Staat en Maatschappij.
Het aanmatigend optreden.
Zooals te verwachten was, heeft het aanmatigend optreden van het heer Vincentini, dén pauselijken internuntius, tegenover de Koningin bij onderscheidene groepen van Protestanten protest uitgelokt.
Reeds de aanmelding bij het overhandigen der geloofsbrieven : „I k b e n d e v e r t e-genwoordiger van den Plaatsbekleeder van Jezus Christus", waren kwetsend voor de ooren van een Koningin, die als Protestantsch Vorstin in haar overtuiging daardoor moest worden gekrenkt. En wat de Koningin als voor haar conscientie grievend had aan te hooren, moest in even sterke mate het geheele Protestantsche deel van ons volk treffen.
Maar kras was ook wat de diplomaat over zijn zending naar het Nederlandsche hof zeide : hij had de Aartsbisschoppelijke waardigheid ontvangen, opdat een zooveel te grooter eer en een zooveel te grootere schittering zou stralen opdeedele en g a s t V r ij e natie, waaronder hij geroepen was zijne zending uit te oefenen. En niet minder aanmatigend klonk het in deze woorden, dat hij daadwerkelijk d e b e 1 a n g e n z o u b e h a r t i g e n, die hem waren toevertrouwd : de zorg voor de m o r e e 1 e en materieele welvaart van het Nederlandsche volk.
Het wil ons voorkomen, dat dergelijke betuigingen niet te pas kwamen en diensvolgens hadden .behooren achterwege te blijven. Het protest, dat allerwegen gehoord is, zal den diplomaat zeker wel duidelijk gemaakt hebben, dat de Nederlandsche natie van zijn optreden niet gediend is.-"
Het is echter jammer, dat „De Nederlander" in zijn kloek getuigenis tegen de aanmatigende houding van den hr. Vincentini niet heeft kunnen nalaten om uit het gebeurde nog een politiek fortuintje te slaan.-De redactie schuift toch de schuld van het gebeurde op de schouders van diegenen der rechtsche en linksche Protestanten, die in de Staten-Generaal hun stem uitbrachten voor het pauselijk gezantschap en daarmee implicite het pauselijk gezag over onze natie verdedigden.
Wij zouden hier „Dé Ne de r 1 an de r" willen vragen : 1°. of het blad vergeten is, dat aan ons hof ook vóór er van het gezantschap te Rome sprake was een nuntius geaccrediteerd was ; 2°. óf het zich niet meer herinnert, wat wij eenige maanden geleden over de houding bijzonder van de Anti Revolutionairen in de Kamers schreven en 3°. óf het onder de schuldigen, die thans door de redactie verantwoordelijk worden gesteld, niet heeft te betrekken die voormannen der Chr. Hist. Unie, die het pogen der regeering inzake het gezantschap steunden ?
Doch deze vragen daariatende. Er is voor ons eene vraag die van nog grootere beteekenis is en wel deze : waarom de regeering het uitspreken der rede door den prelaat niet heeft voorkomen.
Zijn wij welingelicht, dan wordt geen enkele redevoering, als waarvan hierboven sprake is, uitgesproken alvorens de dienst van het Protocol aan het Departement van Buitenlandschè Zaken er van heeft kennis genomen. Is dit, zoo zouden we willen vragen, hier ook geschied, en zoo neen, waarom niet, en zoo ja, waarom heeft men het stuk dan doorgelaten ?
Het zal noodzakelijk zijn dat ten aanzien van deze zaak het volle licht worde ontstoken.
De ethische richting.
Men kent de ethische richting. Haar beginsel is, dat de grondslag der Theologie niet ligt in de Heilige Schrift, maar in de geloofservaring der Gemeente. Zij verlegt daarmede het zwaartepunt uit het object in het subject, d.w.z. uit de Heilige Schrift in de Christelijke persoonlijkheid. Bij de ethischen staat het geestelijk leven op de eerste plaats, de leer op de tweede plaats, het gaat niet van de leer tot het leven, van het verstand naar het hart, maar van het leven tot de leer, van het hart naar het verstand. Daarom is niet de Heilige Schrift, maar het geestelijk leven de bron van het dogma, de leer, de dogmatiek. En als de ethischen hun belijdenis uitspreken of verwijzen naar een belijdende Kerk, dan belijden zij daarin niet, dat zij voor hun godsdienstig leven aanvaarden wat in die belijdenis staat, maar zij belijden datgene, wat zich aan hen als waarheid heeft Voorgedaan.
Zoo staat het met de ethische richting in de Theologie, maar deze richting oefent ook haar invloed , uit op den Staat en de maatschappij.
Duidelijk heeft dit eens een der ouderen onder de voormannen der ethische richting uitgesproken. Het was de toenmalige prof. dr. J. J. P. Valeton Jr. te Utrecht, die in 1904 in het geschrift „Ethisch" dit zeide : „Laat men niet meenen dat, al geldt het hlér de Theologie, de vraag : al dan niet ethisch, zich alleen voordoet op het gebied van deze. Zij raakt de geheele levensbeschouwing, en ook op philosophlsoh, juridisch, economisch gebied, om van psychologie en paedagogie niet eens te.spreken, heeft zij beteekenis.'
Aan deze woorden van den Utrechtschen hoogleeraar werden wij herinnerd, toen wij uit de bladen kennis namen van het verhandelde in de vergadering van de sinds onlangs opgerichte Ethische Vereeniging.
In deze vergadering, die ditmaal te Groningen gehouden werd, sprak het lid van dè Tweede Kamer, de heer Snoeck Henkemans over het onderwerp : „Ethisch beginsel en Christelijke politiek", welk onderwerp hij ontwikkelde aan de hand van de stelling : „gelijk het ethisch beginsel zonder den arbeid eener belijdende Kerk, van weinig beteekenis zal zijn voor het godsdienstig leven, zoo zal het ethisch beginsel zonder den steun eener Christelijke politiek onmachtig zijn tot werkelijke verheffing van het zedelijk karakter des volks."
Bij de toelichting van deze stelling kwam deze gedachte ook weer naar voren, dat 't ethisch beginsel geen andere basis voor geloof en zedelijk leven erkent dan de persoonlijke aanraking met een persoonlijk God
Tegenover deze ethische richting in Staat en maatschappij stellen de Gereformeerden hunne belijdenis, dat de Heilige Schrift met haar Goddelijke autoriteit en souverein gezag de bron en sprinkader is van alle.waarachtig leven. Dat Woord is de onfeilbare gids voor Kerk, Staat en Maatschappij.
Naar de Heilige Schrift is het : „Tot de wet en tot de getuigenis, zoo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad hebben."
De Schriftbesohouwing des Heeren, zooals de Gereformeerde die belijdt, staat diametraal tegenover het standpunt dat de ethische richting inneemt.
Het is 'goed om in deze dagen van vernauwing der grenzen, daarop nog eens duidelijk te wijzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's