De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

12 minuten leestijd

Een „Formulier" bij de Openbare belijdenis.
Zoo'n formulier hebben we niet. Daar is al dikwijls over gesproken, maar tot op heden ontbreekt het. En we gebruiken met opzet dat woord ontbreekt, want wij gelooven, dat het een gebrek van de Kerk is, dat zij tot op heden zooiets niet gegeven heeft. Dan zou er bij deze gewichtige handeling in het midden der gemeente ook meer lijn en uniformiteit kunnen komen. Nu gaat het vaak kris kras door elkaar en bij den een zoo grootelijks anders dan bij den ander, wat we bij plechtige handelingen in het midden van de Kerk toch niet kunnen prijzen; wat we bij Doop en Avondmaal ook niet doen.
Wij willen probeeren een „formulier" hier te geven.
Natuurlijk is het maar een „proeve van bewerking". Maar het zal ons verheugen, indien kerkeraden, indien predikanten met name, maar óók ouderlingen (waarom zij niet? ) hun aandacht er aan willen geven. En als men andere gedachten heeft, zal men ons een heel groot genoegen doen met het ons kenbaar te maken. We voegen er de vragen bij, zooals wij die gewoon zijn te stellen, ons houdend aan de belijdenis en de verklaring en de belofte van de kerkelijke bepalingen, onder ons geldend.
Het Formulier (in „ontwerp", als „proeve van bewerking") luidt:
Geliefden in onzen Heere Jezus Christus,
Gij zijt hier verschenen om voor God en Zijne heilige gemeente belijdenis te doen van uw geloof in God, den Vader, Schepper des hemels en der aarde en in Jezus Christus, Zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heere en in den Heiligen Geest, in welken driemaal heiligen Naam des Heeren gij als kind in Gods verbond en Zijn gemeente begrepen, gedoopt zijt. (Of, als die doop in uw jongheid is nagelaten, op uw nadrukkelijk verzoek nu gedoopt zult worden).
Alzoo staande in het midden van de gemeente betuigt gij, na ontvangen onderricht in de Schriften, dat gij, in zonden ontvangen en geboren, van nature kinderen des toorns zijt, zoodat gij in het rijk van God niet kunt komen, tenzij gij van nieuws geboren wordt.
Daarbij geloovende en belijdende, dat God de Vader met ons een eeuwig verbond der genade wil oprichten, ons tot Zijne kinderen en erfgenamen wil aannemen, verzekerend, dat Hij ons in Christus Jezus, Zijnen Zoon, wil wasschen en reinigen van onze zonden, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlijvende, alzóó dat wij in Christus van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden. Waarbij de belofte des Vaders en des Zoons is, dat de Heilige Geest bij ons wil wonen, ons tot lidmaten van Christus wil heiligen, om ons toe te eigenen dan 't geen we in Christus hebben, n.l. de afwassching onzer zonden en de dagelijksche vernieuwing onzes levens, totdat we eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.
Staande in die belijdenis in het midden van Christus' Kerk, die gebouwd is op het fundament der Apostelen en Profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is, zijt gij nu hier verschenen, om u te verplichten tot de nieuwe gehoorzaamheid, n.l. dezen eenigen God, Vader, Zoon en H. Geest aan te hangen, te betrouwen en lief te hebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld te verzaken, onze oude natuur te dooden en in een godzalig leven te wandelen naar Zijn Woord, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus Christus, kennende de ondersteunende en vernieuwende kracht des Heiligen Geestes.
Opdat het dan openbaar worde, dat gij niet uit gewoonte of bijgeloovigheid tot deze ure van openbare belijdenis gekomen zijt, maar het uw oprecht begeeren is als lidmaten van Christus' gemeente te wandelen, zult gij van uwentwege op de volgende drie vragen ongeveinsdelijk antwoorden:
De drie belijdenis-vragen:
1. Belijdt gij te gelooven in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde en in Jezus Christus, Zijn eeniggeboren Zoon, onzen Heere, en in den Heiligen Geest?
2. Zijt gij des zins en willens bij deze belijdenis door Gods genade te volharden, de zonde te verzaken, te jagen naar heiligmaking en uwen Heiland in voorspoed en tegenspoed, in leven en sterven, getrouw te volgen, gelijk aan Zijn ware belijders betaamt?
3. Belooft gij naar deze belijdenis tot den bloei van het Godsrijk in het algemeen en van de Nederlandsche Hervormde Kerk in het bizonder, in gehoorzaamheid aan Gods Woord en met opvolging der Kerkelijke ordeningen, naar uw vermogen volijverig mede te werken?
Wat is daarop uw hoorbaar antwoord? Toespraak:
De Vader der barmhartigheid, die u door Zijne genade tot deze goede keuze geroepen heeft, bevestige uw geloof en sterke uwe liefde, opdat gij als getrouwe getuigen van Jezus Christus moogt leven en straks in uwen Heiland en Zaligmaker moogt ontslapen, om dan eeuwig bij God te zijn! Amen.
Zingen: Psalm 134 vers 3.
Doopen (die nog niet gedoopt waren, op grond van hun afgelegde geloofsbelijdenis).
Zingen: Psalm 87 vers 4.

Oppassen is de boodschap!
Wat we in Rotterdam aan den lijve meer dan eens en telkens weer ervaren, is: de zeldzame brutaliteit die er bestaat op het terrein van collecteeren voor allerlei doeleinden van godsdienstigen en maatschappelijken aard. Wat loopen er telkens weer vele menschen in!
En de collectanten lachen in hun vuistje dan!
Wij zouden in 't algemeen willen zeggen: geeft nooit, nooit aan de deur; tenzij dat men dubbel en dwars verzekerd is, dat het geen bedrog is. De roerendste verhalen van vrouw en kinderen en honger enz., worden, opgehangen. En er is geen woord van waar dikwijls. De mooiste verhalen over Zending, werk onder blinden, ongelukkigen enz., worden u aan de deur verteld; en er is dikwijls geen woord van waar! 't Is alles grof bedrog. De sterkste bewijzen hebben we er van in Rotterdam; en meer dan eens is in de „Kerkbode" en van de kansels er voor gewaarschuwd, opdat toch niemand iets zal geven voortaan in goedgeloovigheid aan beroepsbedriegers.
We lazen omtrent deze voortwoekerende slechte zaak van bedriegelijk collecteeren een verslag van een rede, die de heer G. van Roekel, secretaris van den Armenraad, te Arnhem gehouden heeft. Hij had als onderwerp opgegeven: Strooptochten van Oplichters". We laten het verslag, ontleend aan „De Rotterdammer", hier volgen. Men doe er z'n voordeel mee! Nooit, nooit iets geven; tenzij men heelemaal zeker is, dat de zaak vertrouwd is. Ook al komt men met de mooiste en dierbaarste verhalen, toch nooit, nooit iets geven!
Het verslag luidt als volgt:
»Spreker begint met uiteen te zetten, hoe de nood der tijden telkens dringt een beroep op de weldadigheid van het volk te doen. Er zijn Gemeentebesturen, die helaas geen paal en perk stellen aan de bende van collectanten voor eigen zaak, die op het Hollandsche publiek worden losgelaten.
Spreker wijst dan op het gevaar van geven zonder onderzoek, van het schenken van aalmoezen aan de deur. Daarna behandelt spreker een aantal gevallen van collecten, waarvan de opbrengst meer aan de organisatoren, dan aan de noodlijdenden ten goede kwam. Zoo werd in tal van plaatsen in den lande gecollecteerd door of namens een juffrouw, in Utrecht woonachtig, voor een Vereeniging „Tot heil der menschheid". Een staf van collectanten, veelal vrouwelijke, waren in haar dienst. De personen ontvingen 50% van de opbrengst der inzamelingen. Bij onderzoek bleek, dat de rest kwam aan de juffrouw in Utrecht en dat de Vereeniging „Tot heil der menschheid" niet bestond.
Hetzelfde gold van een z.g.n. Vereeniging „Weldoen zij ons streven", op touw gezet door een paar ontslagen gevangenen, die stad en land afstroopten en het geld in eigen zak staken.
Hoe is in ons land niet op merkwaardige en vernuftige wijze gecollecteerd door een zekeren Vroom, een geweldig organisator op dit terrein, die een breede schaar van collectanten had en telkens weer voor een ander doel liet collecteeren, nu eens voor een tehuis voor blinden, dat niet bestond, dan weer voor nagelaten visschersweduwen en kinderen, die er geen cent van kregen. Deze man had jarenlang een rijk bestaan op deze manier.
Een dezer dagen is weer door ons ontdekt, dat een man voorwendde te collecteeren voor de „Vereeniging tot bestrijding van den Lupus". Hij werkte met gedrukte inteekenlijsten én valsche legitimatiebewijzen. Genoemde Vereeniging had den man niet uitgezonden en ontving geen cent van het gecollecteerde.
De lijst van dit soort collecteerende menschen is lang en gevarieerd. Of eigenlijk niet zoo gevarieerd, want het thema is steeds hetzelfde: Speculeeren op de goedgeloovigheid en de goedgeefschheid der menschen.
Dat zijn de stroopers op het terrein der weldadigheid, die tot stelregel hebben: „de beste liefdadigheid begint bij jezelf'.
De Stad en Land-zending te Rotterdam collecteerde in het geheele land. De leider-organisator was iemand, die misbruik van sterken drank maakte en wegens zededelicten enkele malen gevangenisstraf had ondergaan. Van Zendingsarbeid was natuurlijk geen sprake. De Vereeniging „Redt het Verlorene", die een echten strooptocht op touw zette op de Zeeuwsche eilanden, bestond uit één man, die met eenigt helpers een goed leventje had van de opgezamelde gelden. De Vereeniging „Werkverschaffing en ondersteuning van blinden en andere hulpbehoevenden", op touw gezet door 'n zeer onbetrouwbaar sujet te Amsterdam, heeft gedurende eenige jaren duizenden opgehaald in den lande. Soortgelijke ervaring werd opgedaan met de Vereeniging „N e d. Nijverheid der Blinden", onder leiding van een meermalen door de politie gesignaleerden oplichter. Van een Vereeniging was hier ook geen sprake. De z.g.n. directeur ging met enkele helpers op pad en maakte goede zaken.
Spreker denkt hier ook aan het bedrijf van een troepje menschen, die langen tijd met een wagen het land doortrokken en brasten en goede sier maakten van het ingezamelde geld, z.g.n. de Vereeniging „Tot geestelijke ontwikkeling des volks". Men gaf circulaires uit, waarin men annonceerde dat men zich ten doel stelde langs ordelijken en wettelijken weg den geest der revolutie onder het opkomende geslacht te bestrijden en tot uitbreiding van Gods Koninkrijk werkzaarm te zijn. 't Was een zedeloos stelletje, dat op zeer geraffineerde wijze de beurzen van het goedgeloovige publiek wist open te krijgen.
Spreker noemde het collecte-bedrijf van het z.g.n. Kruisleger. Men imiteerde de uniformen van het Leger des Heils. Het geld werd natuurlijk ten eigen bate aangewend. Een der collectanten werd in zijn uniform van „luitenant colonel" op den middag van een collectedag stomdronken door de politie opgebracht!
Er valt nog wel wat te zeggen van de ter goeder naam bekend staande Vereenigingen en Instellingen. Er zijn voorbeelden bekend van Instellingen, waarbij 60% en vaak nog veel meer van de opbrengst der inzamelingen verdwijnt aan loon en provisie.
Er is een Vereeniging, waarvan bestuursleden collecteerden. Van de opbrengst van de collecte in den lande, die in één jaar ongeveer ƒ 4000.— bedroeg, werd ruim ƒ 3500.— uitgekeerd aan salaris en reiskosten. Nog geen ƒ 100.— kwam ten goede aan het eigenlijke doel.
Een andere Vereeniging voor Evangelisatie in één onzer groote steden, waarvan de leider voorgaf geld te verzamelen voor lectuurverspreiding en tot verschaffing van kleeding en voeding, had in één jaar ruim ƒ 6000.— ingezameld. Aan salaris verdween 4000 gulden, aan reis- en verblijfkosten 2000 gulden, terwijl voor de uitreiking van lectuur, voeding en kleeding nog geen 200 gulden werd uitgegeven, dus nog geen 3% voor het eigenlijke doel«.
Het zijn inderdaad treurige cijfers, gegeven door iemand, die het weten kan. Oppassen is de boodschap!

Lutherschen en Calvinisten.
Felle haat was er en diepgaande vijandschap. Luther had eens geschreven: „Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der Sacramentisten, noch staat op den weg der Zwinglianen, noch zit in het gestoelte der Zürichers". Dat was banaal. Zóó Psalm 1 over te zetten is schandelijk.
Maar de tijdsomstandigheden waren er naar! 't Was alles fel en scherp. De broederband werd niet gevoeld. Uitroeien maar! 't Zwaard en de Overheid moest er bij te pas komen. Dan zou 't spoedig uit zijn met al die verschillende Kerken. De praktijk van het leven onder hen, die broeders en zusters moesten zijn in Christus, was niet zelden zeldzaam onverdraagzaam.
Een voorbeeld.
De rust in Engeland was voor de Protestantsche Gemeente in Londen weg. Toen Koning Eduard VI gestorven was en de Katholieke, de „bloedige" Maria den troon beklom, moest de gemeente van uitgewekene Nederlanders, wijken. In twee schepen, elk met 75 menschen bezet, vaart een gedeelte van de Gereformeerde vluchtelingen-Kerk de Theems af en zet koers naar Denemarken. Daar hopen zij bij den Lutherschen vorst gastvrijheid te vinden. Hoe hebben zij zich bedrogen! De Luthersche predikanten hadden den Koning opgezet en den 8sten December 1553 wordt aan de vluchtelingen uit Londen — Calvinisten — aangezegd, dat zij, die eerst met levensgevaar dit land bereikt hebben, binnen 24 uur op hunne scheepjes moeten zijn! Zelfs de overwintering — 't is in de Decembermaand — wordt hun geweigerd. Zij moeten maar trachten, reeds uitgeput door de ontberingen der vorige reis, in 't barre jaargetijde, bij het ruwste weder, door de ijsschotsen henen, de Duitsche kust te bereiken om, als zij óók te Rostock, Weismar en Lubeck verjaagd zijn, eindelijk te Embden een onderkomen te vinden,
Wat moet er in 't hart dezer vluchtelingen omgegaan zijn, toen zij, in wintertijd, afstaken van de Deensche kust, niet anders dan den dood voor oogen? Vluchtende Gereformeerden door Lutheranen uitgestooten en aan den dood overgegeven!
In een Luthersch land geen Calvinisten! Weren, uitroeien. Ombrengen met geweld en zwaard brandstapel en zoo oordeelen Protestanten over en weer. In een land is maar plaats voor één Kerk dood aan de anderen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's