De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

4 minuten leestijd

De Utrechtsche benoeming.

De Minister van Onderwijs maakt zich in zijn „Antwoord" van de gemaakte opmerkingen over de benoeming van dr. Cramer tot hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht wel wat al te gemakkelijk af. Eigenlijk is zijn antwoord deze naam niet waard.

Met geen enkel woord toch bespreekt de Minister het verzet, dat in de Afdeelingen der Kamer tegen de benoeming rees. Evenmin gaat hij in op de opmerking, dat tengevolge van de benoeming iemand van groote geleerdheid en die uitnemende publicaties het licht deed zien, is voorbijgegaan ; zelfs wordt van het afwijken van de voordracht en van de redenen, die daartoe hebben geleid met geen woord gerept. En eindelijk legt de Minister de opmerking uit het Voorloopig Verslag, welke er op wijst, dat tot hoogleeraar een man benoemd werd, die eene andere richting is toegedaan, dan voor de theologische faculteit te Utrecht billijkerwijs mocht worden begeerd, rustig naast zich neer.

Het eenige wat vernomen wordt, is dat de Minister eene voordracht ter benoeming van dr. Cramer, zoowel op grond van zijne kennis als van den invloed, die van hem op jonge menschen uitgaat, gewenscht achtte.

Wij laten de eerste overweging, die tot de benoeming aanleiding gaf, rusten. Ovei de tweede beweegreden, die wij in hooge mate bedenkelijk achten, en die de benoeming tot een partijbenoeming stempelt, willen wij iets zeggen.

Dr. Cramer dan werd naar het uitwijzen van den Minister benoemd vanwege den invloed, die van hem op jonge menschen uitgaat.

Men wrijft zich de oogen uit, als men deze motiveering verneemt.

Het moet dr. de Visser bekend zijn — en het is niet aan te nemen, dat hij dit niet weet — dat de Utrechtsche hoogeschool de plaats is, waar de studenten van Gereformeerd beginsel bij voorkeur hunne opleiding tot het predikambt ontvangen.

Deze jonge mannen moeten nu onder de bekoring komen van een man als dr. Cramer.

En dit geschiedt dan niet bij gevat maar opzettelijk, want de benoeming was, naar de eigen woorden van den Minister, daarop gericht.

Wij laten natuurlijk den persoon van dr. Cramer geheel buiten bespreking, want het gaat hier alleen om de richting, welke hij voorstaat, de links-ethische.

Wat is nu de bedoeling van den Minister als hij de benoeming van dr. Cramer gewenscht acht, om den invloed die van hem op jonge menschen uitgaat?

Wil hij dan dr. Cramer gebruiken als middel om de Gereformeerde studenten te Utrecht te winnen voor de Ethische beginselen en van hen voorstanders maken van de Schriftcritiek en zoo via dien hoogleeraar het doorwerkend Gereformeerd beginsel in onze Kerk bestrijden ?

Wij mogen dit haast niet veronderstellen, maar toch geeft de overweging, die tot de benoeming leidde, tot deze gedachte alle aanleiding.

De Minister is er niet mede af met zijne voordracht te verdedigen, dat hij toch een hoogleeraar voordroeg, die Orthodox is, want daarvoor kent dr. De Visser, die langer dan 30 jaar ons kerkelijk leven heeft meegeleefd, te goed de richtingsverschillen in de Kerk.

Daarbij komt dan het niet te miskennen feit, dat de zoogenaamde Ethische richting in de Hervormde Kerk een wegstervende richting is, die haar invloed op het volk al sinds lang is begonnen te verliezen.

Ook in dit licht bezien, had de benoeming van dr. Cramer, vooral aan de Universiteit te Utrecht, niet mogen plaats hebben.

Alles bij elkaar genomen blijven wij de benoeming van den hoogleeraar betreuren. En nu vooral temeer, waar deze thans weet dat de Minister hem voordroeg op grond van zijn invloed, die van hem op jonge menschen uitgaat.

De nadere verklaring van den Minister heeft de zaak niet beter gemaakt, maar haar veeleer scherper gesteld.

Wij hadden van Minister De Visser wat anders mogen verwachten, althans niet eene benoeming met eene bepaalde vooropgezette bedoeling, zooals deze thans werd gedaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's