Waarom geen afscheiding?
Sedert Koning Willem I ter onzaliger ure aan onze Kerk die treurige organisatie heeft opgelegd, zijn er heel wat middelen beproefd om van deze organisatie te worden verlost. Er staan daartoe maar twee wegen open. Men moet trachten om de Kerk in de Kerk te herstellen of men moet komen tot afscheiding. In de vorige eeuw is het al eenige malen beproefd en telkenmale wil men het opnieuw beproeven.
We beginnen te erkennen, dat de afscheidingen wel zegenrijk waren voor de overgeblevenen in de erve onzer vaderen. Tengevolge van de afscheidingen gingen de oogen open van velen, die de belijdenis onzer vaderen nog wel lief hadden, maar toch met de groote massa in slaap waren gewiegd. Maar aan de andere zijde werden door de uittredingen de gelederen danig gedund. O, als nog eens al wat gereformeerd heet, bij elkaar was in de erve onzer vaderen, dan was het met de modernen al lang gedaan geweest. De proponentsformule zou al lang gewijzigd zijn geworden. Het werk van de reorganisatie zou al lang daadwerkelijk zijn ter hand genomen.
Helaas, nu staan we nog met een kleine groep binnen de muren onzer Kerk te strijden voor de eere van den Koning en de gescheidenen staan er buiten. Helaas! ook zij vormen geen eenheid meer. Ze rollen uit elkaar! Al die namen: Gereformeerde Kerken, Christelijk-Gereformeerde Kerken, Oud-Gereformeerde Kerken, Vrije Gemeenten, Gereformeerde Kerken onder hersteld verband, het zijn allen wel namen, die mooi klinken en onder de leuze van de veel geprezene pluriformiteit nog wel verdediging vinden, maar toch mochten ze eigenlijk niet dan als droeve beschuldigingen in onze ooren klinken.
We zien ook met smart, hoe in de Geref. Kerken de geschiedenis zich begint te repeteeren. Ook daar een worsteling met groote groepen, die dichter bij de ethischen dan bij de gereformeerde belijders kunnen worden gerekend. Ook de uitstippeling van de beginselen gaat in een bedenkelijke richting. Over de opvatting van de leer des Verbonds, over de praktijk van de Doopsen Avondmaalsbediening, over de leer der pluriformiteit, over de leer van de gemeene gratie zou nog veel te zeggen zijn. Al is de naam niet juist, ik kan me toch indenken, dat zelfs de eenvoudigen in den lande de koersveranderingen hebben aangevoeld en beginnen te spreken van Neo-Calvinisme. De groei van de Christelijk Gereformeerde groep vindt hierin voor het grootste deel hare verklaring.
Helaas, de trein van de afscheiding is nog niet aan het laatste station. Neen, we kunnen het niet anders zien of de splijtzwam der afscheiding zal ten slotte blijken onberekenbare schade te hebben aangebracht.
Het gaat schrijver dezes in de eerste plaats maar om de vraag of de Heere Zelf al of niet onze Kerk verlaten heeft. Is het een voldongen feit, dat de Heere voorgoed van haar Zijne hand heeft afgetrokken, dan is het duidelijk, dat langer blijven zonde is. Dan wordt het inderdaad tijd, dat alle gereformeerden uit haar midden zullen uittrekken.
Lezers, durft ge dat te zeggen? Gaat de Heere niet voort met Zijn Woord te laten uitdragen van zoo menigen kansel? Komt er niet van alle zijden een vragen naar de oude paden onzer Vaderen? Gaat Hij niet voort om in ons midden nog menschen te bekeeren? Is er niet een krachtige opleving van het gereformeerd beginsel? Valt dit te rijmen met 't schrijven van dr. Kuyper in „De Heraut" van '86, waarin hij de Hervormde Kerk vergelijkt met dat goddelooze Babel, hetwelk door God voor altoos verlaten is?
Neen, dit is niet goed te maken met een beroep op de pluriformiteit der Kerken, door nu te erkennen, dat er dan toch weer een opleving van een groote groep van gereformeerden in de Hervormde Kerk valt waar te nemen. Neen, daar moet eerlijk worden erkend, dat de Heere blijk heeft gegeven dat Hij, ondanks al onze ongerechtigheden, onze Kerk nog niet verlaten heeft. Maar dan kan ook de conclusie geen andere wezen dan deze: „Wat God nog niet verliet, mag ook door ons niet worden prijsgegeven!"
Maar, zegt ge: „de schuld is zoo groot". „De afval is verschrikkelijk". Welaan, worde het met weemoed erkend. Mocht ge er uw schouder onder zetten en worde het als met Daniël: „Wij hebben gezondigd en gedaan, wat kwaad is in Uwe oogen; wil om Uws Naams wil Uwe hand niet aftrekken". Of zult ge gelijken op een, die na schuld gemaakt te hebben bij zijn leverancier, nu weer maar naar een nieuw geopenden winkel gaat, om daar met een blanco boekje te beginnen? Immers neen, waar het verzondigd werd, zal het ook eerst weer in het reine worden gebracht.
En zij uwe bede: Verlaat niet, Heere, wat Uwe hand begon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
