FINANCIËN
Postgiro 138421.
„Daar heb je 't nu al". Met die woorden, op ietwat bitsen toon geuit, kwam mijn jongste mij gisteravond tegemoet.
„Wat heb ik dan, kind?" vroeg ik onnoozel.
„Moet u nog vragen?" zei ze venijnig. Ja zeker, zei ik, moet ik dat vragen, want ik heb niks, dus verklaar je eens nader, waarom ben je toch zoo van streek?
Wel, zei zij, daar hebben we nou weer zoo'n mooie collecte uit ons goeie Veen, en die deelden we vroeger altijd samen en nu moet dat kleine ding daar in Suawoude er natuurlijk ook weer een part van hebben.
O, zei ik, is 't anders niet? Ja, dat is nu eenmaal zoo, dat heb ik je voor een poos ook al gezegd: je moet maar nooit denken dat de heele wereld voor jou alléén is. Daar zijn nog anderen, die er ook wat van hebben moeten. En dat moest je nu maar eens langzamerhand gaan begrijpen dat zoo'n kleine aap als jij niet zoo inhalig moest zijn.
Maak je toch niet zoo dik op dat kind, zei m'n vrouw, zij is immers niet wijzer, en je zegt mij altijd dat ik de menschen moet nemen zooals ze zijn en niet zooals ze wezen moeten; dus dat moet je nu haar ook maar doen.
Kijk, dacht ik, dat heb je nou als je een verstandige vrouw hebt, dan kunnen ze je zoo met je eigen woorden netjes op je nommer zetten. Verder dacht ik maar niet en zei ik maar niks ook, want als de vrouwen aan 't woord komen, ach, dan trekken wij, mannen, toch gewoonlijk aan 't kortste eind. Maar toen ik later weer wél ging denken, dacht ik: wat is een mensch, ook een kind al, toch een geboren egoïst, en wat wordt Gods Woord ook hierin weer bevestigd dat de menschen van nature liefhebbers van zichzelve zijn.
Maar laat ik nu eerst eens gaan vertellen, waaraan deze kleine schermutseling haar ontstaan te danken had. We hebben hier in 't Veen n.l. de gewoonte om tweemaal per jaar een extra-collecte te houden voor In- en Uitwendige Zending. Behalve natuurlijk de Paasch- en de Pinkster- en de winter collecte, houden we in Maart een collecte voor de Uitwendige Zending en die gaat dan natuurlijk naar ds. Bieshaar, in Den Haag, en in September een collecte voor de Inwendige Zending en die ging dan vroeger naar Arnhem, terwijl ik ze dan nu voor 't eerst zelf in mijn laadje zou kunnen wegbergen. Maar omdat „Evangelica" er nu is, hebben we gezegd: die moet nu ook maar meedeelen, want wat zij doet kan toch zeker ook Inwendige Zending genoemd en daarom besloot de Kerkeraad: één derde van de September-collecte zal zijn voor het Leerstoelfonds, één derde voor het Studiefonds en één derde voor het Evangelisatiewerk. Mij dunkt, dat was billijk, en de gemeente vond dat blijkbaar ook. Maar voor ik u ga vertellen hoeveel deze collecte opbracht, — gij begrijpt nu waarschijnlijk wel waarom ik de vorige maal al een klein hoopje had dat ik nu weer niet onder de honderd zou blijven — heb ik eerst nog wat anders. Daar had ik eigenlijk wel mee mogen beginnen.
'k Heb n.l. deze week een aangeteekenden brief gehad. Nu ja, zegt ge, die krijgt ge toch zeker wel eens meer. Zeker wel, maar uit de plaats waar deze vandaan kwam niet zoo heel vaak. Toen ik de kennisgeving kreeg, was ik dadelijk al heel nieuwsgierig wat er in zou zitten. Nu, dat viel niet tegen. Eerst een brief, waarvan ik het volgende in de krant mocht zetten :
Zeer geachte Penningmeester, 20 SEPT. 1903 - 20 SEPT. 1928
Zooals u weet, hoopt onze zeer geachte en geliefde leeraar ds. J. Goslinga 20 Sept. a.s. zijn zilveren ambtsjubileum te vieren. Dat dit voor de gemeente van Utrecht van groot belang en het een feestdag is, behoeft eigenlijk niet te worden gezegd. I6 1/2 jaar heeft dominé met groote trouw en liefde in de gemeente gearbeid. Wie Z.Eerw. van nabij kennen, weten dit wel. Telkens denk ik dan ook: voor hoeveel zielen zou ds. al ten zegen zijn geweest? wat heel vaak hier voor ons verborgen blijft, maar wat in de eeuwigheid zal geopenbaard worden; hetwelk van elk leeraar geldt die het Woord verkondigd heeft naar de meening des Geestes. Van harte wensch ik dan ook onzen jubilaris nog tal van jaren toe. Ondersteune en spare de Heere hem ook bij het klimmen zijner jaren en mochten er nog veel zielen gewonnen worden tot uitbreiding van Gods Koninkrijk en tot verheerlijking van Zijn Naam. En daar het de gewoonte is dat kinderen, als er feest is, ook iets krijgen, zend ik u 100 gulden voor uw beide kinderen, Leerstoel-en Studiefonds.
Met hartelijke groeten.
Hoogachtend,
Uwe dienstw. N.N.
Zoo luidde dat deel van het briefje, dat bestemd was voor „De Waarheidsvriend", en waaruit een bankbiljet van
HONDERD GULDEN
(ƒ 100.—) te voorschijn kwam.
Gij begrijpt, dat ik in mijn nopjes was, en dat het gezicht van mijn jongste telg er ook weer heelemaal door opklaarde, want deze honderd gulden mochten zij nu samen deelen en er behoefde geen cent van naar het nichtje gestuurd.
Intusschen willen ook wij alvast onze hartelijke blijdschap uitspreken over het feit dat de aanleiding is tot deze koninklijke gift. Ongetwijfeld zal er ook op een andere plaats in ons blad nog wel een hartig woordje aan gewijd worden, maar ook hier mag een woord van warme hulde aan onzen vriend en broeder Goslinga niet achterwege blijven. Ieder die dezen stoeren werker met zijn warm hart en zijn soms bruisend bloed kent, weet dat hij iemand is aan wien men weet wat men heeft, die zijn beste krachten en uitnemende gaven steeds in dienst ook van onzen Bond heeft gesteld en aan wien niet het minst ons Studiefonds, waarvan hij Voorzitter is, ontzaglijk veel dankt. Ook wij wenschen hem dan ook van harte geluk met de blijde dagen die hij èn in zijn huiselijk èn in zijn ambtelijk leven doorleeft en sluiten ons gaarne aan bij de wenschen van velen, dat God hem met zijn klimmende jaren en dus ook steeds rijpende levenservaring nog steeds meer moge stellen tot een overvloedigen zegen voor de zaak des Heeren, die hij zoo van harte dient.
Maar kom, laat ik nu wat opschieten, want anders zie ik er in dat ik straks weer zure gezichten krijg die zeggen: veel te lang. Nu, hier hebt ge dan mijn inkomsten van deze week, behalve de ƒ 100.—, reeds genoemd.
Z e g v e l d, van vriend Bardelmeijer den inhoud van Augustus van busje 20, een bedrag van ƒ 3.10. Hij was wel op tijd hoor, weer precies, 't Is mijn schuld dat het een week te laat verantwoord wordt.
S l i k k e r v e e r, van P. van Beek den inhoud van busje 106, ingezameld door zijn kinderen voor het Leerstoelfon.ds, een bedrag van ƒ 11.70. Dus alléén voor de oudste, daar krijgt de jongste dus niks van. Zeker, omdat zij straks zoo ondeugend was.
S u a w o u d e, een bedrag van ƒ 7.—, afgezonden door ds. Lans van de fam. L.B. te Tietjerk, uit dankbaarheid voor de beide Fondsen. Nu mag ze dus ook weer meedeelen en dat nog al uit Suawoude.
V e e n e n d a a l, van onzen Administrateur A. Middelhoven een bedrag van ƒ 2.—, hem overhandigd door O.J. Rootselaar te Driebergen, voor de Fondsen.
Oud B e ij e r l a n d, van ds. Koolhaas een gift van N. N. van ƒ 1.— voor Leerstoel- en Studiefonds.
G o u d r i a a n, van den heer E. de Graaf aldaar een bedrag van ƒ 25.50, zijnde ƒ 20.50 contributies over 1928 en ƒ5.— als gift bij de bevestiging van ds. Anker.
En nu kom ik eindelijk nog eens aan
V e e n e n d a a l. Gij wilt n.l. nu wel eens weten hoe hoog die collecte van Zondag geweest is, niet waar? Het was geen Paaschcollecte hoor! Daarvoor zijn ze hier, al zeg ik het zelf, te zeer „op tijd". We zullen het dus maar, al was het Zondag nog zomer warm, de herfst collecte noemen. Nu dan, de heele collecte, met een paar nagiften bracht op ƒ 375.—. Daarvan krijgt ds. Lans dus, volgens afspraak, ƒ 125.—, en voor de beide Fondsen schiet er dus over
TWEE HONDERD EN VIJFTIG GULDEN
(ƒ 250.—), een bedrag, waar de beide zusjes het nog best mee kunnen doen, vindt gij ook niet? Misschien dat er nu nog wel een nieuwen wintermantel op overschiet. Ja, de Veenendalers hebben zich weer best gehouden, dat moet ik tot hun eer zeggen. Zij hebben waarlijk wel een pluimpje verdiend. Nu, wie wat verdient, moet wat hebben. Als zij een standje verdienen — en dat gebeurt ook wel eens — krijgen zij 't ook. Maar voor zoo'n collecte past een eeresaluut. Toch zou ik, om de bekende reden, altijd nog zoo graag willen dat er eens een ander kwam die ze overtrof. Gij merkt echter alweer, dat het hier in 't Veen zoo kwaad nog niet is. Daarom vrees ik ook, dat het den Oud-Beijerlanders niet mee zal vallen om er een bres in te schieten. Zooals gij weet, hebben zij dat beproefd door op een van mijn collega's een beroep uit te brengen. Dat is natuurlijk hun recht. Zij hebben zeker gedacht: „Licht eens hooren. Schieten we er een mis, we schieten er geen dood". Want als ik nu eens eerlijk mag zeggen hoe ik er over denk — en ik ken de Beijerlanders te goed, dan dat zij daar boos om zullen worden —dan denk ik dat zij op de koffie komen. Maar ik ben een profeet, die brood eet, hoor, en daarom zal afwachten ook in dezen de boodschap wel zijn.
Nu, 't kan wel van de week. Ik ga dus eindigen. Nog even optellen en dan kom ik aan een bedrag van
ƒ 400.30
waarvoor ook aan het eind nog een woord van zeer hartelijken dank.
De Penningmeester,
Veenendaal.
Ds. M. JONGEBREUR.
POSTZEGELS, CAPS. EN ZILVERPAPIER
Ontvangen van:
1°. dames Bolkestein, Otterloo, een doos postzegels, capsules en zilverpapier, benevens 50 halve centen en 2 kwartjes, verzameld door de kinderen der Zondagsschool; (Ik begrijp, als u voor twee doeleinden wilt verzamelen, het niet zoo veel kan zijn, maar het doet mij genoegen dat u terwille van het eene het andere niet vergeet).
2°. H. van Dijk, Rotterdam, postzegels, capsules, zilverpapier en 150 halve centen;
3°. de kinderen der Zondagsschool te Bleskensgraaf zilverpapier en postzegels.
Met hartelijken dank en aanbeveling.
Mej. J. DEN HARTOG.
Krommedijk 60, Dordrecht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's