Stichtelijke overdenking.
En Hij zeide tot mij: profeteer 'tot den geest, profeteer, menschenkind! en zeg tot den geest: zoo zegt de Heere Heere: Gij geest! kom aan van de vier winden en blaas in deze gedooden, opdat zij levend worden. En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hem en zij werden levend en stonden op hunne voeten, een gansch zeer groot heir. " Ezech. 37 : 9 en 10.
De Geest blaast in de gedooden.
Eene vallei vol doodsbeenderen werd aan Ezechiël getoond. Het gansche dal was bedekt met beenderen. Niets anders was er dan de afaichtelijke overblijfselen van. hetgeen eertijds leefde. Zeer dorre beenderen waren het. Het scheen wel alsof zij jaren achtereen daar gelegen hadden. Alle glans des levens waa er af. Het kon bij den profeet de gedachte wel opwekken dat een groot leger hier in het strijdperk gesneuveld was. Maar de gedooden waren niet begraven. Niemand had naar hen omgezien. Roofdieren hadden hun schendend werk gedaan. De wolken hadden hun inhoud over hen uitgestort, jaar aan jaar. De zon had ten slotte" deze beenderen dor en dood gebrand. Zie nu, Ezechiël, welk een ellendig overblijfsel zich in deze gansche vallei aan uw oog ontrolt! Bezie het nauwkeurig! Niet slechts met een vluchtigen blik, en gij hebt het beeld voor u van Israels droeven toestand, het beeld van dat volk dat eertijds, als eene strijdende helden-schare, den Heere diende.
Is het niet voor den profeet om moedeloos te worden? Daar stond hij in het midden van al deze doodsbeenderen, hq, de dienstknecht des Heeren, hij, een levend menschenkind. Welk een standplaats! Hij alleen, in het midden van het volk Israel, dat in ballingschap was en onder de roede des Heeren het diepste zedelijke verval openbaarde.
De Heere had Ezechiël verkoren om profeet te wezen onder de verstrooide Israëlieten in het land van Babel. Hij alleen moest de boetbazuin blazen. Hij alleen moest door troostredenen het volk lokken tot bekeering. Maar het scheen alsof al zijn arbeid vruchteloos was en alsof er nimmer iets terecht zou komen tan het volk van Jehova.
En toch, wat onmogelqk is bij de menschen, is mogelijk bij God. De Heere weet door Zijn scheppingskracht een dal vol doodsbeenderen te maken tot een gansch zeer groot heir, daar levend staande op hunne voeten. Dit wordt den profeet getoond, tot zijne bemoediging. Zoo is ook de Heere in staat om Israel weer te doen herleven uit het stof en uit die vervallen schare Zich een volk te scheppen dat Zijn lof verkondigt.
Het uiterste punt van reddeloosheid ziet Ezechiël voor zich. "Wie verwacht nog iets van dorre doodsbeenderen? Inderdaad, de verwachting is verloren en alle hoop is afgesneden. Maar nu zal ook de Heere een groot werk doen in de wederherstelling van het verlorene. Immers de Heere zegt: Ik zal ulieden uit uwe graven doen opkomen, o Mijn volk ! en Ik zal u brengen in het land Israels, en gij zult weten, dat Ik de Heere ben, als Ik uwe graven zal hebben geopend en als Ik u uit uwe graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk!
Het zou echter niet gaan zonder het woord van den profeet, hoewel de Geest allee zou doen.
Een wonderlijk bevel ontvangt Ezechiël. , Profeteer over deze beenderen en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen 1 hoort des Heeren woord." Kunnen dan beenderen hooren? Kunnen zij de taal des Geestee verstaan? „Heere Heere, Gij weet heti" zoo heeft Ezechiël geantwoord op de vraag: MenschenkindI zullen deze beenderen levend worden? En onvoorwaardelijk heeft de profeet het bevel des Heeren opgevolgd. Indien hg geredeneerd had, er ware niets tot stand gekomen. Maar nu deed hij een dwaas werk in 'smenschen oog. Hij heeft den wil des Heeren aan de doodsbeenderen bekend gemaakt, alsof hij de meest aandachtige hoorders had. Hij heeft hun de beloften Gods voorgesteld en niets daarvan achtergelaten .... En zie, het onmogelijke geschiedt. Wees toch niet moedeloos, o profeet des Heeren. Hij laat op Zijn tijd beweging komen in het dorre, in het doode. Een geluid werd gehoord in, de vallei des doods, als een weerklank op het woord des profeten. Daar was roering in de beenderen. Zij naderden tot elkander, elk been tot zijn been. God maakte orde in het dal der verwoesting. Zenuwen en vleesch, het een na het ander, kwamen over de beenderen. En ten alottè werd de huid er overheen getrokken. De beenderen waren menschen geworden.
En toch, ééne zaak ontbrak en daardoor ontbrak nog alles. , Er was geen geest in hen." Toen de Heere in den beginne den mensch geformeerd had uit het stof der aarde, moest deze nog worden tot eene levende ziel. De geformeerde was schoon in vorm, maar het wezen ontbrak. Het oog was als een fijn kunstwerk samengesteld, het oor met wijsheid gevormd, ja het geheele lichaam droeg het kenmerk van zijn verheven Maker, en toch, er ontbrak nog alles aan, zoolang de Heere den adem des levens er niet in geblazen had. Eerst tóen hoorde het oor de wereld van klanken; eerst tóen kon het oog weiden in der kleuren pracht. Tóen eerst was hij een mensch, toen hij gemaakt was tot een levende ziel... Israel zou terugkeeren uit Babels gevangenschap. De muren van Jeruaalem zouden weer herbouwd worden. De tempel zou weer opgericht, de priester weer aangesteld, de offers weer gebracht worden. Israel zou weer een land hebben en zou weer een volk zijn. Alles zou stipt in orde wezen, maar allea zou nog ontbreken, als er in dit alles niet de levendmakende Geest des Heeren was. Het zou alles gelijken op de dorre beenderen, die met zenuwen en vleesch en een huid overtrokken waren, , maar er was geen geest in hen." Daarom moest Biechiël profeteeren tot den geest: „Zoo zegt de Heere Heere: Gij geest! kom aan van de Tier winden en blaas in deze gedooden, opdat zij levend worden", .. Welk een wónder aanschouwde toen deprofeet. Een gansch zeer groot heir stond in de vallei. Een groot kerkhof veranderd in een dal waarin een machtige legerschare staat, vaardig tot den krijg. God is groot, Hij doet wonderen, Hij alleen. Hq maakt dorre doodsbeenderen tot levende zielen. Dit zal geschieden als de Geest in de gedooden blaast. Dan zal het gansche huis Israels het nieuwe leven ontvangen en den Heere aanbidden in geest en in waarheid.
Wij hebben den levendmakenden Geest in alles noodig. Zonder Dezen toch is al onze godsdienst slechts vorm, zqn onze gebeden slechts klanken, is onze christelijke levenswandel slechts een vrome schijn.
De Geest moet in de gedooden blazen. Toch doen wij niet mee met hen die uit de hoogte veroordeelen alles wat onder ons tot vaststaandevormen gerekend mag worden. Zij keuren het af als de Heilige Schrift op bepaalde tijden dagelijks gelezen wordt. De Geest moet er mij toe aanzetten, zegt men dan. Zonder die inwendige drqfkracht heeft het onderzoek des Woords geen waarde, zoo meent men. Voor vaste gebedstqden (driemaal daags, lezen wij van Daniël) haalt men ook minachtend de schouders op. Van een geregeld gebruik der Sacramenten, op gestelde tijden des jaars, wil men niet veel weten. Alles wat eenigszins zweemt naar orde en regelmaat in de bediening des Woords, in de onderhouding van den kerkdienst, in de vervulling der ambten, wordt dan gehouden voor dood, vormelijk menschenwerk, dat eerder nagelaten moest worden dan in stand blijven. Alle ijveren voor een goeden kerkstaat is in dezen gedachtengang van meetafuitden booze.
Nu heeft het gezicht van de vallei der doodsbeenderen ons hierover wel wat te zeggen.
Ezechiël beenderen, moest profeteeren over de en zie, er werd een heilige orde in het leven geroepen waar de grootst mogelijke wanorde des doods heerschte. —
Laat het Woord Gods maar gepredikt worden. Laat het maar gebracht worden tot de gansche menschheid, in de vier hoeken der aarde. De prediking des Evangelies is eene prediking aan de dorre beenderen. Daar staat dan het Woord des Heeren in het midden dier ontzaglijk breede vallei.
O neen, dat Woord zal niet ineens geestelgk zieleleven wekken. Maar als het dan slechts beslag mocht leggen op veler conscienties , , . wie zou dit van geen beteekenis achten ? Of heeft het soms geen waarde dat er eerst dorre geraamten ; waren in de vallei die door Ezechiël werd gezien? ., . Indien zooveel als mogelijk is de kinderen worden onderwezen in hetgeen geschreven staat, verwachte toch niemand dat zq deze dingen als bq tooverslag geestelqk zullen kennen en beleven. Dat neemt niet weg dat hunne gedachten maar geoefend worden in de geopenbaarde Waarheid en dat hunne opvoeding zij in de lijn van 's Heeren Woord; dan is er toch «geluid", al is het geen geluid des Heiligen Geestes; dan is er toch „beroering", al is het geen roering des harten; dan naderen toch de beenderen tot elkander, dan zullen er zenuwen en vleesch zijn, ook al staan zq nog niet recht op hunne voeten als een machtig heir... Ezechiël heeft niet in eens de levende lichamen voor zich gezien.
Zullen wq dan het nauwlettend onderzoek in de Schriften verachten, ook al worden wq niet door den Geest in alle Waarheid geleid? Neen. Laat ons niet wijzer zqn dan de Heere. Hij formeerde den mensch uit het stof der aarde en daarna maakte Hij hem tot een levende ziel Dat wij toch de orde en den regel van 's Heeren Woord beminnen mochten, voor ons persoonlijk leven, voor ons huisgezin, voor onze kerk en onze maatschappq, maar wée ons als-wij dan daarbij bligven staan, eü daarmee tevreden zijn. Want met dit al zqn wij dan toch niet meer dan ontzielde lichamen, wel met zenuwen en vleesch en huid overtrokken, maar daar roerloos nederliggende iit de vallei der menschheid.
„Maar er was geen geest in hen."
O dat er in onzen geesteloozen tijd veel „profeten" waren, die als Ezechiël tot den geest profeteerden: Gij geest! kom 'aan van de vier winden en blaas in deze gedooden, opdat zij levend worden. Er zij niet slechts een spreken over den Geest, maar bovenal een' roepen tot en om den Geest. De Geest uit de vier winden, de alomtegenwoordige Geest, Die de geheele vallei der gedooden beheerschen en beïnvloeden kan, blazen in de gedooden!
Kinderen Gods, profeteert tot den Geest.
Doet het in dezen groeten en moeilijken lijd. Uw gebed vertrage niet. Uw gebed klimme op tot God, opdat de Geest loutere als een vuur, nederdale zachtkens als de dauw, als de regen stroome van boven.
Opdat Gods Woord bq vele waarheidlievenden Waarheid in het binnenste zq, En dan zullen zq met het Woord des Heeren op hunne voeten staan en zij zullen weten wat aij aan den God der Schrift hebben,
Kinderen Gods, profeteert tot den Geest, opdat Hij blaze in de gedooden. En het gebed zal dan niet eene reeks van woorden en ainnen zijn, maar de levende gemeenschap met Hem, Die alle dingen regeert en nimmer de teugefe heeft losgelaten. En in dat gebed zullen zq op hunne voeten staan, een gansch zeer groot heir, om als in een machtigen waterstroom den Heere aan te loopen. Hem smeekend om genade en ontferming voor ons volk en ons vaderland, voor onze kerk en ons huis.
Kinderen Gods, profeteert tot den Geest, opdat Hij blazö in de gedooden. En het geloof en het vertrouwen zal opwaken in kracht. Het zal geen dood geloof zijn, maar eene in mij geplante zielsovertuiging, dat God Zijn eeniggeboren Zoon ook voor mij heeft overgegeven, om mij van alle nood en dood te redden. Zou Hq dan met Hem niet alle dingen willen schenken ? ., .. Waar aldus de Geest in de gedooden blaast, daar staan zq op hunne voeten in de vallei waar eertijds de dood heerschte. Zoo is Gods volk, die kleine kudde, toch een gansch zeer groot heir, staande in het bewustzijn dat noch tegenwoordige noch toekomende dingen hen zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
Kinderen Gods, profeteert tot den Geest, opdat Hij blaze in de gedooden. En de strqd legen de zonde in hare talloos vele gedaanten zal het kenmerk dragen van den strijd des geloofs. Ach, er is zooveel strqd onder christelqke vlag die het kenmerk draagt van dèn strqd dezer wereld. Maar als de Geest blaast in de gedooden, zal hetwerkelqk gaan om de eere Gods, zal het werkelqk gaan om den zegevierenden loop van 's Heeren Woord. Het zal een strijd wezen tegen de Geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht en men zal krachtig in den Heere wezen en in de sterkte Zqner macht, met de wapenrusting Gods. Ja, de Geest blaze in de gedooden en 's Heeren Kerk zal wezen als een goed heir vaardig tot den krqg, staande in de vallei des doods.
Zoo maakt de Geest levend, in de kennis en in het gebed, in het geloof en in den strijd.
Toen voor het oog van Ezechiël daar doodsbeenderen lagen, droegen deze dorre gebeenten toch nog de herinnering met zich aan hun vroeger leven. Een doodsbeen is van iemand die geleefd heeft.
, Israël had vroeger den Heere gediend. Maar wat was er van dien dienst overgebleven.
ln den staat der rechtheid wandelde de mensch met Zijn God. Hq leefde met den Heere. Dat was zijn leven. Zie nu doet de Heere door Zijn levenwekkende Geest groote dingen aan het hart van den zondaar. Hij herinnert hem aan wat hij wezen moest en nu is. De Heere stelt door Zijn Geest ons altijd onze doodsbeenderen voor. Toen Hij de wereld schiep, was er niets. Maar als hq onze harten herschept, vindt Hq een zondig en schuldig levensbestaan. Daarbij bepaalt Hq ons. Dat moeten wij weten. En onze ziel zucht dan: onze beenderen zqn verdord en onze verwachting is verloren ; wij zijn afgesneden.... Maar als de Geest blaast in de gedooden, richt Hq ook den afgesnedene op en doet hem opstaaö in den Heere Jezus Christus. Door het geloof zijn wij dan éene plante met Christus geworden in de gelijkmaking Zqner opstanding.
Hq is opgestaan uit de vallei van den dood. Met Hem een gansch zeer groot heirl En wij herinneren u aan een ander gezicht: Na dezen zag ik en zie! een groote schare, die, niemand tellen kon, uit alle natiën en geslachten en volken en talen, staande vóór den troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte kleederen, en palmtakken waren in hunne handen en zij riepen met groote stem, zeggende: „de zaligheid zij onzen God, dïe op den troon zit en het Lam!"
Een menigte dorre doodsbeenderen is geworden tot een gansch zeer groot heir.
.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1918
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's