Gereformeerde Geloofsleer.
Inleiding.
A. Uit de ontwikkelingsgeschiedenis der Geloofsleer.
B. De Gereformeerde Belijdenisschriften.
1. Vraag: Wat is geloofsleer?
Antwoord: Het systeem of de ordelijke uiteenzetting van die waarheden, welke God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, om die te gelooven met het hart en te belijden met den mond. (Art. 1 Ned. Geloofsbel).
2. Vraag: Vinden we in de Heilige Schrift een geloofsleer of dogmatiek?
Antwoord: Neen, in de Heilige Schrift vinden we geen systematisch opgebouwd en wetenschappelijk bewerkt geheel van geloofswaarheden. De Bijbel is ons door den God der waarheid gegeven om ons den weg der zaligheid bekend te maken; maar daarin ligt opgesloten al wat wij met het hart hebben te gelooven en met den mond hebben te belijden tot Gods eer en tot onze zaligheid.
3. Vraag: Waarmee hebben we dus bij de geloofsleer allereerst te maken?
Antwoord: Bij de geloofsleer hebben we allereerst te doen met de Heilige Schrift, die de eenige kenbron en toetssteen der waarheid is. Die Heilige Schrift, als het Woord Gods, hebben we te onderzoeken en we hebben na te denken de gedachten Gods, voor ons in die Schrift genadiglijk door den Heere bekend gemaakt. We krijgen eerst de periode van openbaring, dan de periode van dogmatische verwerking. We hebben het verband, den rijkdom en de éénheid der Godsgedachten na te speuren en in onze taal weer te geven. Uit de goudmijn der Heilige Schrift moet het edel metaal der goddelijke waarheid, in rijke en volle aderen daarin verborgen, worden uitgegraven en der gemeente als gangbare munt in handen gegeven.
4. Vraag: Is dat iets vreemds en ongehoords, dat de mensch moet opsporen de wetten Gods en moet nadenken de gedachten Gods en in systeem moet opbouwen en weergeven wat de Heere als waarheid en werkelijkheid heeft gegeven en geopenbaard?
Antwoord: Geenszins. Als redelijke, zedelijke schepselen zijn wij uit de hand van onzen Maker voortgekomen en wij moeten nu onzen geest richten op de verschijnselen der stoffelijke en geestelijke wereld, door God gemaakt en verordineerd, om dan de resultaten van ons nadenken en onderzoeken te ordenen en ze tot een samenhangend geheel te vereenigen. Vandaar dat het terrein der wetenschap (de natuurkuns dige- zoowel als de geesteswetenschappen) voor den mensch bestemd is naar goddelijke ordinantie.
En zoo staat het nu veel meer met de dingen rakende den weg der zaligheid en belangende Gods Koninkrijk. Daar zijn beginselen, wetten, verhoudingen, voor heden en toekomst, van God geordineerd, en dat alles is voor den mensch, als schepsel Gods, weggelegd om te onderzoeken, te ordenen en systematisch op te bouwen tot één geheel, wat de Heere niet aan één mensch, maar aan Zijn Kerk als taak der eeuwen gegeven heeft.
De opbouw van de geloofsleer, het verzamelen der stukken voor een systematisch geheel, is dus niet iets dat aan de natuur van Christus' Kerk vreemd is, maar dat dan moet geschieden in gebondenheid aan Gods Woord, in 't geloof, en onder de leiding van dien Geest, die in alle waarheid leidt.
5. Vraag: Welke moeilijkheid en schaduwzijde is er altijd verbonden aan deze roeping der Kerk, om na te denken de Godsgedachten en op te bouwen een leersysteem des Christendoms?
Antwoord: Altijd zullen twee dingen openbaar worden: 1. dat Gods gedachten veel hooger zijn dan onze gedachten; 2. dat wij hier slechts ten deele kennen. Als gevolg daarvan zijn er onderscheidene kringen die in Kerk en belijdenis, in kennis en practijk, nog al verschillen, ja niet zelden tegen elkander overstaan. Dit moet voor de Kerk van Christus even verootmoedigend als droevig zijn; en toch schijnt het Gods bedoeling te wezen, dat Zijn Kerk op aarde, langs moeilijke wegen geleid, niet zal vertragen in het verdiepen van eigen kennis inzake de goddelijke waarheden en de dogmata der Kerk zal verklaren en verdedigen met geloof en liefde, altijd weer naar uitwijzen van het Woord, waarin ons genoegzaam is geopenbaard tot Gods eer en voor ons tijdelijk en eeuwig leven.
We staan hier voor een droeve Ievenservaring van gebrekkige kennis en jammerlijke verdeeldheid, maar ook voor een heilige en heerlijke roeping op 't terrein van Christus' Kerk, waarbij we niet mogen vertragen om in het geloof te overwinnen.
6. Vraag: Wat hebben we bij dat werk tot systematischen bouw van het geheel der geloofswaarheden steeds te bedenken?
Antwoord: Wij hebben bij dit werk steeds te belijden dat 't ons niet past wijs te zijn boven hetgeen betamelijk is en dat wie Gods Woord verlaat alle wijsheid verloochent en die tot de Wet en de Getuigenis des Heeren niet gaat, geen dageraad zal hebben. Dit is een kentheoretische regel, van welken geen afwijking bij den Christen duldbaar is, omdat de waarheid niet van beneden, maar van boven is; niet uit den mensch, maar uit God; niet gemaakt wordt, maar geopenbaard is. Door de afwijking van Gods geopenbaarde Waarheid, ons in Zijn Woord en boven alles in Christus gegeven, krijgen we de valsche godsdiensten en de bedriegelijke wijsheid. (De Heidensche, Mohammedaansche en Joodsche godsdiensten zijn daarom valsche godsdiensten. Allerlei leugenleer, dwalingen, secten enz.).
7. Vraag: Heeft de Kerk van Christus van den beginne afaan zich met de uiteenzetting en de nadere omschrijving en de verdediging der bijbelsche waarheden ingelaten?
Antwoord: De oude, ongedeelde Christelijke Kerk heeft in de eerste eeuwen reeds behoefte gehad, tot klaarheid voor eigen geloof en tot verdediging der rechte leer, de bijbelsche waarheid nader te omschrijven en in belijdenisschriften uiteen te zetten, waarbij het streven der Kerk was het wezen des Christendoms ten volle, te mogen verstaan.
8. Vraag: Welke zijn de oudste belijdenisschriften?
Antwoord: Uit de eerste eeuwen der Christelijke Kerk hebben we drie belijdenisschriften of symbolen (kenteekenen, onderscheidingsteekenen), welke we de algemeene belijdenisschriften (als eigendom van de algemeene Christelijke Kerk) noemen. Het zijn: 1. De Apostolische Geloofsbelijdenis; 2. de belijdenis van Nicea; 3. de belijdenis van Athanasius.
9. Vraag: Wat verstaan we onder de Apostolische Geloofsbelijdenis?
Antwoord: De Apostolische geloofsbelijdenis of de 12 Artikelen van ons algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof, is de oudste van de drie. De legende van de Roomsche Kerk, dat ieder van de 12 Apostelen één artikel zou hebben opgesteld, mist allen grond. 't Is een uitbreiding en nadere omschrijving van den inhoud en de beteekenis van de trinitarische doopsformule en dateert, in den tegenwoordigen vorm, van de 4de eeuw. Verdeeling: van God den Vader en onze schepping; van God den Zoon en onze verlossing; van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
10. Vraag: Wat is de geloofsbelijdenis van Nicea?
Antwoord: Het ontstaan van de geloofsbelijdenis van Nicea, achter in ons Kerkboek te vinden, is ook niet met zekerheid in alle deelen bekend, maar dit symbool wordt verbonden met de oecumenische concilies (vergaderingen van de algemeene Christelijke Kerk der oudheid) van Nicea in 325 en van Constantinopel in 381. De strijd ging toen over het leerstuk van de Drieëenheid, voornamelijk over de Godheid van den Zoon, den 2den persoon van het Goddelijk Wezen. Arius leerde, dat Jezus het voornaamste schepsel Gods was en dus niet van eeuwigheid geweest is, ook niet ééns Wezens met den Vader en den Heiligen Geest. Hij vond in Athanasius een krachtig verdediger der rechtzinnige Kerkleer die overeenkomstig de Schriften was, tegenover zich.
(Wordt voortgezet).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's