De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

FINANCIËN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FINANCIËN

9 minuten leestijd

Postgiro 138421.
De menschen houden tegenwoordig nog al van wedstrijden. Als ge de nieuwsbladen opneemt dan vindt ge onder „Sport" heele kolommen en soms heele bladen daaraan gewijd.
Wat een drukte dreigt het straks b.v. niet te worden met die Olympische Spelen. Gelukkig maar, dat onze Volksvertegenwoordiging indertijd zoo verstandig was om te zeggen: wie die dingen wil, moet er zelf maar voor betalen. Gelukkig dat onze mannen, en ook de politieke medewerker van „De Waarheidsvriend" toen niet alleen aan beginsel-politiek heeft gedaan, maar zijn beginsel ook in practijk heeft gebracht. Ik denk als hij dat eens niet had gedaan en als hij in die dagen eens gezegd had: „Of er een paar ton naar die Olympische Spelen gaat, dat deert mij niet, ik doe alleen maar aan beginsel-politiek, dat wij hem dan duchtig aan zijn ooren zouden hebben getrokken en dat het bij velen niet eens een „duim" gescheeld zou hebben of zij hadden „twist" met hem gehad.
Nu zijn er niet alleen wereldsche wedstrijden, — en die willen we nu verder maar aan de wereld overlaten, — maar daar zijn ook wedstrijden op het terrein van Gods Koninkrijk, geestelijke wedstrijden willen we ze nu maar noemen. Eigenlijk is heel het leven van den Christen een wedstrijd. Het zou niet moeilijk zijin dat met enkele teksten, vooral uit de brieven van Paulus, te bewijzen. Maar aan zulk een wedstrijd werd ik dezer dagen ook herinnerd, toen een van mijn gemeenteleden tot mij sprak: „Jongen, jongen, dominé, als dat zoo doorgaat dan steken ze ons straks in Booreft de loef af; daar moeten we straks in 't Veen onder door".
Blijkbaar doelde hij op de prachtcollecte uit Bodegraven, waarmee ik de vorige week mijn post ontvangsten sluiten kon.
Ik zeide: Ja man, dat is heel niet onmogelijk. Misschien is 't ook wel goed, dat we niet altijd de eersten zijn, want ik heb wel eens gelezen van „eersten, die de laatsten werden". Maar als je graag de eerste wil blijven — als het maar uit een goed beginsel voorkomt, dan mag dat wel — welnu, doe je best maar, begin zelf met de Paaschcollecte maar eens diep in je zak te tasten en laat 't Veen dan maar eens toonen dat zij er pijs op stellen dat een van hun dominé's straks Bonds-secretaris en een ander Bondspenningmeester is. Ik ben nu wel benieuwd naar het resultaat van dien wedstrijd. Misschien dat er nog wel meer mee willen doen. Zij kunnen zich bij mij opgeven. Dit is zeker, zij hebben zich in Bodegraven bovensbest gehouden. Die perzik smaakt naar meer. Ja, de Rijnstreek, zeggen ze altijd, is welvarend en zij kunnen daar wel wat missen ook. Ik ging zoo in mijn gedachten die streek eens langs: Bodegraven—Zwammerdam—Alphen. Ja, Alphen, dacht ik, daar zijn zij ook niet zoo mis. Die konden toch eigenlijk ook wel eens wat doen! En ziet daar, laat ik het nu gedacht hebben en daar komt wezenlijk met de volgende post al een briefkaart uit Alphen, meldende dat er een postwissel onderweg is. Ik dacht dadelijk weer aan den wedstrijd, en dacht: zeker gehoord van die mooie collecte in, de buurt en nu willen zij het ook niet onder zich laten. Wel loopen zij Bodegraven nog zoo gauw niet voorbij, maar dat hoeft ook niet. Als zij maar meedoen. En dat bleken zij gedaan te hebben. De omstandigheden zijn in de eene plaats soms ook heel anders dan in de andere, en dat moet bij het bedrag ook altijd in aanmerking worden genomen. Zoo heeft b.v. in Bodegraven al sinds jaar en dag een Bondsdominé gestaan — hoewel ik mij ook nog herinner dat ik voor den Bond in een Café-zaak moest optreden, omdat de kerk toeni nog verboden terrein voor ons was — en in Alphen hebben zij er nog nooit een gehad. Ik geloof, dat zij nu bezig zijn om pogingen aan te wenden om er een te krijgen. Wij hopen natuurlijk, dat die pogingen met succes bekroond zullen worden en dat de Kerkeraad van Alphen zoo verstandig zal zijn — och waren alle menschen wijs — om te zeggen: „we gaan nu naast den Confessioneel ook een Gereformeerden Bonder beroepen, opdat de beide belijdende elementen van onze gemeente bevredigd mogen zijn"; en als dat zoo is, ge zult eens zien, dan gaat het ook in Alphen veel beter en dan streven zij misschien Bodegraven nog wel voorbij. Ja, zoo'n Bondsdominé moet je toch maar hebben! Als ik er zelf geen was, zou ik haast gaan denken dat zij onmisbaar waren. Maar dat weet ik nu veel beter, hoor!
Maar laat ons nu liever maar eens hooren, zegt ge, wat „Alphen" inzond. Goed, maar dan gaan we tegelijk aan het opsommen van al de inkomsten van deze week en vrees ik haast dat mijn onderwerp „de Paaschcollecte", dat ik verleden week al aankondigde, er weer bij inschieten zal. Maar dat moet dan maar. Het kan ook nog wel een week overstaan. Welnu, in Alphen heeft de afdeelinig niet stilgezeten. Zij hebben wel twee spreekbeurten gehad, waarvan de eene vervuld is op 31 Jan. door ds. Bartlema van Zeist en de tweede op 27 Febr. door ds. Bruijn van Bergschenhoek. In de eerste werd gecollecteerd een bedrag van ƒ 28.45, en in de tweede een bedrag van ƒ 19.55. Dan had men nog een busje, dat blijkbaar bestemd was om tot aanvulling te dienen. En dat busje, dat men voor deze gelegenheid ook had geledigd, bevatte ƒ 11.13, zoodat mij vanuit
A l p h e n werd toegezonden voor het Studiefonds een postwissel van ƒ 59.13. Gij merkt wel, dat Bodegraven van zijn buurman voorloopig nog niet de meeste concurrentie heeft te duchten. We zeggen dit natuurlijk niet om „Alphen" te kleineeren, want als we wisten waar ze vandaan kwamen, dan zou het best kunnen blijken dat de bijna ƒ 60.— van Alphen nog meer waren dan de ruim ƒ 360.— van Bodegraven. Daarom moet Bodegraven zich niet gaan verheffen en Alphen mag zich niet laten ontmoedigen, en zoo zijn we dus ook den Alphenaars heel dankbaar voor dezen postwissel, die ons door den heer G. Verhagen, penningmeester der afdeeling, werd toegezonden.  Maar ja, hoe is een mensch, en hoe is vooral een Penningmeester. Liever veel dan weinig! En mij dunkt dat zal in dit geval ook wel niemand mij kwalijk nemen. Dan heb ik nog een postwisseltje uit
R ij s s e n. Daar is iemand geweest die heeft op 26 Febr. stof tot danken gehad en die dankensstof heeft zich bij hem omgezet in een dankoffer. Zeker een voorbeeld ter navolging. Dat dankoffer, waarvoor wij hem danken, deed hij in den vorm van ƒ 2.— in den collectezak onder de prediking van ds. Van Voorthuizen, die zoo vriendelijk was ze ons toe te zenden.
En om nu eerst de postwissels maar af te doen, vanmorgen kwam er nog een uit
K a m p e n, van den heer E. Roest, aldaar, die zijn busje no. 125 geledigd had en mij over de maand Januari ƒ 11.—, over de maand Febr. ook ƒ 11.—, plus nog ƒ 6.15, blijkbaar gecollecteerd op de jaarvergadering van een Zondagsschool, dus in het geheel een bedrag zond van ƒ 28.15. Dat busje 125 zal dus wel geen van de slechtste zijn. Ik meen, dat onze vorige Penningmeester er altijd ook nog al wat mee op had. En nu kom ik aan de meer nieuwerwetsche girogiften. Het begon met den inhoud van een busje uit
Z e g v e l d. Daar woont in het hulpkantoor der Posterijen — indien hij althans den laatsten tijd niet verhuisd is — mijn vriend C. Bardelmeijer, een van onze oude getrouwen, die al voor onzen Bond in het vuur ging, toen vele anderen er nog niets van moesten hebben en toen ook de Zegveldsche kerk, evenals de Bodegraafsche, voor ons nog verboden terrein was. Deze heeft een busje, dat in den loop der jaren al heel wat heeft opgebracht. Hij had het ook nu weer geledigd en zond mij over de maand Februari een bedrag van ƒ 3.15.
Dan was bij onzen aanstaanden Secretaris, mijn waarden collega ds. Van der Snoek te Kralingen, wien we van harte gelukwenschen met zijn herstel en wien we spoedig het welkom in zijn nieuwe gemeente hopen toe te roepen, ingezonden een gift uit
W e s t b r o e k, van ƒ 5.—, gecollecteerd bij een huwelijksbevestiging, die ds. Klomp aldaar had gezonden aan ds. Van der Snoek en die nu door dezen weer aan mij werd doorgezonden. Wij hopen, dat daar in Westbroek nog maar meer van die jonge menschen zullen wezen, die, op den drempel van hun huwelijk staande, aan onze Fondsen denken zullen. Al maakt hun huwelijksgift dan een omweg, zij zien, zij komt toch wel terecht.
Verder kreeg ik vanmorgen per giro uit Vlaardingen van ds. H.A: Heijer aldaar ƒ 10.—, die deze in zijn brievenbus had gevonden. Die brievenbussen van sommige dominé's, als die eens praten konden! Ook werd mij uit
O e n e ƒ 10.— gezonden door den heer B. Nijhof, aldaar, met de mededeeling dat deze gift gevonden was in de collecte van Zondag 4 Maart met het bijschrift: „uit dankbaarheid voor genoten weldaden". Wij hopen maar dat ook dit dankoffer 'n vrucht van het groote zoenoffer van Christus mag zijn. En nu nog een paar collecten. Zoo werd mij vanuit
's-G r a v e n m o e r  gezonden door ds. F. Anker aldaar een collecte van ƒ 24.47 tijdens een spreekbeurt van ds. Van Wijngaarden van Veenendaal, en twee nagiften, van ƒ 0.53 en ƒ 1.—, en tenslotte nog ƒ 1.—, gevonden in de collecte van l.l. Zondag, tezamen een bedrag dus van ƒ 27.—, terwijl vanuit
S l u i p w ij k gezonden werd door ds. W. Wesseldijk aldaar een bedrag van ƒ 40.—, zijnde een collecte, vóór enkele weken reeds gehouden bij de intrede van ds. W. Dat Sluipwijk is maar een betrekkelijk kleine gemeente, waar thans de tweede Bondsdominé staat. Wie had vóór enkele jaren gedacht, dat daar nog eens zulk een bedrag voor den Gereformeerden Bond gecollecteerd zou worden? Maar daar zien we al weer dat de prediking der Gereformeerde Waarheid ook in dezen zijn vruchten van zich werpt.
Ge ziet wel, de giro bracht nog geen stroomen, maar toch enkele druppels, waar onder een paar vette druppels. Als wij dan ook gaan optellen, komen we deze week toch weer aan een bedrag van
f 184.43
waarvoor, naast God, onzen dank aan allen die er aan hebben meegewerkt.
Veenendaal.
De Penningmeester, Ds. M. JONGEBREUR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FINANCIËN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's