De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

27 minuten leestijd

II.

Uit de Synode.

We willen voorzichtig zijn tegenover het hoogste College in onze Herv. Kerk — maar 't lijkt ons toch toe, dat de werkwijze daar in Den Haag wel voor verbetering vatbaar is. Het komt ons ten minste voor, dat de manier waarop nu gewerkt wordt allerongelukkigst is te noemen. Wat lange verslagen in de groote dagbladen ; maar als 't gefiltreerd wordt, dan blijft er niet veel over. Kan er nu werkelijk niet eens radicaal verandering komen? We zullen maar moed houden

Mede door steun van het Fonds „Aanpakken" kon het minimum tractement in onze Herv. Kerk nu gebracht worden op ƒ 1400.— plus vrije woning en ƒ 50.— voor belasting. Natuurlijk zijn hier de z.g.n. persoonlijke toelagen niet onder begrepen. Ieder zal evenwel wel voelen, dat, waar een metselaar nu zoo ongeveer ƒ 70.— a ƒ 80.— in de week kan verdienen, het voor een dominé wel een beetje weinig is, om het met minder dan de helft te moeten doen. Ook hier vragen toestanden om radicale veranderingen.

Uit de Algeméene Weduwen-en Weezen beurs werd aan 372 weduwen, 7 minderjarige kinderen en 24 erven een bedrag van ƒ 91.000.— uitgekeerd. Voor het nieuwe jaar is de uitkeering .bepaald op ƒ 250.—.

Uit „de Algeméene Kas" bestrijdt de Kerk de onkosten, die zij heeft te maken ten behoeve van haar bestuur. Hieruit worden betaald de reis-en verblijfkosten of presentiegelden van de leden der Synode en der Synodale Commissie, het salaris en de bureaukosten van 'den secretaris der Synode, de reis-en presentiegelden van de leden der Provinciale Kerkbesturen en der Classicale Besturen, de honoraria en 'bureaukosten van de secretarissen dezer beide Besturen, de kosten der Kerkvisitatie, toelagen voor d' Classicale Vergaderingen en aan de Ringen, drukloonen, enz., (Zie art. 12 van het Regl. op de kosten voor het Bestuur der N. H. K.)

Deze kas staat er blijkbaar niet al te best voor, daar de uitgaven veel hooger zijn dan de inkomsten. En aangezien de inkomsten, behalve van het Rijk moeten komen door , , bij dragen van de Gemeenten der Ned. Herv Kerk" (art. 5 van het Reglement op de Kosten) is op 'voorstel van de Synodale Commissie door de Synode besloten de quota over 1921 met 10% te verhoogen.

De „Generale Kas", die behalve door vrijwillige bijdragen door de „kwartjes" der lid maten (een kwartje is het m i n i m u m) gesterkt wordt, kon dit jaar bijna ƒ 50.000.beschikbaar stellen om allerlei kerkelijke belangen te steunen.

Er is een lijst opgemaakt van de gemeenten, ingedeeld naar de classes, die de laatste jaren weinig of niets voor de Generale Kas hebben bijgedragen. Wat men met die „zwarte" lijst doen zal, is nog niet vastgesteld.

Met de nieuwe week (5de zitting op Maandag 25 Juli) ging men van de financiëele zaken over op een ander terrein. Tot predikant-lid der Synodale Commissie werd 'benoemd ds. Tammens, van Zuidbroek. De Modernen mogen niet vergeten worden. De heer Kr. Timmers, van Klundert, oud-Synodelid, van Confessioneele beginselen, is mee gekozen. Modernen, Ethischen — ook een Confessioneel. Nu straks (of over 100 jaar ? ) nog een Geref. Bondsman

Tot leden van het bestuur van „Valken­heide" werden herbenoemd : mr. J. A. Lisman te Den Haag en mr. W. F. E. Spiering te Breukelen.

Tot lid van den Raad van Beheer voor de Predikantstractementen werd herbenoemd mr. j. H. Bybau te Roermond.

Tot leden van den Raad van Beroep in zake de Predikantstractementen werden benoemd mr. H. C. Dresselhuys te Den Haag, mr. A. van der Hoeven te Rotterdam en mr. R. del Campo te Den Bosch.

Wat dat laatste College betreft, zij er even aan herinnerd, dat de Raad van Beheer straks elke Gemeente naar draagkracht zal aanslaan om jaarlijks een 'bijdrage te storten voor de kas voor de predikantstractementen, waaruit o.a. de tweejaarlijksche verhoogingen en kindergelden zullen worden uitbetaald aan de predikanten.

Nu is er in verband met dien aanslag naar draagkracht volgens art. 15 van het Regl. op de Predikantstractementen een Raad van Beroep ; aan haar is opgedragen de beslissing ingeval van bezwaren tegen de door du Gemeente te betalen bijdragen. Deze Raad van beroep bestaat v.g.l. art. 16, uit drie leden, die benoemd worden door de Synode voor den tijd van 3 jaar. Ieder jaar treedt één hunner af volgens rooster ; doch ze zijn herkiesbaar.

Door ds. Tammens wordt rapport uitgebracht over een voorstel van het Classicaal Bestuur van Winschoten, tot wijziging van art. 27 Reglement Diaconieën. Het geldt hier de bestaande bepaling, volgens welke een afschrift van de Diaconie-rekening twee maanden na de vaststelling bij het Classicaal Bestuur moet worden ingediend, te veranderen aldus : „De kerkeraad zendt jaarlijks vóór 1 Mei aan het Classicaal Bestuur een behoorlijk gewaarmerkt extract uit de Diaconie-rekening, waaruit blijkt, zoowel de aard en het bedrag der inkomsten, als die der uitgaven."

De bedoeling is, aan de kerkeraden de moeite van een afschrift, in extenso te besparen en tevens voor de Classicale Besturen de gelegenheid te openen tijdig opmerkingen over de rekening aan de kerkeraden te doen toekomen.

Met algeméene stemmen wordt deze wijziging voorloopig aangenomen, en in handen van de commissie voor eind-redactie gesteld.

Dat wordt dus voor de Classicale Vergadering van het volgend jaar een punt van de agenda!

Ds. Prins brengt" rapport uit over de consideratiën betreffende de voorloopig aangenomen wijziging van art. 16 3°. Syn. Reglement voor de kerkeraden. Volgens deze verandering moeten niet alleen de w ij z i g i n-g e n in een ligger van het predikantstractement, maar ook de liggers zelven goedgekeurd worden door het Provinciaal Kerk'bestuur, terwijl aan dat Bestuur een afschrift van den ligger behoort te worden gezonden. Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten deze verandering aan de hoofdelijke stemming der Provinciale Kerkbesturen te onderwerpen.

Deze bepaling zal dus 15 Jan. 1922 wel in werking treden. Ze is op de laatst gehouden Classicale Vergadering overal met bijna algeméene stemmen goedgekeurd.

Ds. Bongers rapporteerde over een voorstel van het Classicaal Bestuur van Gouda, tot bepaling van het bedrag, ihetwelk den Ring toekomt voor de waarneming van het predikwerk en het herderlijk werk in tijden van vacature. De thans uitgekeerde bedragen zijn dikwijls te gering in verhouding van de uitgaven, die de predikanten hebben.

De conclusie van het rapport was afwijzend, omdat men geen algemeen geldenue regeling kan maken.

De vergadering vereenigde zich met die conclusie en dit voorstel is dus 'hiermee van de baan.

Kennis wordt genomen van het rapport over eene samenkomst, welke Dinsdag 26 Juli in het gebouw der Synode heeft plaats gehad tusschen afgevaardigden van den Raad van beheer en commissieleden der Sy­node. Het rapport wordt uitgebracht door den heer Tammens en heeft betrekking op verschillende aangelegenheden betreffende uitvoering van het Reglement op de predikantstractementen.

Dezelfde rapporteur brengt verslag uit van eene samenkomst, welke onder leiding van den president der Synode in het begin des jaars is gehouden met leden van het Algemeen College van Toeziaht, ten einde zoo mogelijk te komen tot overeenstemming in zake de regeling van h e t b e h e e r.

De heer P. Flieringa rapporteert over een verzoek van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht om advies betreffende den overgang van lidmaten naar de Waalsche gemeente aldaar. Het geldt hier de vraag, of aan bedoelde lidmaten attestatiën of bewijzen van lidmaatschap moeten worden afgegeven. De rapporteerende commissie is van oordeel, dat hier niet mag worden afgeweken van art. 13 al. 2 Alg. Reglement, hetwelk bepaalt, dat de kerkeraad zich om voorlichting behoort te wenden tot het Classicaal Bestuur. Het Classicaal Bestuur van Utrecht zou zich terecht kunnen beklagen, indien hier advies werd gegeven buiten dat bestuur om.

De Synode vereenigt zich met de conclusie van het rapport.

Ter inzage worden gelegd verschillende verzoeken om een „dag van verootmoediging" uit te schrijven, en aan te dringen op viering van den Hervormingsdag Daarna werd verslag uitgebracht van den arbeid onder de Nederlanders in Duitschland.

Te Duisburg werkt de heer B. Kooijman Jr. Te Dusseldorf is het werk in het eind van het jaar stil gaan staan. Nauwelijks tien menschen wonen er de godsdienstoefening bij. Te Emmerik en te Gronau kon de arbeid evenwel worden voortgezet, evenals te Kleef waar dr. A. van der Flier werkzaam bleef. Voor dezen arbeid in Duitschland werd in 1920 aan bijdragen en giften ontvangen ƒ2848.59, terwijl uit de Generale Kas ƒ 1000 werd toegevoegd. De uitgaven bedroegen ƒ 3001.831/2.

Vervolgens neemt de Synode kennis van verschillende mededeelingen d e r c o-m m i s sie voor het onderhoud en van betrekkingen met buitenlandsche Kerken. Deze commissie bestaat uit de heeren dr. G. J. Weyland, president; dr. F. M. Th. Böhl, dr. A. Eekhof, ds. G. E. M. Picard, dr. N. van Wijk en dr. J. A. Cramer, secretaris. Overeenkomstig het advies dier commissie is het restant van de collecte voor de Hongaarsche protestanten volgens een voorgesteld plan verzonden en verdeeld onder de kerken van Hongarije. Dr. J. A. Cramer vertegenwoordigde de Synode bij de eerste voorbereidende oecumenische conferentie te Geneve d.d. 27 Sept. 1920 en dr. W. J. Aalders nam deel aan de tweede conferentie te Peterborough (Engeland).

Het is duidelijk, dat het van groot belang is, de betrekkingen met de buitenlandsche kerken te onderhouden. Doch moeilijk is het in de kosten te voorzien. Ook is ernstig de vraag overwogen, of er zal kunnen worden voortgegaan met het verleenen van hulp aan de protestanten in het buitenland. Besloten is een collecte te organiseeren voor de Protestantsche gemeenten dn Weenen en om streken. De nood van de Protestanten is daar buitengewoon groot. De hoogleeraren Van Nes en Aalders deelen het een en ander mede van wat zij in Weenen hebben gehoord en gezien.

Ds. Van der Grient rapporteert over de Tabellarische Verslagen der examina. Er zijn 19 candidaten tot de evangeliebediening toegelaten, en 3 predikanten, waarvan 2 uit de gereformeerde .kerken en 1 uit de Remonstrantsche Broederschap gekomen zijn.

De hoogleeraar Van Nes vraagt naar de resultaten van het gewijzigd proponentsexamen. Prof. Aalders meent dat de studenten de wijzigingen wel op prijs stellen. Verschillende leden der Synode, die reeds jaren lang proponentsexamen afgenomen hebben, de heeren Tammens, De Haan en Van Paassen, vertellen van hunne ervaringen. Er wordt vooral gewezen op de gebrekkige kennis van de Bijbelsche Geschiedenis der candidaten. Het examen is, naar het oordee! der examinatoren, veel gemakkelijker geworden. De president spreekt uit dat de kerk verwacht-dat aan de academie goed gestudeerd wordt en de kerkelijke hoogleeraren strenge eischen stellen. Het blijkt, dat er weinig theologische studenten zijn. Het getal vacatures stijgt daardoor gedurig.

In de 9de zitting is Vrijdag 29 juli een en ander verhandeld, dat de aandacht trekt ; we bedoelen het vrouwenkiesrecht in de K e r k èn de vergaderingen van de Synode voor de Pers toegankelijk  te stellen. '

We weten van de Classicale Vergaderingen nog, dat de Bond van Godsdienstonderwijzeressen een verzoek bij de Synode wilde indienen tot wijziging van art. 3a van het Alg. Regl., waarvan de 'bedoeling is „ook aan de zusters der Gemeente stemrecht te verleenen." Vele adhaesiebetuigingen zijn intusschen ingekomen. Zooals gewoonte is, worden dergelijke voorstellen in handen gesteld van „een commissie voor nieuwe wetsvoorstellen"; welke commissie dit jaar bestaat uit de heeren : prof. Aalders, ds. Van Paassen, ds. Bongers, ouderling Tromp, ds. Tammens, ds. Franke en dr. Deeleman. Deze commissie bleek, op één lid na, algemeen vóór inwilliging van dit verzoek der dames godsdienstonderwijzeressen en stelde daarom aan de Synode voor de gevraagde wijziging aan te brengen. Het ééne commissielid dat er tegen was, meende, dat het noch in het belang van de vrouw noch in het belang van 'de Kerk was, wat gevraagd werd. De meerderheid van de commissie wil intusschen niet verder gaan dan a c t i e f stemrecht ; d.w.z. dat de zusters der Gemeente wel zullen mogen stemmen, maar dat zij niet verkiesbaar zijn tot eenig ambt. (Geen passief kiesrecht dus). De Synode heeft deze zaak direct in behandeling genomen en met 16 tegen 3 stemmen is de conclusie van het rapport aangenomen.

Op de a.s. Classicale Vergadering zal dus dit Synodale voorstel inzake vrouwenkiesrecht in 'behandeling komen, om alzoo het oordeel der Kerk over deze kwestie te vernemen. Daarna zal de Synode van 1922 er opnieuw over moeten beslissen. Waar het besluit nu met zóó groote meerderheid genomen is — en dat niet voor het eerst — is het meer dan waarsahijnlijk, dat we januari 1923 het vrouwenkiesrecht in onze Herv. Kerk krijgen

Een tweede belangrijke zaak is het openbaar maken van de vergaderingen der Synode. We lezen daarvan het volgende in het Synode-verslag :

De heeren De Vrijer, Klein Wassink en Boer hebben eene toevoeging voorgesteld aan art. 59 Algemeen Reglement. De bedoeling is in 'de vergaderingen van de Synode de Pers toe te laten.

De heer Aalders rapporteert over het voorstel. Hij oordeelt dat de pers het publiek dient en niet de Kerk en stelt daarom voor het verzoek af te wijzen. Eén lid van de rapporteerende commissie wil toegang verleenen aan een afgevaardigde van de Classicale Vergadering.

De Secretaris wil uitgesproken zien dai de Kerk recht heeft te weten wat in de Synode gebeurt. Hij zou het beginsel aangenomen willen zien dat de pers toegang krijgen zou tot de vergaderingen der Synode. Wij moeten niet den indruk maken van een „onder onsje." Er zijn natuurlijk dingen, die niet gepubliceerd-moeten worden, maar een bekwaam reporter weet dit wel te onderscheiden. De secretaris zou geen reglementstoevoeging willen, maar wel een commissie, die beraadslagen moet op welke wijze aan den wenk der heeren De Vrijer c.s. gehoor moet gegeven.

De vice-president, ds. De Haan, acht de zaak onnoodig, daar leden der Synode voor de pers verslagen geven, waarin alles staat wat de leden der Kerk belang inboezemen kan. De conclusie van het rapport wordt aangenomen en het verzoek dus gewezen van de hand.

De oorzaak van verval in de Kerk.

Op maatschappelijk en op staatkundig gebied heeft de Revolutie van 1795 een groote verandering te weeg gebracht. Veel is weggevaagd als op den adem van den wind. En de rechten van den mensch zijn geproclameerd.

Ook op kerkelijk terrein is veel veranderd. De rechtzinnige leer werd overal tegen gestaan en .omdat het veelszins ook niet anders was als dor hout, is de massa van het oude 'beroofd en overladen met nieuwe leeringen, die niet naar Gods Woord waren. Slechts een klein getal getrouwen wend gevonden. Maar hun woordvoerders waren niet vele en hun invloed was , gering. De Gereformeerden werden overal teruggedreven in hoeken en gaten en het volksleven werd door anderen beheerscht.

De Kerk zelve draagt hierin groote schuld Zij heeft niet genoegzaam geleefd uit en gewaakt voor het pand haar toebetrouwd en zoo is haar ontroofd, wat haar tot een sieraad en kroon was..

In de groote worsteling om recht en vrij­heid in de 16de en 17de eeuw was het Calvinisme de bezielende kracht geweest waardoor-de vrije republiek was gevestigd, een krachtig volksleven was gegrond en een irenisch, gezond kerkelijk leven was opgebloeid. In het midden der 17de eeuw bereikte de Gereformeerde Kerk en de Republiek der Nederlanden haar hoogsten bloei. Met bewondering zagen de Kerken in andere landen op naar de Gereformeerde Kerk van Nederland, 't Woord der vrije genade Gods werd alom gepredikt en geprezen als het onwaardeerbaar licht, waarbij alle rangen en standen wilden wandelen. De belijdenis der Kerk en hare ordeningen legden getuigenis af van het bezielende geloofsleven, In de Gereformeerde Kerk van Nederland mocht het fundament en de sterkte zijn van den Staat, terwijl van heind' en ver kwamen om met Nederland handelsconnecties aan te knoopen of neer te zitten aan de voeten van Nederlandsche geleerden.

Deze uitwendige voorspoed, toen kunsten en wetenschappen bloeiden, was direct of indirect het gevolg van de machtige actie door het Calvinisme ontwikkeld. Kerk en Staat waren nauw met elkander verbonden. Wel was de Gereformeerde Kerk geen Staatskerk, maar toch de bevoorrechte, de publieke, de heerschende Kerk. Allen, die geen lid waren van de Gereformeerde Kerk, waren uitgesloten van openbare ambten en bedieningen. Gevolg hiervan was, dat het lidmaatsöhap der Kerk een zaak van fatsoen werd en dat zeer velen zich wel .bij de Kerk voegden, maar geenszins den Gereformeerden godsdienst van harte aankleefden. Heel de natie heette Gereformeerd, de doop werd bediend aan allen zonder onderscheid en wijl de tucht bezwaarlijk kon worden gehandhaafd, ja, vele predikanten zelfs de behoefte niet gevoelden tucht toe te passen en ook vele gevallen voorkwamen dat de Overheid de uitoefening van de tucht belemmerde, kreeg men zulk een staat van het kerkelijk leven, dat de praktijk geenszins klopte op de belijidenis en hetgeen de Kerkorde voorschreef.

Door het streven om geheel het volk in de Kerk op. te nemen, waarbij het verbond der genade geheel formeel en uitwendig werd opgevat, om te doopen alles wat in het doophuis binnengebracht werd, 'verloor de Kerk haar sieraad en kraöht, en kon zij den verkeerden invloed, die van buiten op haar inwerkte, niet afweren.

Als reactie komt dan het Labadisme op. Jean de Labadie en zijn volgelingen ergerden zich aan de onheiligheid der Kerk, uitkomend in het leven der leden, die in menigte niet overeenkomstig de belijdenis ziel. openbaarden in handel en wandel. En waar de sacramenten van Doop en Avondmaal werden misbruikt, kwamen ide Labadisten tot de leering, dat de Kerk alleen maar bestaan mag uit heiligen, om dan ook zich van de verbasterde Gereformeerde Kerk af t. scheiden. (Jean de Labadie werd in 1669 afgezet en stierf in 1674).

' Verval treedt overal in 't lic'ht. Lees maar eens wat jodocus van Lodenstein (± 1670 predikant te Utrecht) schrijft in „Beschouwinge van Zion." En anderen klagen niet minder.

Een dorre en doode prediking vond men vrij algemeen. Er waren er nog wel, die iets anders kenden, en zochten, maar die moesten het veelal buiten de Kerk zoeken. Het Arminianisme groeide. Allerlei vrijgeesten wonnen veld. De orthodoxe leer werd nog wel officieel bewaard, maar de Gereformeerden die altijd gestaan hadden aan de spits van de beweging, werden nu conservatief, wantrouwden de nieuwe denkbeelden, maar-verstonden niets van de dieper liggende beginselen van .het Calvinisme en misten het heroïsme des geloofs.

Antinomiaansche, labadistische en piëtistische denkbeelden werden in de 18de eeuw aanvaard, zonder dat men verstond dat dit van Ihet Calvinisme afwijkende gevoelens waren.

En toen kwam in 1795 de storm der Fransche revolutie en veel werd weggevaagd. Kleinzielige, kinderachtige twisten tusschen steden en provinciën stoven weg als kaf voor den wind. Oude toestanden, overgeërfde vooroordeelen enz., verdwenen. Dammen en dijken werden als doorgebroken. Met groot enthousiasme werd de revolutie door het ontzenuwde volk begroet. Het jubelde - over den dageraad der vrijheid en predikanten jubelden mee rondom den vrijheidsboom.

Als een oordeel Gods kwam de revolutie. Zij was noodig, vanwege 'de vele ongerechtigheden die schreiden tot God.

Zij was een orkaan, die de lucht zuiverde. Maar wijl haar beginsel voortkwam uit den afgrond en zij brak met het recht Gods en de waarheid in Zijn Woord geopenbaard, bracht zij de vergoding van het schepsel en werd zij een ramp, die vreeselijk is te noemen. De Kerk bleef temidden van dat alles staan als een dood geraamte. Alle ordeningen Gods werden omgekeerd. Als steunpunt bij alles werd gegeven de macht van des menschen verstand en de wil des volks.'

En de Kerk kwam niet op voor de eere van haar Koning. Zij stond daar niet als verkondigster van Gods Waarheid. Zij zweeg stil. Of zong mee in het koor van vrijheid, gelijkheid en broederschap.

God en Zijn Woord werd verworpen. Algemeene verdraagzaamheid werd gepredikt en was geliefd. De grenzen die waarheid en leugen scheiden, werden verdoezeld of weggewischt. Ook werd de Kerk weggestooten van de plaats waarop zij gestaan had als heerschende of bevoorrechte Kerk De Nationale Vergadering van 1796 kondigde 'radicale scheiding van Staat en Kerk af. Totdat de oppermacht van de revolutie ook weer uit was en de Kerk in 1805 onder het Departement van Binnenlandsohe Zaken werd gesteld.

Oranje keerde weer en onze vrijheid werd hersteld in 1813. Doch de geest bleef de zelfde onder ons volk. De revolutie was in de ruwe openbaring harer beginselen gestuit. De Republiek werd een Koninkrijk. Maar de leidslieden des volks stonden in hun denkbeelden over het Staatkundig maatschappelijk, godsdienstig en kerkelijk leven nog onder den invloed der revolutionaire beginselen. Men keerde in 1813 en daarna, bij den wederopbouw van Staat en Maatschappij niet terug tot de gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord. Men was liberaal en vrijzinnig ; men volgde den weg, dien de wijzen dezer eeuw aanwezen, handelend naar hetgeen hun verstand leerde ; daarbij zoekend het welzijn en het nut van het algemeen.

Daarom ook juist wilde men den godsdienst in eere houden ; de bescherming van den godsdienst wist men in het belang van den Staat te zijn en noodig voor de rust van het volk.

Maar daarmede was ook uitgesproken, dat de Kerk dienares van den Staat moest zijn en moest worden ingericht op de basis van verdraagzaamheid tot nut van het algemeen. Waarom de koning in 1816 ook geen bezwaren zag, om zelf in te grijpen in het leven der Kerk, door af te schaffen wat altijd 't wettig eigendom der Gereformeerde Kerk was geweest, haar opleggend wat geheel met het wezen der Gereformeerde Kerk in strijd was en alzoo een bron van ellende moest worden. Gelukkig is de reactie, het protest tegen deze richting in Staat en Kerk nooit geheel achterwege gebleven. Maar het, is te zwak geweest en het kon telkens, door allerlei oor zaak, betrekkelijk makkelijk den kop ingedrukt worden.

Toch was er reactie en hoorde men protest. Hetwelk groeide en toenam. En ook nu moet het ons te doen zijn om principieel andere wegen in te slaan ten opzichte van onze Herv. Geref. Kerk, naar uitwijzen van de beginselen van Gods Woord en onze kerkelijke belijdenis.

Niet de neutrale, liberale beginselen, maar de Bijbelsche.. Christelijke, Gereformeerd-Protestantsche beginselen moeten de leiding hebben en meer en meer krijgen.

Men houdt van verandering.

In het midden van. de Vereeniging »De Biltsche Kapel«, die te Bilthoven en Den Dolder (Utr.) godsdienstoefeningen organiseert waarbij Ned. Herv. predikanten (en professoren) voorgaan, is kort geleden voor de vraag gesteld, of men zou overgaan tot het beroepen van een eigen predikant of dat men zou blijven voortgaan om des Zondags de beurten te laten vervullen door predikanten van elders. Algemeen bleek men toen van gevoelen, dat het niet aanbevelenswaardig is, om een eigen predikant te beroepen, omdat de verscheidenheid van predikanten, die thans des Zondags optreden, het groote aantrekkingspunt vormt voor zéér velen, en men betwijfelde, of het bezoek wel zoo druk zou blijven, indien week aan week een zelfde predikant optrad.

Dit besluit maakt geen gunstigen indruk. Wat is nu eigenlijk de beweegreden van het naar de kerk gaan van velen te Bilthoven ? Eenvoudig, dat men telkens weer eens een anderen spreker hoort. En we kunnen niet zeggen, dat zulk kerkgaan nu zoo héél hoog geschat mag worden.

We meenen, dat er andere, diepere beweegredenen, behoeften en begeerten mochten zijn om tot zegen op te gaan naar Gods huis en neer te zitten onder de prediking van Gods Woord.

Onwillekeurig denkt men, als men hoort hoe men er te Bilthoven over denkt, aan Handelingen 17 vers 21. En het komt ons nog altijd voor, dat het hooger staat, als men mag getuigen, dat het te doen is om de Schriften te onderzoeken en te hooren van het Evangelie van Jezus Christus, waarbij zooveel mogelijk de „spreker" wegvalt.

Daarom betreuren we - afgezien van alle andere dingen, waar nog wel over te spreken zou vallen, naar we vermoeden — het besluit van de Vereeniging »De Biltsche Kapel.« Waar ook dit nog bij komt. Is er alleen des Zondags een dominé noodig in het zich sterk uitbreidend nieuwe dorp Bilthoven ? 

Men is daar toch niet van 't gevoelen : 's Zondags éénmaal naar de kerk, als er een goed „spreker" is, die de Kerk niet te laat laat uitgaan — en dan komt 't er verder in de week zoo niet op aan ?

Is er in een gemeente niet naast den leeraar een herder noodig ? Voor de catechisaties, voor huis-en ziekenbezoek is het toch noodig, dat men een eigen herder en leraar heeft ?

We hopen, dat we ons vergissen.

Maar we moeten eerlijk zeggen, dat we na het publiceeren van het bewuste bericht van den kring »De Biltsche Kapel« niet zoo'n verhevene gedachte kregen.

Dat staan naar die verscheidenheid en dat hunkeren naar verandering en dat azen op telkens iets anders te hooren — dat bevalt ons niet. En dat men de noodzakelijkheid van een eigen herder en leeraar niet voelt, ook om de wille van de vele wekelijks terugkeerende werkzaamheden in de gemeente — dat vinden we jammer.

Zouden er meer kringen zijn, waar men er zoo over denkt : lederen Zondag' weer een ander te hooren is aangenamer dan een eigen predikant te hebben ?

't Zou jammer zijn, en heelemaal voeren uit Gods weg, die naar Zijn Woord is.

Volkskerk of Gereformeerde Kerk?
Aan dr. Locher, die in »Ons Kerkblaadje« over onze artikelen „de Volkskerk-idee'" schreef, stelden wij een vraag. Daarop heeft hij aanstonds geantwoord. Wij hebben toen weer wat gevraagd.'En daarop is weer een antwoord gevolgd. Dat tweede stukske uit »Ons Kerkblaadje« laten we hier volgen. Het luidt aldus :

De Waarheidsvriend neemt ons antwoord over. We komen elkander nader. Alleen vraagt de Waarheidsvriend, of we niet beter doen, van Gereformeerde Kerk te spreken en niet van Volkskerk.

Als men mij vraagt, hoe ik onze Kerk wil beschouwd zien, dan antwoord ik : als Gereformeerde Kerk, als de voortzetting van de oude, naar Gods Woord Gereformeerde Kerk hier te lande. Dat moet het punt van uitgang blijven. Als we de „Volkskerk" het punt van uitgang maken, dan loopen we mis Alleen zeggen we dit : Juist omdat onze Kerk Gereformeerd is en niet b.v. Doopsgezind of desnoods Luthersch, mag zij niet tevreden zijn met de bekeering van een zeker aantal individuen, maar ziet zij op het geheel. Ze eischt krachtens het genadeverbond de natie als natie voor God op. En historisch staat ze hier toch in eene heel andere verhouding dan b.v. de Hervormde Kerk in België, een overwegend Roomsch land.

We aanvaarden niet absoluut de alternatieve : Gereformeerde Kerk of Volkskerk. En we gelooven met elkander overeen te stemmen, als we twee afwijkingen veroordeelen: Het behouden van eene Volkskerk ten koste van Gods Woord, en het loslaten van de natie als geheel, het zich terugtrekken in kleinen kring. Daarbij zullen we, wat het accent aangaat, nog wel eenig verschil houden, doordien de Waarheidsvriend op het eerste en wij op het tweede iets meer den nadruk leggen.

Gods leiding is voor de Kerk in verschillende omstandigheden verschillend, en of die leiding mogen we ook acht geven. Maar vooral : Onze Kerk is de naar Gods Woord Gereformeerde Kerk hier te lande en dient daarom aldus „gereformeerd" te worden, dat hetgeen niet naar - Gods Woord is, uit haar wordt verwijderd. 

Een ruim standpunt.

Dat Groen van Prinsterer c.s., die voor de handhaving der belijdenis in de Herv. Kerk hebben geijverd, bij dat alles toch een ruim standpunt innamen, bewijst wel, wat Groen schrijft in het > ; Adres aan de Hervormde Gemeente 'in Nederland.« Daar lezen we o.m. dit :

«Hoe meer wij ons goed reoht, waar het pas geeft, in herinnering brengen, hoe meer wij onbekrompen en toegeeflijk kunnen zijn in onzen verderen eisch. De Formulieren zouden, zonder toegeeflijkheid, ook tot wering van den zwak-geloovigen en kleinmoedigen broeder kunnen strekken. Menigeen, wiens hart voor hoogere waarheid door hoogere kracht blijkbaar geopend is, ziet nog niet duidelijk de onmisbaarheid van ieder puni der kerkelijke belijdenis in.«

En verder : »Indien wij nauwelijks Kerkgemeenschap willen houden dan met hen, die elke beslissing der geloovige theologie, in de Symbolische Boeken vervat, zonder de minste aarzeling of tegenspraak, onderschrijven, dan zullen wij licht de schroomvalligen, inplaats van uit te lokken, afschrikken ; voor toenadering, verwijdering en verdeeldheid bewerken ; de les des Heeren miskennen, die allen, welke vermoeid en belast zijn, zoo liefderijk tot Zich noodt, en, door het geweldig opdringen der stelsglmatige rechtzinnigheid, misschien bevonden worden tegen God te strijden, die gewoon is, niet uit den naoht eensklaps den vollen middag te voorschijn te roepen, maar wel de dageraad en den morgenstond, totdat ten laatste de zon schijnt in hare volle kracht.«

Met den geest en de hoofdzaak der Formulieren wilde men dan ook in de dagen van 1842 tevreden zijn. Zoo die waarheden slechts gepredikt en gehandhaafd werden, had men alle redenen om dankbaar te zijn.

Als hoofdzaken der belijdenis werden dan genoemd :

»De genoegzaamheid der Heilige Schrift tot eenige kenbron en onfeilbaren toetssteen van het geloof;

God één in Wezen, nochtans in drie personen onderscheiden ;

de waarachtige en eeuwige Godheid van Jezus Christus ;

de waarachtige en eeuwige Godheid vaTj den Heiligen Geest ;

des menschen val en onvermogen tot hc ware goed ;

de erfzonde ;

de eeuwige verkiezing Gods ;

de voldoening van Christus voor ons ; de reohtvaardigmaking alleen door het geloof in Hem ;

de heiligmaking en de goede werken, voortkomende uit den goeden wortel des geloofs ;

de Algemeene Christelijke Kerk, die geweest is van het begin der wereld en zal zijn tot den einde toe, verwerpende alle dingen die zijn tegen het zuivere Woord Gods, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd ;

de rechtmatigheid der onderwerping aan de wettige Overheid, door welke het Gode belieft ons te re-geeren ;

de verwachting van het eeuwig oordeel, waarbij de geloovigen uit genade, met eer en heerlijkheid zullen worden bekroond.« (Zie »Adres aan de Synode« blz. 2).

Kerkelijk getrouw.

In het »Adres aan de Hervormde Gemeente in Nederland« (1843) zeggen Groen van Prinsterer c.s. o.a. dit:

»Voor gij u onttrekt aan de prediking in uw kerkgebouw : onderzoekt allereerst of gij 'een rechtmatig en liefderijk oordeel over uwen leeraar hebt geveld, want in tijden, waarin billijk wantrouwen opgevat is, kan er zoo licht ook onbillijke verdenking ontstaan. Verlaat de godsdienstoefening niet, eer gij alle middelen, welke oprechte Christelijke liefde, bij onwrikbaar vasthouden aan geioof, u aan de hand geeft, in het streven naar onderlinge toenadering uitgeput hebt. Blijft in elk geval deelnemen aan de Avondmaalsviering, waar het Sacrament met de Sacramenteele woorden uitgedeeld wordt ; en waar dit niet geschiedt, ei ! verzuimt niet het inleveren eener klacht tegen dit uiterste der miskenning van de rechten der Kerk. Vereenigt u met degenen, die den Heere lief hebben, tot het lezen van Zijn Woord, tot het samenstemmen tot Zijn lof, tot het aanroepen van Zijn heiligen Naam.«

Het kan misschien geen kwaad om dit woord van Groen eens even van onder 't stof te voorschijn te halen.

Verouderd ?

De predikant van Noordbroek in Groningerland, de heer A. Rutgers van der Loeff, schreef indertijd, om het adres van Groen van Prinsterer aan de Synode af te breken een verweerschrift ; want hij was woedend, dat de leer der Groningers en wat in het tijdschrift »Waarheid en Liefde« stond werd beticht, als in strijd te zijn met de waarheid. 

Vooral op één. punt was in dat verband gewezen en wel op 't geen tot onzen vrede dient, de verzoening door het bloed des kruises. 

Ds. Rutgers van der Loeff zegt, dat hij wel begrijpt, dat vooral op dit punt de aanval gericht was van Groen van Prinsterer c.s. Maar hij zal ze wederstaan ! 

En zegt dan : „Naar de stellige uitspraak dezer hoogere wijsheid, is de voldoening aan Gods gerechtigheid door den 'dood van Jezus Christus een verouderd leerstuk ; onevangelisch, ongerijmd ; de verdiensten van Christus worden ons niet toegerekend ; niet om Zijnentwiille is ons vergeving geschied ; de Heer heeft geen oogmerk gehad den dood te ondergaan." 

Wat in 1842 evenwel een verouderd leerstuk genoemd werd, wordt nu nog door duizenden en duizenden beleden en geloofd. 

En wij zeggen nóg : Hij is onze vrede ! Door Zijn striemen is ons genezing geworden. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's