De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

RAPPORT VAN DE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAPPORT VAN DE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

RAPPORT VAN DE COMMISSIE VAN ADVIES VANWEGE DEN GE­ REFORMEERDEN BOND etc, IN­ ZAKE HET REGLEMENT OP DE PREDIKANTSTRACTEMENTEN.

De Commissie heeft gemeend in verband met de heerschende activiteit omtrent het bovengenoemde Reglement en den arbeid van den Raad van Beheer, vanwege de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, de aandacht te moéten wijden aan genoemd Reglement, om het Hoofdbestuur, zoo spoedig mogelijk rapport uit te brengen van de meeninig der Commissie en van haar advies voor de houding, die krachtens het Gereformeerd Kerkrechterlijk standpunt en gezien op den huldigen toestand der Kerk, zal passen aan het Gereformeerde deel der Kerk.

De Commissie wijst daarom allereerst op de beteekenis van de p 1 a a t s e 1 ij k Kerk als openbaring van het lichaam van Christus, die als .zoodanig zelfstandig behoort te zijn, zooals dit blijkt uit de Heilige Schrift, ook al sluit dit een onderling organisch venband niet uit.

Het 'Gereformeerd Kerkrecht ging steeds uit van den grondvorm der plaatselijke Kerk zooals dit ook uitkomt in de ambten der gemeente, die het drievoudig ambt van den Christus typeeren : het priesterlijk, koninklijk en profetisch ambt teekent zich af in de ambten van diakenen, regeerende en leerende ouderlingen (t.'w. dienaren des Woords). Het behoeft geen betoog, dat het met deze ambten ap Schriftuurlijken-bodem rust. Voorts is het duidelijk, dat op grond van het zelfstandig karakter der locale gemeente de bekleeders dier ambten ook de plaatse­ lijke Kerk dienen, aan haar verbonden zijn en geen ambtenaren zijn van een menscehlijk instituut. Eveneens volgt daaruit, dat de plaatselijke .gemeenten aansprakelijk zijn voor het onderhoud van den dienst des Woords. De Kerkorde, formulieren en belijdenisschriften staan op dezelfde princlpiën, die wij hier vermelden. Het ligt derhalve op dezelfde lijn, dat verschillende Synoden bepaalden, dat de Kerke ra ad zal gehouden zijn de dienaren te verzorgen.

Krachtens deze beginselen van Gereformeerd Kerkrecht eenerzijds en het geestelijk karakter der ambten anderzijds, kan derhalve geen sprake zijn in de Kerk van een loonvraagstuk, zooals dit zich openbaart op sociaal-maatschappelijk terrein, waar dit mede in verband 'met de ontwikkeling van het oeconomisch proces bepaald wordt naar den maatstaf van zekere waarden, die op haar beurt weer worden gedetermineerd door zekere praestatie van nuttigen arbeid en de utiliteit der gemeenschap. De Kerkeraad betaalt geen loon voor gepresteerden arbeid, doch de gemeente deelt mede uit haar goederen tot verzorging der dienaren, die het altaar bedienen. Het evangelie is geen koopwaar, zooals o.a. VoetiusYeeds heeft gezegd. Men vergelijke Gal. 6 : 6 E n die 'On.derwezen wordt in het Woord, deele mede van alle goederen dengeme, die hem onde r w ij s t. De zedelijke verplichting der gemeente opgelegd, geeft den dienaar derhalve een zedelijk recht op onderhoud, echter niet als betaling voor geleverden arbeid, doch het komt hem toe. Men kan het anders zien, doch voor wieii de Heilige Schrift geen verouderd document i.s, maar het Woord Gods, .moet het duidelijk zijm, dat de Kerk plaatselijk wordt geïnstitueerd. Voor de practijk volgt hieruit, dat de Kerkeraad bevoegd moet worden geacht maatregelen te nemen tot verbetering, indien de gemeente nalatig blijkt te zijn. Doch het beleid van de regeering der plaatselijke gemeente zal zich ook in deze zaak gebonden moeten weten aan het geestelijk karakter der Kerk en dus, verre van heerschappij te voeren over de kudde des Heeren in materleelen zin, door vermaning en tuchtoefening hebben op te treden. Dit laatste b.v. ten opzichte van den gierigaard.

Het vraagstuk der kerkelijke goederen raakt onmiddellijk aan het pnaerwerp van behandeling. Mag de instituten-theorie op grond van het betreffend onderzoek en de jurisprudentie als de geldende en wellicht juiste worden aangezien, althans voor wat betreft de goederen, die vóór de Reformatie adpiumusum werden geschonken, dan is er dus geen aardsch subject dier goederen, doch overeenkomstig het autonoom recht der plaatselijke Kerk, behoort dan het vruchtgebruik aan de locale gemeente, even als het beheer. Dit geldt dus evenzeer voor de goederen der Gemeente. '

Beschouwen wij thans het Reglement op de Predikants-tractementen in het licht van de beginselen van het Gereformeerd Kerkrecht, dan vinden wij aanleiding tot de volgende opmerkingen :

Ie. De Synode heeft geen rekening gehouden met de autonomie der plaatselijke gemeente, derhalve is haar Reglement principieel in strijd met de beginselen van Gereformeerd Kerkrecht. Sterker dan ooit trekt zij met dit Reglement de consequenties van haar oorsprong, krachtens wélke zij is een van boven opgelegde organisatie, instede van te zijm gegroeid en gebouwd uit het leven, dat zich in de Kerk openbaart en geregeld naar de beginselen, die daar behooren te heerschen. Daardoor tracht zij in te grijpen en een algemeene regeling te treffen op een terrein, waar de plaatselijke Kerk autonoom behoorde te blijven, met krenking van haar rechten en tot vergrooting van de heerschende verwarring.

Duidelijk spreekt dit in de wijze van benoeming van den Raad van Beheer en uit de rechten, die aan dien Raad werden toege Ijönd.

2e. Het Reglement doet een belangrijken stap op den weg, die den predikant zou maken tot ambtenaar der Synode en maakt hem feitelijk in dienstbetrekking los ser van de Plaatselijke gemeente. Hierbij is het betreurenswaardige feit niet uit het oog te verliezen, dat ook al !s het waar, dat de nood in vele pastorieën drong, de predikanten zelf den stoot gaven tot deze veronachtzaming van het geestelijk karakter, dat aan het ambt eigen .is, door zich te vereenigen im een bond, die in wezen niet verschilt van de sociale vakvereeniglng. Wij mogen niet nalaten Uw bestuur onder de aandacht te brengen, dat de Commissie |net leedwezen vernam, dat zelfs Gereformeerde dienaren 'des Woords geen bezwaar hebben gevonden zich aan te sluiten bij genoemden bond en daarmede blijk te geven, dat het Gereformeerd besef in dit opzicht bij hen ver te zoeken is.

Men moge hiertegen aanvoeren, dat de Bond van Predikanten door zijn actie veel goeds tot stand heeft gebracht en de Synode door haar 'Optreden heeft bijgedragen tot verbetering van vele predikants-tractementen, dit neemt niet weg-, dat zij In strijd zijn met het geestelijk karakter van het ambt en met de rechten der plaatselijke Kerk. Daarom mag met ernst de vraag gesteld worden of de hierdoor veroorzaakte schade op den duur niet veel grooter za! blijken te zijn dan het tijdelijk en stoffelijk voordeel voor velen verworven.

3e. 'Het Reglement komt op met 'n loonsregeling, .die in verschillende opzichten in strijd is met de wijze, waarop in het onderhoud van de dienaren naar Schriftuurlijke conceptie behoort te worden voorzien.

Dit mag echter geen oonkussen zijn voor hen, die weinig getrouw en mild zijn in de onderhouding van den predikant. Immers niet altijd is men er zich van bewust, wat een voldoend en behoorlijk inkomen van den herder en leeraar moet worden geacht en niet zelden doet een gemis aan persoonlijke waardeering voor den predikant een slot op de beurs.

4e. Het Reglement grijpt in in de rechten der plaatselijke gemeente en eischt een bemoeienis der Classicale Besturen, waardoor deze tot tuchtoefening worden gedwongen over gemeenten als geheel, waartoe zij geen recht behooren ie hebben. Borvendien is dit middel uit moreel oogpunt af te keuren, doch .ook zelfs afgezien daarvan, dunkt ons, dat de wijze, waarop het reglement een vacature meent te kunnen bestendigen door aan de class.es op te dragen de aanvrage om „handopening" niet naar den Minister door te zenden, moeilijk in overeenstemming kan zijn met het recht. De „Sanctie", de „tuchtmaatregel", dien net Reglement bij niet voldoening aan zijn bepalingen aan het Classicaal Bestuur dreigt op te dragen, om de „handopening" in geval van een vacature niet door te zenden, zoodat, wanneer dit geschiedt, een gemeente vacant zou moeten blijven. Is een te kort doen aan de rechten der gemeenten en bovendien een „straf", die met het karakter van het „misdrijf" geen verband houdt. Gesteld een gemeente geeft aan haar predikant een tractement, dat in bedrag overeenkomt met hetgeen het reglement eischt of misschien nog daarboven gaat, kan het dan recht heeten bij vacature zulk een ge-' meente een nieuwen dienaar des Woords te onthouden ?

5e. Wanneer een gemeente inkomsten heeft uit kerkelijke goederen, kan de meening op goede gronden worden verdedigd, dat zij, die dit goed beheeren, geen recht hebben, noch bevoegd zijn de opbrengst dezer goederen te besteden voor een ander doel dam hetgeen met de belangen van die gemeente verband houdt.

Op grond van bovengenoemde bezwaren kan het oordeel van de Commissie slechts afkeurend zijn ten opzichte van het onderhavig Reglement en zou zij gaarne adviseeren aan alle Kerkeradem en Kerkvoogdijen, die tot de Gereformeerden in de Hervormde Kerk willen gerekend worden te blijven .protesteeren tegen de invoering en doorvoering van het reglement.

Daarbij wijst de Commissie er op, dat wanneer een Kerkvoogdij wordt aangeslagen, zulks niet juist is, daar immers de Raad van Beheer, voortgekomen uit een regeling van en benoemd door het hoogste B e-stuur met de B e s t u u r s-en niet met de B e h e e r-1 i c h a m e n te doen heeft en derhalve met den Kerkeraad heeft te handelen. Het is ook volgens het Reglement de gemeente, die wordt aangeslagen. De Kerkeraad echter legt geen omslag op, zoodat men in deze aangelegenheid weer aandringt op gemeenschappelijk overleg tusschen Kerkeraad en Kerkvoogdij of desnoods adviseert in een desbetreffend rondschrijven dd. 31 October 1921 tot het scheppen van een nieuw orgaan in een vereeniging met rechtspersoonlijkheid. Deze gansche wijze van doen verdient derhalve geen aanbeveling.

De Commissie wil er tegelijkertijd op aandringen, dat Kerkeraad en Kerkvoogdij in onderling overleg v r ij w i 11 i g het tractement van den plaatselij ken dienaar des Woords op een behoorlijk peil brengen, zóó, dat zij voor God verantwoord zijn.

De Commissie ontveinst zich niet, dat velerlei moeilijkheden in den weg liggen : b.v. dat het stoffelijk voordeel niet zelden een principieel optreden in den weg staat,

dat de toestand van de Hervormde Kerk, zooals wij dien gewoon werden in den traditioneelen sleur, bij velen doodend heeft gewerkt en het eigenlijk kerkelijk besef heeft uitgewischt,

dat een schismatieke geest, mede onder invloed van de heerschende verbrokkeling, in het sociale leven, dreigt een herstel van gezond en organisch kerkelijk leven onmogelijk te maken.

Toch meent de Commissie, dat er voor de gemeenten aanleiding is tot gezamenlijk overleg en onderlinge samenwerking en steun van de zwakke. Wellicht zou dit classicaal kunnen worden georganiseerd. Een regeling langs kerkdijken weg heeft de aan dacht der Commissie. Zij hoopt haar spoedig te kunnen ontwerpen, waarbij rekening zal gehouden worden met de rechten der plaatselijke gemeente, bij krenking waarvan de Synode aansprakelijk moet worden geacht voor de gevolgen, die uit verhindering van de vervulling van een vacature kunnen voortvloeien, zoowel voor de verwildering en verscheuring van de vacante gemeente, als voor de Kerk in haar geheele organisatie.

Aldus opgemaakt en goedgekeurd ter mededeeling en behandeling in het Hoofdbe-

stuur van den Gereformeerden Bond in de vergadering van de Commissie bovengenoemd op 17 Februari 1922 in het gebouw van de Jaarbeurs te Utrecht.

Utrecht

22 Februari 1922.

Dordrecht

J. A. C. VAN LBBUWBN, Voorz.

J. SEVERIJN Jr., Secr.

Het iHooi'dbestuur heeft de eer in bovenstaand stuk aan de leden van den Gereformeerden Bond mee te deelen het rapport door de Commissie van Advies inzake het Reglement op de Predikantstractementen uitgebracht.

Het Hoofdbestuur waardeert dezen arbeid van de Commissie van Advies zéér en acht het een geschikt uitgangspunt te zijn voor bespreking van deze materie op de komende jaarvergadering.

Het spreekt daarbij den wensch uit, dat dan ook een geschikte oplossing kan gevonden worden voor eventueele bezwaren als b.v. de verzorging van emeriti predikanten en predikantsweduwen en - weezen.

•Het Hoofdbestuur,

M. VAN GRIEKEN, Voorzitter.

M. JONGEBREUR, Secretaris.

Rotterdam

-^... - •••, 6 Maart 1-922.

Veenendaal

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

RAPPORT VAN DE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's