Uit de Pers.
In de Geref. Groningsche Kerkbode vonden wij van de hand van den heer Meima het volgende stukje :
Hebben wij nog dochters?
Onlangs stelde een vrouw in een Duitsch Tijdschrift deze vraag : „Hebben wij nog dochters ? " Het stellen van zoo'n vraag wijst er gewoonlijk al op, dat in de betrokken zaak iets niet in orde is en dat wordt dan ook door de schrijfster duidelijk gemaakt. Ze vertelt, dat ook in Duitschland vroeger de volwassen dochter werd ingewijd in de kunst van het huishouden door de moeder zelf, die dan ook weer op haar beurt als ze oud werd, door haar dochters werd verzorgd en vertroeteld. Een enkele „overtollige" dochter, die niet op tijd tot een huwelijk kwam, zocht een betrekking buitenshuis, bij het onderwijs, als apothekeres, als verpleegster.
De tijden zijn evenwel heel wat veranderd en wie nu een kijkje neemt in het leven van den Duitschen middenstand, merkt, dat daarin heel wat veranderd is. Elke dochter wordt nu voor een maatschappelijke taak opgeleid en men acht zich niet meer verantwoord met betrekking tot de toekomst van zijn dochters, wanneer men ze niet in staat heeft gesteld eigen brood te kunnen verdienen.
Droevig wordt nu, zoo schildert ons de schrijfster, het lot van menige moeder. Haar dochters, den ganschen dag van huis, zoeken ook nog des avonds haar vermaak buitenshuis. De zware dag taak drijft ze uit naar wat verstrooiing en van 'n gezellig samenleven met haar dochters is ook des avonds voor moeder geen sprake. Neen. de dochters betalen wat kostgeld, houden daardoor het huisgezin op de been en beschouwen moeder zoo ongeveer als meid alleen : Moeder wascht en strijkt en kookt voor de kinderen en de kinderen brengen naast de verdiensten van vader ook hun geld binnen. Wat voor vele huisgezinnen aan den eenen kant een heele uitkomst is, dat er n.l. meer geld binnenkomt, is toch ook weer aan de andere zijde een groot nadeel door de te groote zelfstandigheid van de kinderen tegenover de ouders. Moeder krijgt haar geld en mag nu verder niet vragen, wat er met het andere geld gebeurt.
Hier werden Duitsche toestanden geschetst, maar ik vrees, dat sommige lezers maar gedurig aan toestanden in ons eigen land dachten. "Want het valt niet te ontkennen, dat wij ons ook met onze gezinnen in de bovengeschetste richting bewegen. Ook onze groote meisjes zien voor eigen oogen, van hoeveel belang 't is, dat ze geleerd hebben op eigen beenen te kunnen staan, 't Is niet meer de vraag, of we dat goed vinden of niet, 't is zoo.
De meisjes uit werkliedenkringen gaan dienen en vinden daar niet zelden een goed tehuis, waar ze heel wat leeren, en de meisjes uit burgerkringen laten zich voor een of andere betrekking opleiden. Hier schuilt op zichzelf niet het kwaad, maar daar komt wel het gevaar. Het geld verdienen maakt de menschen zelfstandig en doet zoo gemakkelijk de juiste verhoudingen uit het oog verliezen en brengt dan de vraag naar de lippen : „Hebben wij nog dochters ? "
En dan durven we hier in Nederland te zeggen : Ja, wij hebben 'nog dochters, die, al zijn ze tot zelfstandigheid van levenspositie gekomen, niet vergeten, dat moeder zich daarvoor veel opofferingen getroost heeft en die daarom, als ze nog in huis zijn, moeder op alle manier helpen, die als moeders kracht op is, haar een goeden ouden dag bezorgen en niet aan eigen pretjes en eigen mooie kleeren het eerst denken,
We mogen ons oog evenwel niet sluiten voor de gevaren, die ook onze kringen bedreigen en misschien hier en daar al binnengedrongen zijn. 't Gaat ook in dezen zoo gemakkelijk als met alles : Wij menschen verkeeren een zegen in een vloek.
Q.
M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's