Uit het kerkelijk leven.
De vijftiende jaargang
Weer gaan wij een nieuw tijdperk in met ons Bondsblad. Veertien jaargangen zijn reeds verschenen, met dit no. begint de vijftiende ! 't Is haast niet te gelooven, dat het al veertien jaar geleden is, dat voor 't eerst „De Waarheidsvriend" verscheen, 't Lijkt ons nog zoo kort geleden. Maar de dagen en de jaren vliegen voorbij en hoe ouder dat men wordt, hoe sneller dat het gaat.
Er is groote dankbaarheid in ons hart, dat ons Bondsblad nu 14 jaren heeft mogen rondgaan van stad tot stad en van dorp tot dorp, al de provincies door. Wij weten toch, dat het niet zonder zegen is geweest. Menig hart heeft er iets door mogen ontvangen, dat voor tijd en eeuwigheid goed is ; en menige gemeente is er door onderricht in den weg der Waarheid, die naar Gods Woord is en aansluit aan 't geen van ouds in het midden van onze Herv. (Geref.) Kerk is geloofd en is beleden.
Zeker, er zijn altijd mensohen, voor wie het niet hard genoeg gaat. Die hebben geen oog voor de wondere werking van het zuurdeeg, dat, verborgen in het meel, stil alles doortrekt. Die houden meer van hamer en breekijzer. Nu, de sloopers, die van afbraak leven, zijn veelal in het leven ook de meest lawaai makende menschen, die, altijd spraakzaam, zich overal opdringen en indringen. Maar hetgeen wij noodig hebben wordt door die sloopers niet gedaan. Dat moeten anderen die minder lawaai maken, maar meer opbouwend werk verrichten.
Hoe 't zij, wij achten het een groot voorrecht, dat „De Waarheidsvriend" nu veertien jaar, hetzelfde .doel, in het oog houdend van 't begin tot op dezen oogenblik, onder ons is rondgegaan en dat velen. — elk jaar méér! — hem hebben willen ontvangen met zooveel belangstelling en zooveel hartelijkheid. De Heere Zelf doe er genadiglijk nog een rijken zegen uit voortkomen !
En nu gaan wij verder. Geen ander doel voor oogen, dan in artikel 4 van onze Statuten is uitgedrukt: de Waarheid, die naar Gods Woord is, verdedigen en verbreiden, opdat in dien weg de Ned. Herv. (Geref.) Kerk weer een plaats, een gezegende plaats, mag verkrijgen in het midden van ons volksleven, levend naar de beginselen die in de Dordtsche Kerkorde zijn neergelegd.
Elke tijd heeft hierbij z'n eischen. En op de eischen van onzen tijd willen wij zoo goed mogelijk letten, daarbij in 't oog houdend het wèl en wee van onze Herv. (Geref.) Kerk.
Ieder die het goede voor de Nederl. Herv. (Geref.) Kerk bedoelt, kan op onze sympathie rekenen. Maar wie het bedekt of openlijk op den ondergang van die Kerk gemunt heeft of haar op kunstmatige wijze uit elkaar zou willen rukken, zal ons tegenover dat bedoelen en dat streven vinden. Wij zijn vóór veertien jaar niet begonnen om onze Hervormde Kerk mee naar den kelder te helpen of haar als ^een legkaart uit elkaar te nemen of met 'het slagersmes in stukken te snijden. Wij zijn in zee gegaan met het duidelijk uitgesproken bedoelen, om in den weg van verdediging en verbreiding der Waarheid onze Herv. (Geref.) Kerk in den middellijken weg op te heffen uit haar diepen val, opdat ziji door 's Heeren genade weer de plaats mag gaan innemen in het midden des volks, zooals de Heere van ouds in het midden van dezen lande de Gereformeerde Kerk geplant heeft. Om die aloude Gereformeerde Kerk gaat het ons ; en onze Ned. Herv. (Geref.) Kerk van dezen dag willen wij daartoe trachten op te heffen en terug te brengen, verdedigend en verbreidend de Waarheid, die naar Gods Woord is, — welke Waarheid Gods ook alleen maar recht heeft in het midden van onze Vaderlandsche Kerk.
Men kan dat dwaas noemen. — héél dwaas en héél onnoozel misschien, — maar met dat ideaal voor oogen zijn wij l4 jaar geleden met „De Waarheidsvriend" begonnen, en in dien zelfden weg wenschen wij voort te gaan. Ieder die ons daarin helpen wil is ons hartelijk welkom. Ieder die iets anders bedoelt, zien wij liever gaan dan komen ; men richte dan maar een anderen Bond of andere Vereeniging op en zoeke maar in andere wegen heil. De geschiedenis zal wel uitmaken wat middelen en welke wegen waarachtig profijtelijk zijn voor Kerk en volk.
Terug ziende op 't geen achter ligt, leeft er blijde dankbaarheid in ons hart waar de zegeningen en de weldadigheden onzes Gods vele zijn.
Ziende op 't geen vóór ons ligt, rijst de bede op uit onze ziel, dat de Heere met ons mag wezen.
De tijden worden er niet gemakkelijker op. De toestanden, zooals wij ze dagelijks zien op het terrein van Gods Kerk in dezen lande, zijn zoo uiterst verward en zoo treurig, — om dan toch maar naar het breekijzer te grijpen ?
Geenszins.
Wat ons troost en sterkt en bemoedigt en doet volhouden, is het geloof, dat de Heere regeert en dat Zijne genade ons genoeg is.
Dat is het licht te midden van de donkerheden.
Dat geeft moed en krachten, welke de Heere wil vernieuwen een iegelijk, die op Hem betrouwen en dat wij dan maar zwakke instrumenten zijn, daar mag de hoop in ons harte leven, dat de Heere Zelf voor Zijn zaak staat en Hij ook Zijn Kerk, in dezen lande van ouds geplant, zal vrijmaken van hare beiden — waarlijk niet buiten haar zonden om haar aangelegd ! — om haar weer te stellen als een pilaar en vastigheid der Waarheid in het midden des volks. In dat geloof gaan we verder. Biddend werkend. Al werkende biddend, wetend, dat het al gaat om 's Heeren gunst, om Zijn hulp en bijstand, zonder welke wij niets vermogen.
Verworpen!
Men weet nu al over welke zaak we gaan schrijven. Als er „verworpen" staat, gaat het nu natuurlijk over „de Groote Synode" van 45 leden, gekozen door de 44 classes der Hervormde Kerk en de Waalsche Commissie. Die „Groote Synode" is eerst door de Synode van 1922 aangenomen, toen door de Kerk op de Classicale Vergaderingen, toen door de Synode van 1923, doch nu door de Provinciale Kerkbesturen en de Waalsche Commissie (vergeet die niet, in dit verband !) met 43 stemmen vóór en 24 stemmen tegen verworpen. Hoe dat kan, dat iets met zoo groote meerderheid van stemmen vóór en zoo'n klein getal stemmen tegen toch verworpen kan worden ? Dat zit 'm eenvoudig hierin, dat de kerkelijke wet voorschrijft, dat er 2/3 van het aantal stemmen vóór moeten worden uitgebracht (als het een verandering in het Algemeen Reglement betreft) zal een zaak als aangenomen beschouwd worden. En nu zijn er bij het voorstel van „de Groote Synode" (rakende een verandering van het Algemeen Reglement) van de 67 stemimen 43 vóór en 24 tegen uitgebracht, dus is het net precies beneden twee derde van het aantal stemmen gebleven ! Waren er 45 vóór geweest, dan was het voorstel aangenomen geweest, maar de twee stemmen die er te weinig vóór waren heeft het doen kelderen
Het spijt ons, dat het zoo geloopen is. Wij hadden, om de wille van onze Hervormde Kerk wel gewild, dat het anders ware gegaan ; hoewel wij van 't begin af aan het verloop in deze hebben gezien, zooals het nu een feit is geworden. Wie een weinig de kerkelijke kaart kent, die wist wel ongeveer wat komen zou.
Het is wel droevig, idat zulke dingen kunnen gebeuren in onze Hervormde Kerk. 't Is weer opnieuw oorzaak, dat zij zich zelf blameert en reden tot spot geeft, 't Is me het boeltje bij ons, Hervormden, wel !
Maar dan moet men de schuldigen zoeken daar, waar ze zitten.
Want b.v. „De Heraut" is zoo vriendelijk om onze Hervormde Kerk te vergelijken met iemand die aan een vetziekte lijdt, geen lust heeft om eens wat frissche luoht te happen en eene gezonde wandeling te maken, liever maar weer telkens neervallend in den gemakkelijik-zittenden stoel met kussens met gevolg natuurlijk om straks aan die vetziekte te bezwijken.
Nu ligt de zaak, naar wij meenen, geheel anders.
Want zooals wij boven reeds zeiden ; de Synode van 1922 heeft het voorste! aangenomen ; de Kerk zelve heeft zich met de zaak ingelaten en heeft er vóór gestemd; de Synode van 1923 heeft het voorstel andermaal aangenomen, na enkele wijzigingen, door een Commissie, daartoe benoemd, voorgesteld. En dus de Kerk zelve heeft in deze geenszins 't beeld vertoond van iemand die aan een vetziekte lijdt en z'n neus niet buiten de deur durft steken. De Kerk zelve, Synode en Classicale Vergaderingen, verdienen hier geen blaam.
'Maar wat is de zaak ?
Nadat de Kerk, de Classicale vergaderingen en de Synode de zaak naar behooren heeft behandeld, moest het de Prov. Kerkbesturen passeeren. Van die 11 Kerkbesturen hebben zich er 7 vóór verklaard in meerderheid : Gelderland 7 vóór en 2 tegen ; Zuid-Holland 9 vóór en O tegen; Zeeland 6 vóór en O tegen; Utrecht 3 vóór en 1 tegen ; Friesland 5 vóór en 2 tegen ; Overijsel 3 voor en 1 tegen ; N.-Brabant en Limburg 4 voor en 3 tegen. Dat wetende, kan men nu niet bepaald zeggen, dat de Hervormde Kerk aan vetziekte lijdt en den neus niet buiten de deur durft steken om frissche lucht te happen.
Maar waar zit dan de schuldige ?
Natuurlijk zijn het de modernen, die het geleverd hebben. Dat ziet men aan het Provinciaal Kerkbestuur van Noord Holland waar er 3 vóór, maar 4 tegen waren ; en dan Drenthe met 1 stem vóór en 3 tegen en Groningen met 2 vóór en 4 tegen ; maar vooral ziet men het aan de Waalsche Commissie, waar in uitsluitend modernen zitting hebben; welke Commissie met algemeene stemmen, zijnde 4, tegen gestemd heeft.
De Kerk heeft het dus nie't gedaan. De synode heeft het niet gedaan. Hulde aan die mannen, die zichtzelven als 't ware hebben willen opofferen voor 't geen zi] in het belang van de Kerk achtten ! (Waarom zouden wij dit woord van lof niet neerachrijven ? te meer, waar er zoo dikwijls gezegd is, dat de Synode „zich zelf niet zal ophangen en „niet vrijwillig zal willen heengaan.")
Ook de Classicale Vergaderingen hebben het niet gedaan. Ook de Provinciale Kerkbesturen zelfs niet, hoewel daar natuurlijk de schuldiigen gezocht moeten worden. (.Zie maar naar Noord-Holland, Groningen en Drenthe). Maar de Waalsche Commissie treft hier blaam !
Als we de Waalsche Commissie met 4 stemmen van de 67 stemmen, die nu uitgebracht zijn, afrekenen, houden wij er 63 over. Twee derde van 63 is 42. Er zijn 43 stemmen vóór uitgebracht en dus zou het voorstel, indien het alleen door Nederlandsch Hervormden was behandeld, zijn aangenomen. Ook dus zelfs door de Prov. Kerkbesturen !
Maar de Waalsche Commissie, die zich altijd heel wat verbeeldt en niets beteekent, die heeft het gedaan.
De Waalsche Commissie, die feitelijk niets met de Nederlandsche Hervormde Kerk te maken heeft en er zich overigens niets van aantrekt, die heeft de arrogantie gehad om zich als één man tegen deze, voor de Nederlandsch Hervormde Kerk zoo bizonder belangrijike aangelegenheid, te verzetten.
De Waalsche Commissie, die — is 't niet belachelijk ? — het piet-peuterig aantal van 16 gemeenten vertegenwoordigt; welke piet-luttige gemeenten saam, alles en alles bij elkaar geteld, 8962 leden tellen.
Die Waalsche Kerken (Leiden telt 423 leden met twee predikanten; 's Hertogenbosch telt 21 leden met één predikant ; Maastricht 33 leden met één predikant ; Voorburg met 10 leden ; Zwolle met 36 leden ; Middelburg mét 90 leden ; Delft met 102 leden, enz. enz.), die 'in onze Hervormde kerkelijke bestuursorganisatie zijn ingeschakeld — hoewel ze in de practijk niets met ons Hervormd kerkelijk leven hebben uit te staan — die Waalsche Kerken, welke N.B. in de Waalsche Commissie 4 stemmen uitbrengen !!!! hebben de brutaliteit gehad om hetgeen de Nederlandsche Hervormde Kerk, in Synode, Provinciale Kerkbesturen en Classicale Vergaderingen, met groote meerderheid .als gewensoht achtte, met één handbewegen (of liever : mondbewegen) onmogelijk te maken.
Men moet wel een eigenaardige opvatting hebben van verantwoordelijkheid en van fatsoen. Op ethische gronden zal 'n dergelijke houding moeilijk te verdedigen zijn. Het is wel kerkelijke politiek van den kleinsten kant. Het is eenvoudig verschrikkelijk, om door ieder, die nog prijs stelt op normale verhoudingen in het leven, gestriemd en gegeeseld te worden ; wat men verdient, omdat men blijkbaar niets van het ongehoorde en onbetamelijke in deze voelt. En dat doen dan de Franschen.
Waar wij zóó den schuldige hebben aangewezen is het duidelijk, dat, wat in 'de Kerk zélve leeft, n.l. dat er een andere wijze van kerkelijk leven en van Kerkregeering komen moet, op deze manier niet door Waalsche modernen en óók niet door de Nederlandsche modernen kan worden uitgewischt. Men zou het wel willen, maar het zal niet gelukken. En inplaats van moedeloos neer te zitten of ons reiskoffertje te pakken en de Nederlandsch Hervormde Kerk den rug toe te keeren, gaan wij opnieuw aan 't werk en waar de dingen in het midden van onze Nederlandsche Hervormde Kerk zóó staan als ze staan, wanhopen wij nog niet.
Dat uit dit verlies nog winste voortkome, is ons hartelijk verlangen en 't blijft onze bede tot Hem, die op Zijn tijd het maken zal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's