De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Verschoppelingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschoppelingen

Feuilleton

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN OORSPRONKELIJK VERHAAL DAT AANVANGT ONGEVEER 1870

„Ja, dat is waar. Maar — zie baas ! — zie ik ben nu al zoo oud. Als je een vak leert, verdien je niets. En ik zou toch moeten eten en ergens thuis zijn, en dat kost geld "

 

Thuis gekomen, zei de baas :
"Wat je moest doen, Paul ? Je moest dat kerkje aan je freule Virginie ten geschenke geven."
Dat was nog eens een idee !
„Maar dan zou het eerst mooi opgeverfd móeten worden, denk je ook niet, baas ? " „Nee volstrekt niet ! Dan zou je 't bederven ; je moet het zoo laten !"
't Plan moest zoo spoedig mogelijk uitgevoerd worden. Paul schreef Marie een briefje, dat hij haar zou komen bezoeken, den eersten dag den besten, als er veel sneeuw lag, en zij kon hem dan vóór tienen 's morgens bij 't hek verwachten. Maar niemand mocht het weten !
Er lag veel sneeuw reeds 's morgens in de vroegte en steeds viel er meer bij. Marie had het met blijdschap waargenomen : want nu zou ze Paul weer eens zien.
Of hij 't wagen zou, zich den langen weg te banen door de sneeuw ? Ze kende hem veel te goed, dan dat ze daaraan ook maar een oogenblik twijfelde. Nu zóu hij komen !
Den heelen morgen was Marie onrustig en reeds om acht uur tuurde ze door de boomen, of ze Paul ook zag. Want — omdat niemand iets van zijn bezoek mocht weten, zou ze hem tegemoet gaan.
Maar — wat kwam hij doen ? Enkel om haar eens te ontmoeten ? In elk geval beteekende zijn komst iets goeds !
Kwart vóór tienen zag ze hem komen.
Hij leek — zoo in de verte — een heele kerel geworden te zijn. En wat een groot pak droeg hij ! Ze ging hem een eindje tegemoet.
„Marie !"
„Paul !"
•„Wat een juffer ben je, Marie !"
„Nou, jij bent ook de verschoppeling niet meer ! En wat zie je 'r gezond uit !"
„Ja, maar jij ook, Marie ! Jij bent zeker wel erg gelukkig bij freule Virginie ? "
,, Ik kan er nooit over uit, Paul ! Wat heeft de Heere dat toch wonderlijk beschikt."
„Nu ben je zeker op je Zondagsch, Marie I"
„Welnee !'
„Maar zóó kan je toch niet werken !"
„Dacht je dan, dat ik dienstbode was ? " Wat had ze veel te vertellen en hoe roemden ze om beurt de goedheid huns Gods.
„Marie, ik heb hier wat voor freule Virginie. Misschien vindt ze het wel mooi. Maar ze mag niet weten, van wie het komt. Kan je 't niet ergens stilletjes op haar kamer neerzetten ? "
„O, heel gemakkelijk. Wat is het? "
„Je moet er in huis het papier maar afdoen, dan zie je wel, wat het is, en dan zet je 't maar op haar kamer. Nu ga 'k weer naar huis."
„Maar Paul, wat mankeert je ? — Kom, ga mee in huis en rust wat uit !"
„Nee, ik doe het niet ; ik ga naar huis. Ik ben heel blij, dat ik je gezien en gesproken heb, en nu begeer ik niets meer."
„Kom, kom. Je moet meegaan I Ik zal zorgen, dat je wat lekker warms krijgt. Je hebt al zoo'n wandeling gehad en nu nog eens terug. Kom."
„Marie ! zooveel kun je me niet bieden, dat ik 't doe. Ik heb boterhammen in mijn zak en die eet ik straks al loopende lekker op. Dat smaakt mij beter dan 't lekkerste in dat rijke huis."
„Je durft zeker niet, Paul ! Je bent toch niet bang voor de freule ? Ik weet, dat ze heel blij zou zijn als ze je zag. We spreken nog vaak over je ; ze houdt veel van je. Toe, kom !"
Treurig, omdat hij merkte, dat Marie het zoo gaarne zou willen, en hij er zijn freule ook een genoegen mee zou doen, sloeg hij de oogen neer. Zij pakte zijn hand en zei :
„Kom toch, Paul 1"
Toen zag hij haar aan.
„Hoor eens. Marie, om jou te helpen, heb ik door 't hek gedurfd ; maar ik ril er nog van, als ik er aan denk, dat ik het gedaan heb. Ik durf niet. Marie ! — ik kan niet. Ik denk, dat God het niet wil en dat ik daarom niet durf. Vraag mij toch niet meer, want het doet mij pijn."
„Nu jongen, ik wil je geen pijn aandoen. Ik ben hartelijk blij, dat ik je gezien en gesproken heb."
„Ik ook. Laat mij nu gaan. Dag Marie ! En zal je dan in huis het papier er afdoen ? Dag Marie !"
„Dag Paul I dag jongen ! Als je mij of de freule eens noodig hebt, hoef je 't maar te zeggen hoor !"
„Ik weet het wel, Marie ! Maar de Heere is de beste Helper."
„Ja, dat is zoo. Aan Hem vertrouwen we ons en elkander toe, niet waar ? "
„Ja Marie ! ook elkander. Nu, dag Marie !"
„Dag Paul !"
't Was, of geen van beiden de hand wilde of kon loslaten.
De freule had hen samen gezien en Paul door de boomen heen herkend, evengoed als Marie het gedaan had ! — En toen ze het mooie kerkje in haar kamer vond en aan Marie vroeg, of zij misschien wist van wie dat was, kwam ze niet anders te weten, dan dat ze het niet zeggen mocht.
„Mag ik het raden ? "
Marie kleurde.
,, Liever niet, freule ! want u raadt het toch den eersten keer."
Dat vond de freule jammer voor haar herdertje, maar berustte in het kiesch geval. Zij zou wel gelegenheid vinden, om het Paul zelf te laten zeggen.

HOOFDSTUK XVI.
Hillebrand had Paul aangeraden, om heel zuinig te zijn op zijn geld, en niets onnoodig uit te geven, want hij zou 't zoo noodig hebben. Paul begreep daar niets van, en daarom bracht de kuiper het hem aan 't verstand.
„Zou je niet graag timmerman worden ? " Wat was dat nu ?
„Maar baas, moet ik dan niet altijd herder blijven ? Ik ben toch herder."
„ja jongen, maar jij moet een vak leeren."
„Is herder dan geen vak, baas ? "
„Ja, wat zou de kuiper daarvan zeggen ?
„Zou je dan niet graag timmerman worden ? "
„Timmerman ? Paulus zegt toch, dat ieder in de beroeping moet blijven, waarin hij geroepen is ? "
„Ja, maar met beroeping doelt hij niet een beroep of vak. Dacht je dat ? "
„Ja, dat dacht ik."
„Maar jongen, heb j' er dan niet op gelet, dat hij zegt : maar indien gij vrij kunt worden, gebruik dat liever ? Als je om die woorden van Paulus geen timmerman mag worden, omdat je herder bent, dan had je ook niet bij Koen en Hilda vandaan mogen gaan. Is 't niet waar ? "
„Daar heb je niet over te denken : je blijft hier in huis en je eet met ons. Maar 't zou je toch geld kosten en daarom moet je zuinig zijn."

(Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Verschoppelingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's