De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

20 minuten leestijd

De Volkskerk-idee.

IV. 

Degenen die Gods Woord hoogste autoriteit toeschrijven en de belijdenis der Vaderen in het midden van de Herv. Kerk zoo gaarne in toepassing zouden zien gebracht ; die dus zoo gaarne zouden willen ook, dat de Kerk zich opmaakte om Christus te eeren als Hoofd, de bediening des Woords recht te bewaren, de sacramenten rein te houden en de christelijke tucht toe te passen — die moeten zoo telkens ervaren, dat in de Herv. Kerk, die Volkskerk zijn wil, het heilig karakter van Gods Kerk in het gedrang komt en de goddelijke waarheid van 's Heeren Woord geweld wordt aangedaan, waardoor zij ook niet meer is een pilaar en vastigheid der Waarheid en niet meer staat als een stad op een berg.

Ze wordt heen en weer geslingerd en durft niet opkomen voor Gods eer, voor den Naam van Christus, voor de heiligheid van Gods Woord en van de Sacramenten — zoogenaamd om het volk te behouden ; maar in werkelijkheid, omdat ze niet meer wenscht te zijn de Gereformeerde Kerk, maar een Vereeniging van elk wat wils. En heel het reglementair systeem is er op gemaakt, om de kracht van de belijdenis te breken en de stem van Gods Woord te onderdrukken. Waarbij telkens ook schouderophalend gevraagd wordt : „wat is waarheid ? "

Nu moeten allen die Gods Woord liefhebben in het midden van de Herv. Kerk het kerkelijk probleem aangrijpen om te trachten om tot een goede oplossing te komen, opdat onze Herv. Kerk weer worde de Gereformeerde Kerk, die in het midden des volks komt te staan, als een verkondigster der Waarheid, getuigende van Jezus Christus en dien gekruisigd. En dan moet het probleem daar worden aangegrepen tot oplossing, waar de belijdenis, als historisch, wettig eigendom der Kerk gegeven en gelaten is.

We moeten niet gaan redeneeren alsof er vóór 1921 nog niets gepasseerd is en alsof we nu alleen te maken hebben met de meening van deze partij of het gevoelen van die richting, om zoo als met „blank papier"-te gaan werken.

Er ligt een geschiedenis ten opzichte van de Herv. Kerk achtet ons, en daar willen we mee rekenen en we willen de belijdenisschriften der Herv. Kerk als uitgangspunt nemen bij onze redeneeringen ; dat is het historisch gegevene.

Dat heeft men in 1834 en 1886 in beginsel óók willen doen.

Dat hebben Groen van Prinsterer, Moolenaar, Moorrees, Callenbach; Vos, e. a. ook gedaan.

Dat is ook geschied bij de actie die gevoerd is om de proponentsformule en de belijdenisvragen gewijzigd of gehandhaafd te krijgen.

Dat moet bij elke bespreking weer voorop worden gezet.

En dan komt de vraag : moet de Kerk een belijdende Kerk zijn ja, of neen ? • Waarbij de vrijzinnigen principieel geneigd zijn om te zeggen : de Kerk moet in deze vrij staan, zonder eenige beperking en die wil die kome om in haar midden te zoeken bevrediging van de godsdienstige behoeften

Dus geen omschreven belijdenis. Onbeperkte vrijheid.

Waarnaast de ethischen zullen komen staan, om te zeggen : -de Kerk moet wèl een belijdenis bebben, anders is het geen Kerk meer; maar een ruime belijdenis niet in den geest van de drie Formulieren van Eenigheid, maar in den geest van de twaah Geloofsartikelen b.v.

Wèl een belijdenis, maar de belijdenis van de Synode te Dordt verruimd ; want met veel in die drie Formulieren van Eenigheid kan men zich tenslotte niet vinden.

Waarnaast zich dan een derde groep zal vertoonen, de confessioneelen en de gereformeerden, die zullen zeggen : het historisch gegevene als uitgangspunt en grondslag en dan in den weg van een geordend kerkelijk leven, in gebondenheid aan Gods Woord, over die belijdenis spreken, om haar overal in toepassing te brengen en haar te handhaven, desnoods door den Christelijken ban, of de uitsluiting uit Christus' Gemeente wanneer men, onverhoopt, volhardt bij tegenovergestelde leeringen.

Die drie lijnen teekenen zich af in ons kerkelijk leven : de vrijzinnige, de ethische en de gereformeerde lijn.

(Wordt vervolgd.)

De uitvoering van het Reglement op de Predikantstractementen.

Maandag 20 Juni j.l. is te Arnhem een vergadering gehouden, waar kerkvoogden en kerkeraadsleden uit de classes Arnhem, Zutfen en Nijmegen waren samengeroepen om van gedachten te wisselen over de uitvoering van het Reglement op de predikantstractementen ; welke vergadering was belegd met de bedoeling een samenspreking te hebben met twee leden van den Raad van Beheer, n.l. ds. mr. B a r t e 1 s en Ingenieur van Voorst van Beesd.

Mr. B a r t e 1 s, de directeur van den Raad van Beheer, sprak eerst en begon met de uiteenzetting van de moeilijkheden van heden en toekomst der Kerk. Het is noodig — zoo zei hij — dat misverstand uit den weg wordt geruimd. Het Reglement treedt niet in de rechten van het Beheer, maar is geboren uit gemeen overleg met alle kringen. Het spreekt, dat de Synode zich er mee bemoeit, om den predikantenstand, om de Kerk te 'redden. Die twee staan onder de zorgen der besturen. De predikanten hebben hun positie  krachtens de bestuursorganisatie en voor die positie wordt gezorgd. Het bestuur is daarmee slechts een schrede verder gegaan op den weg van zorgen voor de predikanten nu het verklaart in de nieuwe bepalingen, dat dezen een behoorlijke bezoldiging moeten hebben. Dat is geen vreemde, in de Kerk niet passende maatregel, omdat er reeds allerlei de financiëele positie van den predikant rakende bepalingen in de reglementen voorkomen. De besturen zeggen : wilt gij een predikant hebben, dan moet deze althans een minimum salaris ontvangen, zonder zich te moeien met de inwendige aangelegenheden der beheerscolleges. Overleg is er, omdat de besturen gevoelen deze laatsten voor practische moeilijkheden te plaatsen, maar de beheerscolleges worden geheel vrijgelaten in de manier, waarop zij hun taak willen vervullen. Die samenwerking is een heugelijk teeken, omdat alleen uit harmonische samenwerking tusschen Beheer en Bestuur op den duur de oplossing van de financiëele problemen opgroeien kan. Spreker acht het ook redelijk, dat er egalisatie komt. De bestaande ongelijkheden in de tractementen moesten noodwendig leiden tot achterstelling van geestelijke en stoffelijke belangen. Dat de dienstjaren en de grootte van het gezin meetellen, raakt beginselen, die-tegenwoordig door ieder worden gerespecteerd, maar dan volgt de noodzakelijkheid eener centrale kas, die bijslagen geeft voor dienstjaren, kindergelden en desnoodig voor het minimum. Daardoor wordt geen enkele gemeente gedwongen bij beroeping rekening te houden met zuiver materiëele belangen van dienstjaren en kinderaantal en zullen die gemeenten geholpen worden, die zelf nooit in staat zouden zijn om de toeslagen op te brengen. De dieper liggende grondslag moet echter alles afdoen. We hebben niet te doen met enkele particuliere gevallen. Het gaat niet om deze of gene gemeente. Het gaat evenmin om dezen of genen predikant, maar om den predikantenstand. De geheele Kerk met hare dienaren moet geholpen. Het recht om daarvoor particuliere gemeenten aan te spreken, ligt in den band van het geheel. Eén enkele gemeente dankt haar geestelijk voortbestaan aan de Kerk. Indien men het beginsel, waar op de centrale kas gegrond is, negeert, zal het uitloopen op ontbinding der Kerk, waar tegen het nieuwe reglement maatregelen treft. Men brengt tegen dat beginsel in, dat het met die maatregelen de hand legt op voor plaatselijke gemeenten bestemde fondsen, waarmee de laatste wilsbeschikking van het voorgeslacht wordt aangetast, maar spreker stelt daartegenover, dat wij allen de geheele Kerk als erfenis ontvangen hebben van het voorgeslacht. Het particuliere moet bij den loop der ontwikkeling het algemeene niet in den weg staan. De bedoeling der erfenis is de bevordering van het Evangelie en van den bloei der Kerk.

Een van de voornaamste bezwaren acht spreker : de verschillende richtingen. Echter : ze zijn er, en al sedert lang. Hij begrijpt niet, waarom nu, bij dit onderwerp, plotseling het richtingsverschil op den voorgrond moet worden geschoven. Wat plaatselijk gebeurde, wordt nu algemeen. Dat is alles. Nergens is het heffen van een hoofdelijken omslag nog mislukt door massalen onwil. Een beroep op gezond verstand en billijkheid heeft bij verreweg de meesten succes gehad. De massa der gemeente staat er niet afwijzend tegenover, aan de enkelen kan men zich bij het groot belang niet storen."

Nadat mr. Bartels aldus gesproken had, verkreeg de heer Van Voorst van Beesd het woord en zei, dat hij eerst nadruk wilde leggen op het ondergeschikte van het belang der predikanten ; het gaat veel meer om het belang der Kerk en het belang der Kerk brengt mee, de predikanten in staat te stellen zich ten volle te kunnen wijden aan de vervulling hunner taak. We willen den bloei der gemeenten. Het geldt de taak der gemeenten, die dan ook geroepen zijn op te treden, maar vele gemeenteleden zijn totaal onkundig van de kerkelijk administratieve belangen. Een der lichtzijden is, dat de thans voorgestelde regeling bezig is de belangstelling wakker te maken waarvan het gevolg op den duur zal zijn, meer kerkelijk meeleven in al wat de Kerk geeft of vraagt. Sprekers doel is vooral praktisch in te lichten. Dat dit noodig is, blijkt uit door hem ontvangen brieven, waar in o.a. nu reeds steun werd gevraagd om een tractement voor het loopende jaar op peil te brengen, ofschoon ieder wet weten kan, dat de centrale kas eerst in 1922 in werking treden kan. Misverstand heerscht vooral over de taak van den Raad van Beheer. Het is ook een gevaarlijk woord, men voege er evenwel dadelijk bij : over de centrale kas. De Raad heeft niets te maken met beheer van kerkelijke goederen. Bij de behandeling van de voornaamste artikelen wordt de moeilijkheid besproken om te weten wie „leden" zijn. Register van burgeriijken stand, doopboek en lidmatenboek moeten geraadpleegd worden zal het de klasse bepalend aantal zuiver gevonden worden. De Raad heeft alleen te maken met de financiëele draagkracht der gemeenten. Thans heeft zij aan een 30-tal gemeenten dispensatie verleend om het minimum te betalen, maar daar is de onmacht duidelijk gebleken. Nu deze dispensatie verleend is, kan, ingeval van vacature, ook een beroep uitgebracht worden beneden het minimum, dat goedgekeurd wordt. Men heeft de vraag gedaan, wanneer een gemeente voldoet aan haar verplichtingen aan 'de centrale kas, ontvangt dan de predikant dier gemeente het volle bedrag voor kinderen en dienstjaren ? Hij antwoordt: alléén in geval alle gemeenten aan die verplichting voldoen. De uitbetaling geschiedt bij in gebreke blijven van sommigen pondsponds-gewijze, in overeenstemming met het principe dat aan de centrale kas ten grondslag ligt. Het minimum-tractement ligt feitelijk buiten de sfeer van den Raad. Deze bemoeit zich niet met de aangelegenheden in den boezem der gemeente. Ter illustratie leest spreker een correspondentie voor met een Geldersche kerkvoogdij, die den Raad van Beheer verzocht om vijf gemeenteleden, die onwillig waren den vrijwilligen hoofdelijken omslag te betalen, daartoe te dwingen, zoodat er meer gevaar bestaat voor de kerkvoogdijen om den Raad in eigen aangelegenheden te betrekken, dan voor den Raad om zich zeggenschap op het gebied van het Beheer aan te matigen. Naar aanleiding van art. 26 worden de moeilijkheden besproken bij surplus boven het minimum en de wegen aangegeven voor een billijke oplossing. Veel zqj voor de goede uitvoering van de bepalingen afhangen van samenwerking. De praktijk zal voor onvoorziene en niet geregelde gevallen plaatsen. Een weinig geduld verwacht spreker van allen, aangezien de nieuwe eischen niet terstond zijn te overzien of te verwezenlijken. Laten de predikanten dit ook bedenken en niet met extra-eischen komen. De kerkvoogdijen zullen alle krachten hebben in te spannen." Nadat de heeren mr. Bartels en Ir. van Voorst van Beesd gesproken hadden, volgde een uitvoerige, levendige discussie. Ook daaruit willen we hier een en ander overnemen, zijnde van algemeen belang.

Allereerst vroeg en verkreeg het woord mr. B a r b a s, kerkvoogd te Arnhem. Deze meent op een leemte te moeten wijzen in de wet. De aanbevolen samenwerking laat vee; te wenschen over. De predikanten moeten daartoe verplicht worden bij voorschrift. In Arnhem trekken zij zich terug, omdat ze geen reclame willen maken voor eigen zaak. Er is gezegd : geen zorgen maken, alsof die bezorgdheid van kerkvoogdijen ongegrond was. Hij wil als kerkvoogd zeggen, dat van betrouwbare zijde voor Arnhem e e n  a a ns 1 a g  g e n o e m d  w e r d, die in de duizenden loopt en niet te betalen is. Zoo wordt gehoorzaamheid aan art. 19 onuitvoerbaar en staat de Arnhemsche kerkvoogdij voor een non possumus. Hij dient protest in tegen dat zich niet begeven op het terrein van het beheer. Een dergelijk ingrijpen in de financiën raakt het meest vitale van de administratieve colleges.

Mr. Bartels komt dadelijk zijn verbazing uitspreken over dat c ij f e r. Er is nog geen stelsel zelfs aangenomen. Vóór 1 October a. s. kan er geen bedrag van aanslag genoemd worden. Wat het treden in de rechten van het beheer aangaat: de Synode houdt zich er buiten, vraagt alleen een behoorlijke bezoldiging voor de dienaren der Kerk. Indien dit niet geschiedt volgens de nieuwe wet, is er sanctie. Het zwaartepunt daarvan ligt in de bekende bepaling van het Reglement o.d. Vacaturen. Welke maatregelen verder genomen worden bij weigering kan de Raad van Beheer niet zeggen, dat moeten de besturen uitmaken. De gevolgen zullen ernstig zijn, maar de toestand is nu nog veel ernstiger. Er doen menschen dienst op een bezoldiging, waarvan ieder toestemt met een gezin onmogelijk te kunnen leven.

De heer Van Voorst van Beesd zegt : mr. Barbas begrijpt de strekking van art. 19 niet. Geen enkele gemeente, ook Arnhem niet, wordt verplicht tot wat ze niet kan. Zijn protest ging uit tegen wat niet bestaat. Het is zelfs andersom. Wanneer de gemeente onmachtig blijkt, dan zal haar bijdrage aan de centrale kas niet groot zijn en ontvangt zij voor haar predikanten den wettelijken bijslag. In elk geval : beginnen met naleving van de bepalingen. De gegevens zullen uitmaken of Arnhem kan. Dit zal over 't algemeen eerst langzamerhand blijken. Men kan er vooruit niets van zeggen. Een wettelijk voorschrift voor predikanten ? Neen. De Raad van Beheer is er t e g e n, dat de mannen van bestuur komen op het terrein van die des beheers! Ieder college heeft zijn eigen werk. Men moet de taak der kerkvoogden ongerept laten. (Slot volgt.)

Niet malsch.

Niet om ons met eens anders doen te bemoeien is 't dat we hier iets zeggen van de Confessioneele Vereeniging en haar laatste jaarvergadering te Utrecht. Maar omdat daar dingen gebeurd zijn, die van beteekenis zijn ook buiten de grenzen van die Vereeniging.

We bedoelen de kwestie tusschen de afdeeling Amsterdam van de Confessioneele Vereeniging en het Hoofdbestuur. I

We lezen toch in een verslag o.m. dit: „Naar aanleiding van het jaarverslag kwam een brief in van de afdeeling Amsterdam, waarin den voorzitter verweten wordt dat hij „te politiek" is en dat er bij hem is „een breken met alle beginselen", terwijl de Hoofdbestuursleden te lang zitting hebben"

Dat wordt zónder eenige voorkennis van het Hoofdbestuur, zonder eenige bespreking met de personen in kwestie rauwelings in de vergadering geworpen. |

Kan men zóó wel voorzitter zijn en blijven ? Kan men zóó wel lid van het Hoofdbestuur zijn en blijven ? Kan men zoo wel samenwerken ? Kan er zoo wel kracht en zegen van een Vereeniging uitgaan ?

En dat in een tijd, dat ieder die iets verder ziet dan z'n neus lang is, voelt en weet, dat we zulke ernstige tijden beleven, waarin het vooral ten opzichte van de oplossing van het kerkelijk vraagstuk blijkt, dat het zoo moeilijk is om te komen tot een reëel plan en een gemeenschappelijke overtuiging en gedragslijn. Dan gaat men elkaar toch zóó niet met modder gooien ?

Volkskerk.

In „Ons Kerkblaadje" schrijft de redacteur dr. Locher te Leiden, naar wiens woorden in betrekking tot het kerkelijke vraagstuk (om daar nu bij te blijven) we altijd graag luisteren, hoewel we 't ook wel eens anders zien dan hij, een artikel over Volkskerk, naar aanleiding van 't geen ons Bondsorgaan daarover gaf in een paar stukken. We laten het artikel van dr. Locher hier volgen :

De „Waarheidsvriend" begint een serie artikelen over de Volkskerk. Hij bestrijdt daarbij het begrip van Volkskerk, zooals het zeker soms wordt opgevat, dat dit namelijk eene Kerk moet zijn, waarin alles moet nagisten, wat in het volk leeft; eene Volkskerk kan dus geene belijdende Kerk zijn ; ze moet leervrijheid hebben, en alles dulden. Wanneer ze dan toch belijdende Kerk wil zijn, dan is dat eene volstrekte inconsequentie. Ze geeft met de ééne hand, wat ze met de andere neemt.

We geven dadelijk toe, dat eene Volkskerk in dien geest onmogelijk eene belijdende Kerk kan zijn. Eene Kerk mag niet Volkskerk willen wezen ten koste van God en Zijn Woord. En zulk eene Volkskerk, , die slechts denkt aan de massa en niet denk; aan Gods Woord, is ten doode opgeschreven. Eischt men in dien zin eene Volkskerk, dan gaan we niet mee.

Maar we mogen bij het begrip Volkskerk ook nog aan iets anders denken. Bij een „volk" denken we niet aan de massa hoofd voor hoofd, maar aan de natie als een geheel, een lichaam. En nu is het merkwaardig, dat de Heere Zijn boden heeft gezonden tot de V o 1 k e n. Er is iets, dat leeft in een volk, iets, dat het met het verleden verbindt. En wat ons volk aangaat, hebben wij eene bijzondere heerlijke historie. En nu mogen we ons niet tevreden stellen met enkele zielen, die zich bekeeren, maar we eischen ons volk als volk voor God op en voor Zijne Kerk. Onze natie heeft haar bepaald karakter. We zijn eene gedoopte natie. We zijn, in weerwil van zoovele Socialisten en Roomschen eene Christelijke Protestantsche natie.

Er behoort iets toe, het is schijnbaar tegen alles in, dat we in den Naam van Christus ons volk als volk niet loslaten, ook voor onze Kerk niet. En daaruit volgt juist niet, dat men in de Kerk alles over zijn kant mag laten gaan. Wel mag men geduld hebben met de arme schaapjes, zooals Zwingli het had. Wel snijde men niet de Kerk in stukken, maar zoeke te behouden, wat er te behouden is, beoefene men ook billijkheid. Maar, waar de liefde is, daar wordt ook een weg gevonden, om te zoeken wat verloren is. We zijn met dat volk zondig geweest. De toorn Gods rust ook op ons. We mogen ons niet meer in kleine groepen terugtrekken. Waar gemeenschappelijke schuld is, daar doet men niet als een, dien het niet aangaat. Maar, de zaak is toch, dat volk tot Christus terug te brengen. Nog staan we onder de massa. Al wenden velen zich af, we hebben het Woord, dat alle staketsels doorbreekt.

Als we zien op hetgeen voor oogen is, als we uitgaan van den mensch, van partijen en groepen, dan zullen we er niet komen. Alléén als we op Christus zien, heb­ben wij hope.  L.

Naar aanleidng van dit artikel zouden we willen opmerken, dat dus óók door dr. Locher het gevaar gezien wordt van een Volkskerk, die Volkskerk zijn wil ten koste van God en Zijn Woord.

En dat is de zonde onzer Herv. (Geref.) Kerk, bizonderlijk sinds 1816, in weerwil van de protesten van het Gereformeerde volk.

Hierbij zijn wij het met dr. Locher en hij  is het met ons eens, dat de Herv. (Geref.) kerk, God en Zijn Woord vasthoudend en daarbij en daaruit levend, ook niet zijn mag en clubje, kringetje of kerkje van den kleinst mogelijken omvang. Dat is de nauur der Kerk niet ; noch haar roeping dus.

Maar waar we nu juist met onze Herv. Geref.) Kerk tusschen die twee moeilijkieden zitten en hier de zonde en de nalatigheid Gods eer te na komt, het Verbond Gods ontheiligt en het volksleven schade berokkent, zouden we dr. Locher vriendelijk willen vragen : hoe komen we nu, met onze Herv. (Geref.) Kerk uit het moeras ? Welken kerkelijken weg moeten we hier )ewandelen ?

Dit probleem is moeilijk. Maar deze zaak wordt ons hoe langer hoe meer vlak voor de voeten gelegd —  daarom moeten we tot een oplossing komen ; we moeten weten wat wij, naar den eisch van Gods Woord bij de huidige practijken hebben te doen.

Daarom vragen we dr. Locher ook vrienelijk : zeg ons volk eens — of nóg eens — welken weg we uit moeten ?

De pluriformiteit der Kerk.

Over dit onderwerp schrijft ds. Knap in Oude Paden (dat altijd nog weekblad heet, hoewel 't om de veertien dagen verchijnt) 't volgende in de vragenbus :

Wij hebben onze denkbeelden ontvouwd ons geschrift De Kerk (Uitgave van J. H Kok te Kampen). Zeer in 't kort kunnen wij hier wel mededeelen, dat Gods Woord de é é n h e i d der Kerk op den voorgrond stelt, men denke slechts aan de beeldspraak van één tempel, één lichaam, één wijnstok met vele ranken. Het Schriftuurlijle ideaal is, dat deze eenheid, die in den diepsten grond geestelijk is, óók in het zichtbare uitkome. Maar nu de werkelijkheid ? Zij geeft weinig van die uitwendige eenheid te zien. Van de Reformatie af heeft de Protestantsche Kerk zich gesplitst : er is een Gereformeerde, een Luthersche, een Doopsgezinde Kerk opgekomen, zoodat wij in de werkelijkheid vanaf de Hervorming (en ook reeds in de Roomsche Kerk vóór de Hervorming) de pluriformiteit zien optreden. Dit zijn nuchtere feiten. Zij zijn heel wel te verklaren : wij leven namelijk in een zondige wereld, die haar oorspronkelijke éénheid verloren heeft en in brokstukken uiteenligt (volken, talen en tongen). In zulk een verbrokkelde wereld toont het heilige en geestelijke zich, helaas, ook niet meer in zijn oorspronkelijke gaafheid, het verbrokkelt zich over vele groepen en kerken, bevreemdend is het dus niet. Maar 't is en blijft een gevolg van de zonde, die het harlonische leven der menschheid verstoord leeft. Wij moeten er ons eigenlijk over verwonderen, dat er zooveel van hét geesteijke leven is overgebleven, al is het in beken en beekjes verdeeld, terwijl het ideaal én machtige levensstroom was. De feiten liggen er echter toe. Natuurlijk is dit deelings-procès niet buiten Gods voorzienig bestel omgegaan. Voor zoover het een kortzichtig mensch gegeven is Gods wil in dezen na te speuren, schijnt het zijn bestel te zijn om langs den weg der pluriformiteit het ; geestelijke leven te leiden naar de verwerkelijking van het eenheidsideaal. Toch dient er op gewezen, dat niemand dit met zekerleid weet. 't Is ons niet geopenbaard, terwijl de van God gewilde éénheid wél geopenbaard is. Hieruit volgt, dat wij de pluriformiteit wel kunnen aanvaarden als een feit, maar er ons toch nooit bij mogen neerleggen als bij een normalen toestand, en haar nog minder mogen bevorderen. Inplaats van de formatie van vele kerken in de hand te werken, en dan nog soms van kerken, die nagenoeg hetzelfde belijden, hebben wij alle krachten in te spannen de oorpronkelijke éénheid te doen uitkomen voorzoover dit mogelijk is. Voorloopig hebben de geloovigen, die op het ééne fundament staan, elkaar over de kerkmuren heen de broederhand te reiken, in afwachting van den tijd, dat zij allen in één kerkverband saam zullen wonen, dit is heiliger weg dan om elkander verdacht te maken en nergens iets uit den Heiligen Geest te willen zien dan in de eigen kerkgemeenschap.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's