedoeld zijn dan de leer die begrepen is in de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, den Heidelbergschen Catechismus en de Leerregels der Synode van Dordrecht, dat is: de leer, welke in de aangenomen Formulieren van Eenigheid der Nederl. Hervormde Kerk begrepen is."
„Aan het woord „handhaving" van die leer kan en mag geen andere beteekenis worden gegeven dan déze, dat allen die in onderscheidene betrekkingen met het Kerkelijk Bestuur belast zijn, die leer der Herv, Kerk — en dat wel zooals zij luidt in haar geheel — moeten handhaven, zoowel door zelven die leer van harte te belijden en aan te bevelen, als door te waken, dat die leer gekend en beleden worde door allen, die aan hun bestuur onderworpen zijn" (Rapport prof. dr. T. W. Bell in de Synode van 1874, acta blz. I40 enz)
We zullen het hierbij laten; hoewel het ons niet moeilijk zou vallen meerdere getuigenissen bij te brengen.
En nu willen we volstrekt niet beweren dat tegen onze voorstelling absoluut niets is in te brengen. Maar dit durven we nu wél te zeggen, dat dr. Niemeyer ongelijk had, zéér onbillijk was, en eenvoudig verkeerd deed toen hij schreef, dat wij 5f ten eenenmale onbekend met onze kerkelijke wetgeving waren of welbewust en opzettelijk onwaarheid spraken, toen wij beweerden, dat alle lidmaten en alle predikanten in de Ned, Herv. Kerk, althans wat de hoofdwaarheden betreft, instemming moeteh betuigen met de leer der Kerk, vervat in de verschillende formulieren, en wel in den geest van de opstellers en in den zin, daaraan van ouds gehecht door onze Herv. Kerk.
Men kan natuurlijk in deze met ons van zienswijze verschillen.
Maar van ons in deze te zeggen: je weet er niets van 5f je liegt opzettelijk — gaat buiten de schreef.
't Zegt ook niets.
't Bewijst niets.
't Is alleen niet in den haak.
En kan hoogstens eigen zwakheid bewijzen.
Zakelijk weerleggen is beter dan ngdig schelden,
De Hervorming.
De Christelijke Kerk is in de 16e eeuw hervormd geworden.
De Kerk der reformatie is de oude Kerk, die, schoon in de laatste tijden onder heerschappij van Rome schrikkelijk verbasterd, ook hier te lande eeuwen had bestaan.
Het oude, echt-christelijke beginsel der Kerk is in de 16de eeuw, na lange voorbereiding, met nieuwe levenskracht doorgebroken en heeft, in weerwil van Rome's verzet, uitgedreven veel wat, in strijd met Gods Woord, was binnengedrongen.
Voorzeker wordt niet ontkend, dat de Heilige Geest door dien strijd tevens gegeven heeft verdieping van inzicht. De waarheid heeft in de. worsteling en uit de brandstapels nieuwe bloesems doen ontluiken. Er is geschiedenis van de Kerk ook in dit opzicht. Maar toch slechts in ontwikkeling, rijker ontplooiing van de kennis, die voortvloeit uit, wortelt in de eenmaal gegeven waarheid der openbaring.
De beweging der 16de eeuw is geweest hervorming van de bestaande Christelijke Kerk. Niet het oprichten van eene nieuwe Kerk.
De wanbegrippen, waarvan Rome voorstandster was, werden trots vervolging en pijnbank, galg en brandstapel, door velen verloochend en verfoeid.
Het behaagde den Heere nieuw licht Zijns Geestes te zenden waarbij de oude beproefde waarheid weer helder werd gezien en hartelijk omhelsd.
De Protestanten scheurden zich van den zetel der anti-christelijke bijgeloovigheden af om terug te keeren tot het voorvaderlijk geloof, dat steunt op het Woord des Heeren,
Het voorwaarts gaan bij de Hervorming was terugkeeren naar de plaats waarvan men afgeweken was; het veranderen was terugnemen van hetgeen men ter onzaliger ure weggeworpen had. Het Papisme is nieuw en het Protestantisme is oud.
Men versta dus het woord Reformatie goed.
Het is niet afbreken van het oude om iets nieuws op te bouwen; het is niet het uitgraven der fundamenten .om weer nieuwe te leggen, zóo dat al het oude yoorbijgegaan ia en alles nieuw is geworden ; het is niet het breken met het verleden, om na de breuk een nieuw leven aan te vangen. Maar h«t is het behouden van de eens gelegde grondslagen, wegnenaende wat daarbij werd toegevoegd in strijd met Gods Waarheid. Het is het ' voortzetten van het verleden in rechte lijnen, waar menjammerlijk vanden weg des Woords was afgebogen.
Continuïteit is van reformatie een onmisbaar, belangrijk bestanddeel.
Geenszins is dus in de 16de eeuw naast de oude Moederkerk een nieuwe Kerk ontstaan.
De misvormde Kerk heeft zich door Gods 'genade hervormd naar den regel van. Gods Woord, gelijk zg vroeger daarnaar wandelde en de Roomsche Kerk heeft zich tegenover die hervormde Kerk des te meer verzet, haar valsche belijdenis officieel vaststellend op het Concilie van Trente en alzoo zich als.afvalHge secte van de algemeene Christelijke Kerk losscheurend.
Het meest natuurlijke.
Wij voor ons houden het ddar voor, dat de meest natuurlijke oplossing van het kerkelijk vraagstuk gezocht moet worden.
Deze zal ook de eenvoudigste zijn.
Wil men een aanwijzing daarvoor ? Lees dan wat er, volgens getuigenis in het Weekbl. voor de Vrijz. Hervormden, te Schoonhoven gebeurt.
Daar volgt mon van moderne zijde den meest natuurleken weg. Daar wordt men niet opgezweept en niet met allerlei kunstmiddeltjes tot den strijd geroepen en toegerust. Daar volgt men eenvoudig den meest natuurlijken weg, waartoe het nuchter verstand dringt en waarbij voor de godsdienstige behoeften 't meest eenvoudig en eerlijk bevrediging wordt gezocht.
Wat de modernen te Schoonhoven dan doen ?
Een modern predikant uit de Herv. Kerk schrijft er dit van:
„De weinige vrijzinnig-godsdienstigen, die blijvend te Schoonhoven wonen en behooren of behoord hebben tot de Hervormde Kerk, hebben zich al jaren geleden "aangesloten bij de Remonstrantsche gemeenten of steunen al jaren lang die gemeente financieel.
Zij gaan er ter Kerk, zenden er hunne kinderen ter catechisatie en denken aan de Hervormde Gemeente niet meer.
Deze aansluiting vind ik, wat Schoonhoven betreft, verstandig, omdat de Remonstiantsche gemeente en de groep van vrijzinnige Hervormden er ieder op zichzelf te zwak waren om iets te beginnen, het .saam zóó ver hebben kunnen brengen, dat eenige jaren geleden eindelijk de Remonstrantsche gemeente is hersteld als predikantsplaats en er nu een eigen predikant in hun midden woont en werkt.
Ik heb steeds opgemerkt, dat de vrijzinnige Hervormden te Schoonhoven zich met de Hervormde Gemeente volstrekt niet meer wenschèn te bemoeien. Ze denken er niet aan, daar nog eens ter Kerk te gaan, en nimmer is dan ook aan mij of aan mijne Collega's in den ring (voorzoover ik weet) te kennen gegeven, - dat ons optreden in de vacature gewenscht werd."
Tot zoover een modern predikant uit de Hervormde Kerk, schrijvend over de vrijz. Hervormden in Schoonhoven.
Zijn ze het niet roerend mét elkaar eens ?
Wat een prachtige oplossing!
Is het voor het godsdienstig leven niet verre de beste en meest verkiesUijke weg'?
Och — ais men de menschen maar niet opzweept, dan spreekt het nuchtere verstand en het gevoel zegt dan wel, wat de meest natuurlijke, de meest eerlijke, de meest religieuze oplossing is.
In de Hervormde Kerk behooren de menschen. die het eens zijn met de Hervormde, Gereformeerde, belijdenis, wat de hoofdwaarheden van die leer betreft.
In de Remonstrantsche Kerk behooren de vrijzinnigen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1917
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1917
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's