Staat en Maatschappij.

Het ingetrokken Wetsontwerp.

De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft bij Brief aan den Voorzitter van de Tweede Karner kennis gegeven, dat de regeering, daartoe door de Koningin gemachtigd, het wetsontwerp tot wijziging van het Vide Hoofdstuk der Grondwet, d.w.z. het Hoofdstuk dat over de Godsdienst handelt, intrekt.

De reden, die tot de intrekking heeft geleid, deelde de Minister mede in de Memorie van Antwoord op de Grondwetsvoorstellen. De regeering erkent in dat Staatsstuk, dat de opmerking uit het Voorloopig Verslag juist is, dat wanneer het VIde Hoofdstuk der Staatsbegrooting ter gedeeltelijke wijziging wordt voorgedragen, Artikel' 171, waarin gehandeld wordt over de tractementen, pensioenen en andere inkomsten door de onderscheidene gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, niet ongewijzigd kan blijven. Nu echter de regeering, uit hoofde van financiëele overwegingen niet tot kapitalisatie van de uitkeeringen aan de Kerkgenootschappen kan overgaan, acht zij het geraden het gansche Hoofdstuk der Grondwet, dat daarop betrekking heeft, onaangetast te laten.

Het gevolg van dit besluit is, dat daarmede ook de beruchte processie-kwestie van de baan is.

Dat ook wij ons over de beslissing der regeering, om Artikel 170 ongewijzigd te laten, verheugen, zoodat de zaak van het houden van openbare godsdienstoefeningen blijft geregeld, zooals zij thans is, zal na hetgeen wij over de opheffing van het processieverbod schreven, begrijpelijk zijn.

Echter komt de verandering in de zienswijze der regeering op dit punt niet geheel onverwacht. Het was toch zoo langzamerhand bekend geworden, dat ten aanzien der processies overleg tusschen de regeering en de Anti Revolutionairen gaande was. En dit overleg, en niet het op de spits voeren van het anti-Papisme, zal ongetwijfeld tot de intrekking van het wetsontwerp hebben geleid.

Intusschen blijven wij het betreuren, dat bij deze Grondwetsrevisie geen wijziging van Artikel 171, waarbij de financiëele banden tusschen den Staat en de Kerk los zullen worden gemaakt, zal plaats hebben. Het tijdstip voor die wijziging was thans gekomen. Wij gelooven, dat zij, die uit financiëele overwegingen zich ook nu weer tegen het verbreken van de zilveren koorde verzetten, zich te laat zullen beklagen, dat ditmaal niet tot wijziging van het Artikel werd overgegaan.

In dit verband mogen wij op een belangrijk punt nog even de aandacht vestigen, en wel op de opmerking van Minister Ruys, dat het bestaande Artikel 171 kapitalisatie van de uitkeeringen aan de Kerkgenootschappen niet in den weg staat.

Naar wij vermeenen, wordt dit gevoelen van den Minister niet algemeen gedeeld. Dat blijkt nog eens duidelijk uit het Voorloopig Verslag op de Grondwetsvoorstellen. Tegen over de meening van sommige leden, dat men zonder wijziging van het bewuste artikel van de Grondwet tot afrekening kan komen, ^staat de zienswijze van verscheidene andere leden die, zoo lezen we in het stuk, daartegenover oordeelden, dat het eerste lid van Artikel 171, waarbij bepaald wordt, dat uitkeeringen verzekerd. blijven, afrekening belet.

Het wil ons voorkomen, dat het van groot belang zal zijn, dat dit verschil van inzicht op zulk een belangrijk punt, als het hier geldt, verhelderd worde.

Wij hopen, dat onze mannen in de Kamer ditmaal de gelegenheid niet zullen laten voorbijgaan om ten aanzien van de vraag, of Artikel 171 der Grondwet in zijn tegenwoordige redactie het losmaken van de fi­ nanciëele banden tusschen den Staat en de Kerk toelaat, zoo mogelijk in den een ol anderen zin een uitspraak te verkrijgen.

Reeds een debat daarover lijkt ons van groote beteekenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen