De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Op Kerkelijk Erf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op Kerkelijk Erf

9 minuten leestijd

XXII.

Kerkorde en Confessie.

Thans blijven wij niet staan bij de beschouwing van de verschillende factoren, die in den loop van 't historisch proces hebben medegewerkt tot die verscheidenheid van meeningen en belijdenis in een en hetzelfde kerkelijk verband, daar wij wellicht nog gelegenheid zullen hebben om daarop nader de aandacht te vestigen.

Het is vooreerst voldoende op het feit te letten, dat toch door niemand zal worden ontkend. Slechts op èèn zaak willen wij het licht werpen, die van groot belang moet worden geacht voor de ontwikkeling van het kerkelijk leven, zooals Wij dat kennen. Reeds vaker werd gewezen op het streven, dat zich de gansche kerkhistorie door liet waarnemen, naar de stichting van een volkskerk, een eenheidsinstituut voor de betrokken natie, dikwijls in zoo nauw contact met het staatsbeleid gebracht, dat het verscheen als Rijks-of Staatskerk. Ook in de landen der Reformatie ontstonden zulke volkskerken, en hoewel de Gereformeerden aanvankelijk streden om de vrije kerk, verkreeg allengs ook hun kerkverband min of meer het karakter van volkskerk, wel niet zoo, dat buiten de Gereformeerde religie geen godsdienst of kerk werd geduld, want hoewel niet niet volkomen gelijkstelling, werden hier te lande van meet af andere kerken toegelaten naast de Gereformeerde, terwijl de Gereformeerde Kerken niet nalieten op haar Synoden ook buitenlandsche Kerken, die met haar in het stuk des geloofs accordeerden, te noodigen.

Hieruit blijkt tweeërlei : Ie. De Geieformeerden zijn zich bewust geweest van het zelfstandig karakter der Kerk en wenschten een kerkvorm, die beant-woordde aan hun dogmatisch inzicht in het wezen der Kerk. Daaruit volgde als vanzelf een erkentenis van andere kerkvórmen, die wel geenszins gelijke rechten konden doen gelden, gelijk bekend , is, doch gezien in den geest van onverdraagzaamheid, die de zestiende eeuw eigen was en het streven naar nationale Kerken, spreekt het te meer, dat men voor andere kerkvormen ruimte liet.  2e. Ook op het fundament van de eenighéid des geloofs bleef de gezichteinder van de Gereformeerden niet beperkt tot den nationalen bodem, doch men gevoelde zich verwant ook aan de Gereformeerden in den vreemde en had dus een geopenden blik voor de algemeenheid dér Kerk.

Desondanks kwam de bevoorrechting der Kerk hier te lande allengs onder den invloed van het aloude ideaal volkskerk en dit werd niet weinig in de hand gewerkt door de Synodale organisatie. De macht van dat ideaal valt niet te onderschatten en ongetwiifeld heeft het een bekoring, die in den loop der tijden niet naliet velen te verblinden voor de schade, die het kerkelijk leven lijdt tengevolge van een institutair verband, dat met het wezen der Kerk niet overeenkomt. De eigenlijke grond van het ideaal eener volkskerk is geen andere dan het streven om het gansche leven der natie in de Kerk te vergaderen en dus de burgerlijke samenleving onder de beademing der Kerk te stellen. Steeds openbaart zich daarin het bedoelen om de gansche natie te kerstenen, het gansche leven te beheerschen door het beginsel des geloofs. Hoe schoon dit echter moge aandoen op het eerste zicht, bij eenig dieper nadenken zal het duidelijk worden, dat hieraan groote bezwaren zijn verbonden.

Wijzen wij eerst op het stuk der belijdenis. Hier toch heeft men te kiezen tusschen twee wegen. Wil men de belijdenis der Kerk handhaven, dan staat slechts de weg open om zijn ideaal los te laten en uit te bannen, wie in handel en wandel met haar in strijd komt. Onmiddellijk zal de oefening der tucht scheiding maken tusschen de Kerk en een deel der natie, klein of groot, dat niet tot haar mag gerekend en het aangroeien van dit laatste zal spoedig aan den dag brengen, dat niet het volk als geheel in de Kerk is, maar de Kerk staat in het volk. Wil men zulks niet, doch de Kerk als volkskerk behouden, dan moet men de strengen der belijdenis loslaten en ruimte geven aan een leervrijheid, zooals wij die in praktijk ook waarnemen kunnen, tenzij men zou willen overgaan tot leerdwang en ketterjacht en zich aanmatigen om te beschikken over de vrijheid van geweten. Aangezien dit laatste door geen Protestant zal worden verlangd, blijft dus de keuze tusschen de Kerk in het volk en dan in eenigheid des geloofs verbonden, dus staande in de belijdenis, of een Kerk, die zoo mogelijk het gansche volk omvat, maar dan ook zonder innig verband en vrij op het stuk der belijdenis, zooals de werkelijkheid dat geeft te aanschouwen in de Hervormde Kerk.

Na al het voorafgaande kan het duidelijk wezen, dat het eerste, de Kerk in het volk, en dan zelfstandig en vrij, overeenkomt met de 'Gereformeerde beschouwing, die trouwens ook over de inwerking van den Geest der genade op de wereld andere voorstellingen huldigt dan de aanhangers van de volkskerk. Niettemin vindt de idee van een volkskerk haar aanhangers ook onder hen, die aan de belijdenis wenschen vast te houden, en ook, zij 't op reglementairen grond trots de tegenspraak der feiten, het Gereformeerd karaker der Hervormde Kerk meenen te kunnen vindiceeren. Aangezien zij echter tot allen prijs de volkskerk willen handhaven, komen zij, gelet op de werkelijkheid, in een moeilijk parket. Men kan toch de leden, die zich voor een aanzienlijk deel niet meer met de belijdenis der Kerk kunnen vereenigen, niet afsnijden. Misschien ware het mogelijk leertucht te oefenen, dus enkel rechtzinnige leeraren tot de bediening des Woords toe te laten en eveneens enkel orthodoxe kerkeraden te benoemen, indien men hiertoe de gelegenheid had. Kon zulks geschieden, dan zou ook de Kerk in haar leden overwegend een belijdend karakter dragen, wilde men dit echter van bovenaf opleggen, dan zou men noodwendig geraken tot 'n stelsel, dat de rechten der plaatselijke gemeenten zou krenken of een deel ontevredenen uitdrijven, dat van de opgelegde prediking niet zou gediend zijn. Onderstel men kon zulk een weg volgen en in een gemeente, die overwegend modern is, een Gereformeerd predikant met Gereformeerden kerkeraad aanstellen, zou niet onmiddellijk een deel der gemeente zich afscheiden van het kerkelijk leven ? Denken wij slechts aan de bijna 8 procent van ons volk, die onder de huidige omstandigheden, welke aan „elk wat wils" bieden, tot geen Kerk willen behooren. Wil men getrouw aan de grondidee van de volkskerk hopen op een gestadige doorwerking der zuivere prediking en alzoo op een betere toekomst, dan heeft men toch feitelijk een in-en uitwendige Kerk voor oogen, waarbij het ideaal een uitwendige Kerk handhaaft, die het geheele volk omvat en de werkelijkheid ziet op een Kerk in de Kerk. Doch ook zoo is de volkskerk slechts een fictie, niet alleen om de velerlei geestesstrooming daarbinnen, maar wijl buiten haar andere kerkvormen zich handhaven en erkentenis hebben erlangd, doch vooral wijl zoovelen tot een Kerk niet meer wenschen gerekend te worden en ook de bediening des Heiligen Doops niet meer begeeren voor hun kind. Dezulken hebben gebroken met de idee, die aan de volkskerk ten grondslag ligt en op gansch de natie het Christelijk stempel opdrukt. Het volk als volk valt in twee stukken uitéén : er is een deel, dat door doop of geboorte nog tot eenige Christelijke Kerk wordt gerekend en er is een ander deel, buiten de Israëlieten, dat welbewust daartoe niet wil worden geteld en zich dus zelf bij het heidendom stelt. Reeds tengevolge van dien geest staat de Kerk ook, als men die als volkskerk wil aanzien, niet meer als zoodanig, maar wordt, op het schoonst gezegd, een ensemble der Christelijke natie met de overige Kerken tezaam tegenover de ontkerstende landgenooten.

Met de werkelijkheid voor oogen kan men dus moeilijk de Hervormde Kerk nog de volkskerk héeten. Daaraan staan de volgende feiten in den weg : Ie. Een niet onbelangrijk deel der natie verklaart zich kerkloos. 2e. Een groot deel van het Protestantsche Nederland behoort tot een ander Kerkverband. Wat het eerste betreft, het behoeft niet gezegd, dat wij ten zeerste betreuren, dat het zoo is. Tooh blijkt ook daarin, dat de idee volkskerk met het wezen der Kerk op aarde als openbaring van het lichaam van Christus niet overeenkomt. Desondanks gaat de Koning der Kerk voort met Zijn hoog bestier. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. (Joh. 15 vers 1 en 2).

De kennis des harten is der Kerk niet geschonken, maar de tucht des Woords is haar geboden. Zoo de Kerk zich aan 't Woord niet houdt ook in de oefening der tucht, zien wij, dat de onvruchtbare ranken zichzelf afrukken, doch de Kerk des Heeren heeft te bedenken, dat zij in gebreke bleef in vele dingen.

Afgezien van de veelvormigheid, die de Kerken der Reformatie vertoonen, mag het aan de aandacht ook niet ontglippen, dat de voorgaande eeuw tot tweemaal toe een belangrijk en belijdend deel uit de Hervormde Kerk zag uittreden, waarbij ongetwijfeld het drijven van een volkskerk machtigen invloed heeft uitgeoefend en zondig kerkisme in de hand gewerkt. Ook dit kunnen wij betreuren, doch het is geschied en een betere oplossing heeft men jammerlijk niet gevonden. Onbetwistbaar heeft de Hervormde Kerk voor velen nog bijzondere beteekenis. Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk der vaderen en haar historie kunnen ondanks alles, dat afkeuring verdient en tot schuldbelijdenis dwingen moet, niet nalaten haar die bijzondere beteekenis te geven en haar te sieren met den krans door de herinnering aan een grootsch verleden gevlochten.

Men zie echter den werkelijken staat niet over het hoofd. Onze Kerk werd weleer als bevoorrechte Kerk ook een volkskerk, doch, thans is zij uitwendig een kerkvorm naast andere en inwendig verdeeld door partijstrijd en velerlei schakeering op geestelijk gebied. Die het welzijn der oud-vaderlandsche Kerk beoogt, heeft bij het zoeken naar een oplossing met die werkelijkheid te rekenen.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Op Kerkelijk Erf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's