FEUILLETON
Kleine Luijden
SCHETSEN UIT HET FRIESCHE DORPSLEVEN
— DOOR IDSARDI —
63)
Maar toen is Symen kwaad geworden. Daar hadden je de vrouw van zelf weer aan 't woord. 't Was toch wel een ongelukkige boel, dat zij altijd iets op hem aan te merken had. Nergens verstand van. Anders niet dan van kousen stoppen en zulke onbenullige dingen. Zij moest maar eens wat meer lezen, wat „Het Volk" elken dag schreef. Dan zou zij wel eens tot andere gedachten komen. Als zij immers hun doel bereikten, dan kregen de vrouwen het ook veel beter. Dan zou zij ook niet meer op de schobber-de-bonk behoeven te leven en b.v. in den slachttijd blij zijn met den afval, dien de een of andere boer haar genadig gaf. Dan zou 't niet meer noodig wezen dat zij met den bollenkorf het veld in ging om wat nakene centen op te scharrelen. Dan kon zij, evengoed als elk ander, naar den slager en den kruidenier gaan om alles van het beste te koopen en dan zou de arbeid nog eerst eens gewaardeerd worden. Dan zou er een loon worden uitgekeerd, waar 't heele gezin van leven kon en dan zouden de kinderen later misschien nog wel eens menschen kunnen worden, „voor wie men de pet afnam".
Doch Syke was daar aanstonds nog maar niet zoo gerust op.
„Ik heb liever één vogel in de hand, dan tien in de lucht", zei ze. „Je hebt je altijd blij gemaakt met gouden bergen in de toekomst te zien, maar ik heb er nog niet veel van gemerkt. 't Kwam altijd anders uit, dan verwacht werd. Nu kreeg dit de schuld en dan weer wat anders, maar 't liep altijd op teleurstelling uit".
Maar toen is Symen nog veel kwader geworden. Vanzelf had hij het altijd gedaan, en de armoede, die er in huis was, kwam door hem. Zij moest dan ook maar eens wat flinker worden en beter acht op hare huishouding leeren geven. Bij een ander was 't altijd even netjes en gezellig, maar hier leek 't wel een varkenshok. Onverschillig wanneer hij thuis kwam, de boel stond hier altijd op stelten. Nog al aantrekkelijk voor een man om in zoo'n rommel te gaan zitten. Hij wou liever. Als 't niet om de kinderen was, dan ging hij er van dóór; hij kreeg 't al gauw zoo goed als bij haar in zoo'n keet! Zij moest maar veel naar de kerk gaan of met Sander of vrouw Rijpkema, of die schooister daar op „de Viersprong" vrome praatjes houden. De fijne lui wisten wel wat zij deden. Zij hielden de arme menschen liefst aan een zoet lijntje om hun eigen voordeel. Maar zij kon er op aan, dat 't binnenkort anders kwam, of hij was geen Symen meer! Dan zou zij eerst nog eens leeren waardeeren wat hij gedaan had om de maatschappij te helpen verbeteren en de ongelukkige armoêzaaiers te verlossen uit de ketenen, waarin zij lange jaren gekluisterd waren geweest.
Doch Syke was ditmaal ook door alles heen. Met ijzige kalmte had zij gezegd: „doe maar, wat je niet laten kunt; ik zal mij ook wel redden, zoolang ik nog een paar handen aan m'n lijf heb". En toen is Symen toornig de deur uitgestapt om nu met de overige bestuursleden zijner organisatie te overleggen hoe 't moest. Want 't werd wel gevoeld door de arbeiders — zei Symen — ook door degenen, die nog geen lid van de partij waren, dat het anders moest en dat 't lang niet goed ging. Dat er veel te lang en te zwaar gewerkt werd, voor veel te weinig loon, en met veel te weinig rechten. Dat wist Doede Gerkema ook wel te zeggen, en dat begreep Johannes Douma ook wel, al deed hij den mond nooit open, omdat hij te bang was; en dat had Jetze, die bij Burenga werkte, óók al lang in de gaten, en dat had Sjerp, die bij Dantema diende, ook al eens gezegd. Och heden, als zij aan 't rekenen kwamen, dan konden zij ze zoo maar optellen, de velen, die zeker den dag zouden zegenen als de Socialistische heilstaat kwam. Nu hielden zij zich nog stil uit vrees voor den boer of baas of den dominé, of misschien óók wel omdat zij nog niet zelfbewust waren en voortdommelden in hun onwetendheid. Als deze allen met hun vrouwen de dingen maar eens van een anderen kant hoorden, dan Zondags van den preekstoel, dan zou men nog eens wat zien. Dan kwamen Jetze en Pier en Freerk Zantema en Doede en Johannes en Sjerp van „de roekepolle", en Thomas en Jaring Smit, — och, te veel om op te noemen — dan kwamen zij zeker allen zich aansluiten en dan zou men in Zorgvliet nog eens wat komen te beleven! En dan Dut van Arjen Wassenaar uit de steeg, naast Mulders Bet niet te vergeten. Dut heeft tegen Sjoerd laatst gezegd dat hij op haar rekenen kon en dat zij graag 't rooie vaandel dragen wou als 't zoover kwam. Want zij is eens in Leeuwarden geweest en daar heeft ze zoo'n optocht gezien, waarin allemaal rooie vlaggen werden meegedragen, en toen zag ze óók een vrouw met zoo'n rooden doek aan een stok. Dat leek haar. Sjoerd moest er maar om denken dat zij de eerste was. Maar Sjoerd zei niet veel, omdat hij er zelf ook wel idéé op had. Niettemin was Dut een flinke hulp, die andere vrouwen weer aan kon vuren. Alleen was 't jammer, dat zij niet zoo erg gezien was onder de vrouwen, vanwege haar grooten mond, waaruit ook wel eens iets kwam, waar een fatsoenlijk mensch zijn ooren liefst voor dicht houdt. Maar anders een stevige brok van een vrouw, met een paar armen als molenwieken en een gezicht, waar menig manspersoon voor op den loop zou gaan.
Het einde van de beraadslaging werd, dat zoo spoedig mogelijk een openbare vergadering belegd zou worden om te komen tot aaneensluiting van alle arbeiders, die dan met elkaar konden vaststellen onder welke voorwaarden men voortaan zijn arbeidskracht verkoopen wou. Daar was men toch immers zelf baas over. Evenals een boer, die met zijn koe naar de markt gaat, en ook zelf weten zal of hij voor de geboden som zijn beest verkoopen wil.
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's