De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Hervormde Kerk vlak na de Revolutie. (4)
„De post van voorzitter en secretaris wordt door den predikant, en waar meer predikanten zijn, door dezen bij huishoudelijke schikking waargenomen", zoo vervolgt artikel 10 van Hoofdstuk II, handelend over den Kerkeraad. „Bij vacature van eene predikantsplaats, waar maar één predikant is neemt een naburig predikant, als Consulent, dien post waar". (Art. 11). „Gedurende de vacature in zulk een gemeente wordt de Kerkeraad niet veranderd" (Art. 12).
Dan worden dehoofdwerkzaamheden van den Kerkeraad als volgt omschreven: a. te zorgen, dat de gemeente van bekwame leeraren en opzieners voorzien worde; b. toe te zien, dat niemand tegen deszelfs bewilliging (tegen de bewilliging van den Kerkeraad dus) den predikdienst waarneme of de Sacramenten bediene; c. de kerkelijke tucht te oefenen; d. omtrent de diensten en lasten van predikanten, ouderlingen en diakenen, naar de gelegenheid der gemeente, de noodige schikkingen te maken; e. acht te nemen op de leer en den wandel, zoo van elkander, als van alle de leden der gemeente; f. alsmede op de waarneming van den openbaren godsdienst en de onderhouding van den dag des Heeren; g. te zorgen voor geschikt onderwijs, niet alleen in het openbaar, maar ook in het bijzonder door catechisatiën; h. ook dat de kranken behoorlijk bezocht worden; i. dat het gewoon huisbezoek op de gezette tijden geschiede; k. dat de registers van lidmaten en gedoopten in behoorlijke orde gehouden worden; l. dat diakenen jaarlijks, of op de gewone tijden, rekening doen, den tijd en plaats daartoe bepalen en vooraf hiervan aan de gemeente kennis te geven; m. en eindelijk alles te bezorgen, wat haren bloei, welstand, stichting en de goede orde in dezelve kan bevorderen". (Art. 13).
Wanneer we deze plichten of hoofdwerkzaamheden van den Kerkeraad aldus omschreven vinden, door een Commissie uit 't midden van de Kerk zoo opgesteld, zien we, dat het gaat over: goede leeraars en ouderlingen; geordende prediking en wettige Sacramentsbediening; kerkelijke tucht; acht nemen op leer en leven van Kerkeraadsleden en van alle gemeenteleden; onderhouding van den dag des Heeren; goed onderwijs, vooral door de catechisaties; ziekenbezoek; geregeld huisbezoek, enz. En dan zal men, na het lezen daarvan, moeten bekennen dat in 1809 uit het midden van de Hervormde Kerk de hoofdlijnen nog niet zoo verkeerd getrokken zijn! En bij vernieuwing slaken we de verzuchting: hadde de Overheid haar handen thuis gehouden en aan de Kerk haar vrijheid en haar recht gelaten, om zelf een Kerkorde op te stellen, dan hadden we in de dagen na de Revolutie heel wat beters gekregen voor de Hervormde Kerk, dan ons in 1816 wederrechtelijk is opgelegd!
De plichten van de leeraren werden aldus omschreven:
a. de gemeente in gebed en dankzegging voor te gaan; b. het Woord van God te prediken en uit te leggen; c. de Sacramenten te bedienen; d. de gemeente en hare kinderen te onderwijzen, vooral in de bijzondere catechisatiën, en de kranken te bezoeken en te vertroosten; e. op hunne mede-broederen, de ouderlingen en de diakenen, mitsgaders op de gemeente, bijzonder bij de gewone huisbezoeking, goede acht te nemen; f. met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen en te bezorgen, dat alles eerlijk en met orde geschiede". (Art. 14).
De plichten der ouderlingen waren:
a. op de leer en het zedelijk gedrag der leeraren nauwkeurig acht te nemen; b. met dezelve opzicht te hebben, dat alle leeraars, mitsgaders hunne andere medehelpers, en de diakenen, hunne ambten getrouw bedienen; c. ook met dezelve bezoeking van de gemeente te doen, zoo van de lidmaten, als van degenen, die zulks door belijdenis nog niet zijn". (Art. 15).
De plichten der diakenen waren als volgt omschreven:
a. de aalmoezen en andere armen-goederen, naarstig te verzamelen en dezelve getrouwelijk te besturen; b. naar den eisch de aalmoezen aan behoeftigen uit te deelen; c. verlegene en kranke armen ook met vertroosting bij te staan; d. wel toe te zien, dat de aalmoezen niet misbruikt worden; enz. (Art. 16).
De Minister vond het noodig, dat onder letter d. nog zou worden toegevoegd aan Art. 16 in betrekking tot de diakenen: „wel toe te zien dat de aalmoezen niet misbruikt worden, en alleen zoodanige personen te bedeelen, welke geheel of gedeeltelijk buiten staat zijn zich zelven en hunne huisgezinnen door eigen arbeid te onderhouden, ten einde de liefdegaven niet dienen om luiheid te voeden".
In Art. 17 werd tot slot van dit hoofdstuk over den Kerkeraad neergeschreven: „Alle de leden van den Kerkeraad zijn elk in zijne betrekking verplicht, der gemeente vlijtig en oprechtelijk in te scherpen den eerbied en de gehoorzaamheid aan den Koning verschuldigd en zullen alle kerkelijke personen met een goed voorbeeld in deze de gemeente voorgaan". 
Over de Classen wordt in Hoofdstuk III gehandeld. Daar lezen we: „Eene Classis is eene vergadering, samengesteld uit afgevaardigden van eenige gemeenten". 
Op den Kerkeraad (Hoofdstuk II) volgt dus de Classis, en wel de Classicale •Vergadering, bestaande uit afgevaardigden van de plaatselijke Kerken. Geen Classicaal Bestuur dus, maar de Classicale Vergadering.
„Leden der Classen zijn" — zoo stond in Art. 2 — „alle de predikanten, die bevestigd zijn en als gewone leeraren in de gemeente dienen" (dienstdoende predikanten) — waarna dan ook nog over emeriti gesproken wordt — „voorts een ouderling uit de stad, alwaar de Classis gehouden wordt, en één uit elken Ring, in welke de Classis is verdeeld, waarbij de gemeenten in den Ring hare toerbeurten zullen hebben".
Dat is dus wel een wonderlijke regeling: van alle gemeenten in de Classis alle de predikanten (benevens emeriti enz.), maar niet van elke plaatselijke Kerk een ouderling. Uit de gemeente, waar de Classicale Vergadering gehouden werd, zou er één worden afgevaardigd en voorts uit elken Ring één ouderling, waarbij de gemeenten naar toerbeurt zouden afvaardigen.
De Commissie stelde voor, dat er in Groningen 4 Classen zouden zijn, in Friesland 5, in Drenthe 1, in Overijssel 2, in Gelderland 5, in Utrecht 2, in Amstelland 5 (Alkmaar, Haarlem, Amsterdam, Hoorn en Edam); in Maasland 7 (Dordrecht, Delft (en Den Haag gecombineerd), Leiden, Schieland, Gouda, Gorinchem, Voorne en Putten); in Zeeland 3, in Brabant 2 (Breda en 's Bosch), in Oost-Friesland 2 en de Waalsche Kerken saam 1 Classis; totaal 39 Classen.
De Minister stelde voor, dat het totaal Classen zou worden gesteld op 31 en wel: Amstelland 4, Maasland 5, Zeeland 2, Brabant 2, Utrecht 2, Gelderland 4, Overijssel 2, Friesland 4, Groningen 3, Drenthe 1, Oost Friesland l en de Classis der Waalsche Kerken. Allen waren het er dus over eens, als de meest natuurlijke zaak, dat de Waalsche Kerken saam één Classis zouden vormen. Dat was in 1809. 
In 1928 zijn we nog lang zoo ver niet. Die over deze zaak spreekt, wordt aangezien als iemand, die de snoodste dingen beraamt!
(Wordt voortgezet).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's