De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een kerk met of zonder belijdenis ? IV.
Wij zouden met dezen oproep om de banier der belijdenis op te heffen kunnen besluiten, indien er niet enkele bezwaren geopperd werden tegen een belijdende kerk, en 't is op die bezwaren, dat wij nu in de laatste plaats nog kortelijk willen antwoorden.
Wij beginnen met een bedenking, die gij niet zoo zelden uit bevrienden mond kunt opvangen, en die wij een bedenking der kleinmoedigheid zouden willen noemen. Een belijdende kerk, zóó heet het van die zijde, is wel een heerlijk ideaal. Het valt ook niet te ontkennen, dat een kerk zonder belijdenis haar roeping verloochent. Evenals de apostel, moet de kerk natuurlijk ook kunnen zeggen : „Ik weet in wien ik geloofd heb." Zij moet een eigen positie innemen tegenover heidenen en mohammedanen, tegenover Lutherschen en Roomschen, tegenover Wederdoopers en allerlei secten ; en zij kan dit niet anders doen dan door in de confessie haar eigen inzicht in de waarheid der Schrift uit te drukken.
Dat is alles waar.
Maar zie nu eens naar de practijk in de Hervormde Kerk. Er heerscht daar immers practisch bijna volslagen leervrijheid. Iemand legt met goed gevolg zijn laatste examen af en wordt tot de bediening in de kerk toegelaten ; men zou verwachten, dat hij zich in de prediking nu ook hield aan de leer der kerk, die hij beloofd heeft te dienen ; en, Gode zij dank, zoo ziin er nog velen en komen er steeds meerderen ; maar er zijn er toch ook, die de officiëele leer der kerk eenvoudig terzijde leggen en hun persoonlijke opvatting der waarheid aan de gemeente brenq; en ; ja, er zijn er, die de leer der kerk in 't aangezicht weerspreken. Welnu, zóó besluit onze bezwaarde broeder, het is bij dezen stand van zaken een onbegonnen werk voor handhaving der belijdenis te ijveren, gij deedt beter den scheidsbrief aan uw kerk te geven! en haar aan haar eigen zelfontbinding over te laten !
Wij hebben onzen opponent kalm laten uitspreken. Hij heeft den toestand der kerk tamelijk juist geschilderd. Practisch heerscht er inderdaad een subjectieve willekeur, die zonde voor God is. 't Is in één woord droevig, dat op één kansel in sommige gemeenten 't rijke evangelie van Gods genade in Christus 's morgens verkondigd wordt, terwijl onder hetzelfde klankbord des avonds een stem klinkt, die het verzoenend lijden en sterven onzes Heeren Jezus Christus doodzwijgt of loochent. Dit is met geen leus van verdraagzaamheid goed te praten. Op dit punt is onverdraagzaamheid heilige plicht. Of legt de Schrift ons niet het woord op de consciëntie : „Alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den Antichrist, welke geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alreede in de wereld."
Wij hebben er ons al te zaam over te verootmoedigen, dat het ongeloof mede door onze schuld zoo diep in onze kerk doorgedrongen is. Maar wacht u voor kleinmoedigheid, alsof er geen herstel mogelijk zou zijn. Er zijn teekenen te over, dat de kerk terug wil keeren tot haar aloude belijdenis. In steden en op dorpen vraagt men weder naar de oude paden. Het volk stoomt toe, waar Gods Woord naar de belijdenis gepredikt wordt. Onder de jonge generatie zijn er velen, die zich wenden tot het evangelie, zooals het door Luther en Calvijn onverwaterd gebracht werd. Vergeet ook niet, dat de Drie formulieren van Eenigheid wel in subjectieve willekeur door predikanten en gemeenteleden verworpen kunnen worden, maar met dat al zijn zij nog steeds de erkende belijdenisschriften onzer kerk. Als er gevraagd wordt, niet wat één of andere leeraar, maar wat de kerk als kerk belijdt, dan moet een eerlijk man antwoorden : dat staat in onze Drie formulieren, de confessie, de Heidelberger en de Leerregels van Dordt!
Zoolang die banier nog staat, blijven wij.
De waarheid behoeft niet voor de dwaling te wijken. De dwaling moet wijken voor de majesteit der waarheid. Wij hebben goede hoop, dat dit eens zal geschieden. Wanneer, dat weten wij niet en behoeven wij ook niet te weten. Wij hebben eenvoudig in 't geloof, dat God het zal maken, onzen plicht te doen en het volk van Nederland weder saam te roepen rondom het Woord, zooals dit in de confessie verklaard wordt.
Tot zoover de eerste bedenking.
Maar nu een tweede bezwaar, dat van niet-bevriende zijde geopperd wordt. Men beschuldigt de confessioneelen of gereformeerden er nog al eens van, dat zij het niet met de vrijheid durven wagen, en daarom de gewetens aan een formule als de belijdenis is willen binden
Ons antwoord kan kort zijn.
Heel deze voorstelling gaat uit van de averechtsche gedachte, dat de kerk een proefveld is. Op een proefveld bloeit en groeit allerlei gewas, en 't blijkt dan mettertijd wel, welk gewas er het best op tiert. Zóó zou de kerk ook een proefveld zijn, waarin men vrijelijk elke geloofsovertuiging wortel kan doen schieten, om dan voorts rustig af te wachten wat wegkwijnt en wat stand houdt.
Dit is een onwaardige voorstelling der kerk.
De groote wereld, in 't midden waarvan de gemeente leeft en moet leven — ja, daar moet volstrekte vrijheid zijn voor ieder om God naar den eisch van zijn geweten te dienen, ook al zou dit geweten, iemand op een dwaalspoor leiden. Wij leven in een vrij land. Alle consciëntie-dwang is uit den booze. Laat de modernen, de ethischen, de evangelischen en de gereformeerden op dat terrein van 't groote leven in eerlijke geestesworsteling om den voorrang strijden, en dan strijden met open vizier en onbesmette wapenen ; er is daar ruimte voor allen, en dat, daat is het groote proefveld.
De kerk is echter niet een stuk van dat proefveld der wereld. Zij onderscheidt er zich juist van door den heiligen Doop in den naam des Drieëenigen Gods, want die Doop wordt terecht het veldteeken van Christus genoemd ; waaraan men de geloovigen juist van de wereld onderscheidt. De kerk is van Christus. Zij zoekt Hem niet zooals een wijsgeerige school de waarheid zoekt, maar zij kan het woord van Andreas overnemen : „Wij hebben gevonden !" Natuurlijk geldt dit niet van alle individuëele leden. Er zijn aan elken wijnstok ook dorre ranken. Maar zoo min de wijnstok als één planting beschouwd daardoor zijn karakter verliest, evenmin gaat het wezen der kerk teloor door het feit, dat er leden in zijn, die hun vrede nog niet in Christus gevonden hebben.
Het is de groote vraag nu slechts, of men de kerk in haar diepste wezen wil erkennen als een gemeenschap die „gevonden" heeft, dan wel of men haar wenscht te maken tot een kring van religieus aangelegde menschen, die „zoekende" zijn, maar zij weten niet wat? In het laatste geval moet gij het inderdaad met de vrijheid wagen en de practisch bestaande leervrijheid óók officieel en wettig durven maken. Acht gij daarentegen, dat de kerk eene gemeenschap is, die in Christus het antwoord op de diepste levensvragen gevonden heeft en het zich tot eere rekent die openlijk te Ijelijden, dan moet gij wel erkennen, dat er in de kerk naar den eisch van Gods Woord alléén mogen samenwonen, wie op dit kapitale punt eenstemmig denken en voelen.
Wij weten, dat in de Hervormde kerk de werkelijkheid niet aan het ideaal beantwoordt. Maar wij weten óók, dat de Heere met Zijn genade nog niet van haar geweken is en dat er eeuwige krachten in werken om haar te dwingen zich een organisatie te scheppen, die de uitdrukking van haar wezen is en daarbij haar schoone belijdenis te handhaven.
Die kerk zij u dan aanbevolen.
Martelaarsbloed wordt niet van u gevraagd, maar wèl mannelijke trouw. Een trouw, die u als bezielde getuigen doet staan, voor wie de waarheid Gods geen dorre formule, maar een kracht ten leven geworden is. Weest niet alleen vóór de waarheid. Leeft uit de waarheid. Houdt het vaandel uwer belijdenis hoog. Schaamt u niet voor de kleur uwer eigen banier. Hebt allen den moed weder naar de confessie te grijpen ; o, niet, alsof zij een heilig geschrift was, maar omdat zij u, onder alle confessies der andere kerken, 't zuiverst den rijkdom verklaart van den eenigen Naam, die onder den hemel gegeven is, waardoor zondaren zalig moeten worden.

De kerkelijke ellende te Numansdorp.
Het is nog niet het oogenblik op de dingen, die daar nu weer geschied zijn, in te gaan. Wellicht doen wij dat later nog wel. Maar wij willen nog een enkel woord zeggen over hetgeen eigenlijk aanleiding is voor de nare dingen van de laatste weken, waarvan de couranten melding hebben gemaakt.
De Kerkeraad heeft indertijd een besluit genomen, dat geen kinderen van Hervormde ouders, ook al zijn ze lidmaat, zullen gedoopt worden, dan wanneer de ouders „kerkelijk meeleven."
Dat gebod van "kerkelijk meeleven" heeft ze niet uitgevaardigd voor de geheele gemeente. Want er zijn er velen die kerkelijk niet meeleven en daar gebeurt niets mee. Dat wil zeggen, die worden niet gecensureerd, enz.
Ook ten opzichte van het Avondmaal bestaat niet een dergelijke extra bepaling.
Maar wel voor ouders, die een kind hebben, dat in conditie is om gedoopt te worden. Die ouders wil men extra eischen en vermaningen en verplichtingen opleggen buiten het formulier en de vragen van het formulier om. Omdat men weet, dat men die ouders in ongelegenheid kan brengen.
En nu verstaat men in Numansdorp onder kerkelijk meeleven : bij den plaatselijken predikant in de kerk komen.
Komt men niet — dan worden andere leden der gemeente niet gecensureerd. Maar doopouders wordt een klem dan aangelegd. Die wil men bij die gelegenheid straffen, door hun kind niet te doopen.
Bij eenig nadenken zal ieder het scheeve en het verkeerde van deze en dergelijke extra bepalingen ten opzichte van het doopen van kinderen inzien en veroordeelen.
Als men dan toch werkelijk in ernst om de wille van de zaak waarom het gaat tucht wil oefenen, moet men niet de doopouders der gemeente — een deel der gemeente — afzonderlijk maken tot een voorwerp van tucht. En dan nog wel door de kinderen te treffen en hun hét sacrament van den Heiligen Doop té onthouden.
Maar daar komt nu in onze Hervormde Kerk nog iets bij, als men dezen weg opgaat.
Stel dat er een moderne Kerkeraad is die 't zelfde doet. Als dan óók verstaan wordt met „kerkelijk meeleven" : onder de prediking van den modernen dominé te zitten, wordt het dan niet onmogelijk om z'n kind gedoopt te krijgen ?
Menschen die dan in een Hervormde Evangelisatie kerken of in een naburige gemeente en goed-Hervormd en belijdend lidmaat zijn, leven die dan niet kerkelijk mee ?
De moderne dominé zou — in dat geval — moeten zeggen : neen.
De ouders in kwestie zouden in eerlijkheid kunnen zeggen : ja.
En zoo loopt men vast.
Vooral in onze Hervormde Kerk.
Daarom lijkt het zoo mooi in de oogen van sommigen, zulke extra bepalingen en voorschriften als de Kerkeraad van Numansdorp gemaakt heeft. Maar diezelfde menschen konden, in een andere gemeente wonende, (in een moderne gemeente b.v.) wel eens door hun eigen bepalingen in de grootste moeilijkheden komen. Misschien gingen zij dan zelf wel naar een Hervormde Evangelisatie of naar een naburige gemeente, en misschien zeiden zij dan ook zelf wel, als hun gevraagd werd : leeft gij kerkelijk mee ? volmondig : ja ! — al kwamen zij nooit bij den plaatselijken (modernen) predikant in de kerk.
Óf leven Hervormde ouders, die in Rijswijli (Z.-H.) wonen, waar een modern predikant is, niet kerkelijk mee, als zij in de Hervormde Evangelisatie kerken of in Den Haag ?
En zulke gevallen zou men ook in gemeenten kunnen krijgen waar ethischen staan tegenover gereformeerden.
Als Hilversum dezelfde bepalingen maakte als Numansdorp, zou volgens den Kerkeraad (predikant) van Numansdorp niemand, die, in de Ethische Evangelisatie te Hilversum kerkt, z'n kind in de Hervormde Kerk kunnen en mogen laten doopen, omdat men niet „kerkelijk meeleeft."
Moet men nu het sacrament van den Heiligen Doop gaan gebruiken, om de richtingskwestie uit te vechten ?
Of, wat nog veel erger is : er kunnen allerlei kwesties zijn, die uit richtingsverschil of uit partijschap voortgekomen zijn. Moet men nu het sacrament van den Heiligen Doop bij de kinderen der lidmaten gaan gebruiken, om in die kwesties recht (of onrecht) te doen ?
Men moest toch verstandiger zijn. Juist als er zulke kwesties zijn. Laat men de kwesties die er zijn ook zulke als te Numansdorp, die samenhangen met de benoeming en het niet-benoemen door den Kerkeraad van een Godsdienstonderwijzer, waarbij het meer of minder gereformeerde een groote rol speelde — toch afzonderlijk behandelen. En laat men belijdende lidmaten, die eerbied voor Gods Woord hebben en in de Hervormde Kerk blijven, omdat zij die Kerk liefhebben, maar tijdelijk in een Hervormde Evangelisatie lurken, of naar een naburige gemeente gaan, toch niet treffen in hunne kinderen.
Zoo sticht men verwarring.
En uit verwarring komt verwarring.
En door verwarring op verwarring komt allerlei ellende voor beide partijen, waarbij de gemeente verwoest wordt.
Dat wilden wij nog eens zeggen in deze doopkwestie-Numansdorp, zonder partij te kiezen in alles vóór den een of in alles tegenover den ander ons te zetten.
Maar dat het sacrament van den Heiligen Doop op deze wijze gebruikt — misbruikt — wordt, doet ons leed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's