KERKELIJKE RONDSCHOUW
Het Reorganisatieplan (I)
Door de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk is in haar Augustuszitting van het jaar 1927 besloten tot het benoemen van een Reorganisatie-Commissie, welker leden door de Synodale Commissie in de maand November van hetzelfde jaar zijn aangewezen, zijnde: ds. M. van Grieken te Rotterdam, prof. dr. Th.L. Haitjema te Groningen, dr. J.C. Locher te Leiden, dr. J. Riemens te Leiden en ds. A.B. te Winkel te 's-Gravenhage. De Commissie, welke in Januari 1928 haar eerste vergadering hield, koos toen als haar voorzitter ds. A.B. te Winkel en als haar secretaris dr. J. Riemens. In het gebouw der Synode, Javastraat 100, Den Haag, heeft de Commissie gedurende het jaar 1928 en de eerste helft van 1929 zeventien maal vergaderd, waarna zij begin Juli 1929 haar Rapport bij de Synode kon indienen.
Met eenstemmigheid mocht de Commissie tot het gewenschte resultaat komen, waarbij zij in de gelegenheid was ook de bezwaren, aan de invoering van een Nieuw Reglement verbonden, van alle kanten onder de oogen te zien. En zoo werd tenslotte verkregen een Concept van een nieuw Algemeen Reglement en concepten aangaande enkele wijzigingen, die daarvan het gevolg zijn in de organieke Reglementen, met onderscheidene Overgangsbepalingen, om de oude toestanden zoo goed mogelijk en zooveel mogelijk geleidelijk in de nieuwe toestanden te doen overgaan.
Het mag zeker met blijdschap worden vernomen, dat de Commissie in zooverre met haar omvangrijk en moeilijk werk geslaagd is, dat nu een uitgewerkt Rapport aan de Synode is voorgelegd en aan de Kerk kan worden aangeboden.
Het vraagstuk der Reorganisatie heeft reeds lange jaren de aandacht gevraagd. Sinds de bestuursregeling van 1816 werd ingevoerd, heeft het aan protesten en bezwaren niet ontbroken, 't Was ook geen ontwikkeling van de klassiek-Gereformeerde presbyteriale Kerkorde, die door den Koning aan onze Gereformeerde Kerk was opgelegd. Deze legt immers sterk den nadruk op het ambt als middel, waardoor Christus Zijn Kerk regeert en op de belijdenis als gemeenschappelijk getuigenis des geloofs der Kerk, terwijl het zeggenschap van den Staat over de Kerk, als hebbende haar eigen levensgebied, ten stelligste moet ontkend.
Wat dit laatste betreft, reeds de Classis Amsterdam besefte in die dagen het abnormale overwicht, dat staatkundige macht en invloed had over het wettige beginsel van de geestelijke vrijheid, welke der Kerk toekwam op haar eigen gebied; een macht en invloed, die, hoe zegenrijk ook op velerlei terrein, naar twee zijden noodlottig werkte, namelijk ten opzichte van de Kerkorde en ten opzichte van de belijdenis. En dit was des te meer te bejammeren, omdat reeds onder Koning Lodewijk Napoleon een ontwerp was ingediend, hetwelk in de groote lijnen veel dichter bleef staan bij het oude Gereformeerde Kerkrecht, dan het Algemeen Reglement van 1816, [Men zie voor: „het Concept-Reglement op de Organisatie van het Hervormd Kerkgenootschap in het Koninkrijk Holland, 1809 't zeer waardevolle boek: C. Hooyer „Oude Kerkordeningen der Nederlandsche Hervormde Gemeenten (1563—1638); uitgave: Joh. Noman & Zoon, Zalt-Bommel, 1865. Het Concept, met inleidingen voorzien, kan men vinden als een „Toegift" blz. 489—552. Het boek van Hooyer is alleen nog maar „oud" te verkrijgen].
De opstellers van dit Concept van 1809 — en dit is zoo merkwaardig — waren er van overtuigd dat de Kerk in den vollen zin des woords Kerk, instituut en organisme der belijdende Christus-Gemeente moest wezen, en zij zochten zooveel mogelijk — 't is telkens duidelijk te bemerken — aansluiting bij de beginselen van kerkelijk samenleven, gelijk die in de Nederlandsche Geloofsbelijdenis neergelegd waren. De Commissie van 1809 had dan ook bij hare benoeming de opdracht gekregen, een plan tot reorganisatie der Hervormde Kerk te ontwerpen, rekening houdende:
1°. met de tegenwoordige orde van zaken; 2°. met de kenmerkende trekken der Hervormde Kerk.
Deze kenmerkende trekken meende, o.i. terecht, de Commissie aldus te moeten typeeren: „De Hervormde Kerk in dit Rijk kent de met macht en aanzien bekleede Kerkvoogden niet, welke volgens de Roomsch-Catholieke Kerkordening vereischt is en bij de Episcopale Engelsche Kerk toegestaan worden". Geen bisschoppen, kerkvorsten, superintendenten, generaal-superintendenten enz., dus. (Hooyer, blz. 514).
„Integendeel, volgens de liturgie der Hollandsche-Hervormde Kerken zijn alle leeraars of bedienaars van den godsdienst als zoodanig aan elkander gelijk en is 't Kerkbestuur namens de Gemeente opgedragen aan Vergaderingen uit die leeraars en andere leden, als gelijke personen, samengesteld, terwijl de macht, welke door enkelen, onder den naam van deputaten, inspectoren enz., wordt uitgeoefend, aan hen alleen geacht wordt toe te komen, als afgevaardigden van, en namens die Kerkelijke Vergaderingen. Een verandering in dezen zoude dus een verandering zijn van een hoofdbeginsel der Hervormde Kerk". (Hooyer blz. 514—515).
De Commissie van 1809 oordeelde dat het bestuur der Kerk moest worden toevertrouwd „aan Kerkvergaderingen, onder den naam van Kerkeraden, Classen en Synode" (blz. 514). [Om het schadelijke van het provincialisme in die dagen werden de provinciale Synoden eenvoudig genegeerd].
Ofschoon nu bij dit Ontwerp van 1809 de ambtsidee te weinig tot haar recht komt, en de betiteling „Kerkgenootschap" het begin der 19e eeuw verraadt, straalt hier toch genoegzaam de overtuiging door, dat de Kerk op andere wijze behoort te worden georganiseerd dan door middel van bestuurslichamen, die zóó zijn ingericht als ware de Kerk eene bureaucratische instelling, welke meer te letten heeft op de handhaving van zekere formeele verordeningen dan op de belijdenis van den Naam des Heeren.
Echter werd in 1816 een geheel ander Concept ingediend! Een Synodaal-besturen systeem werd voorgedragen toen en is ook door de Overheid, zonder de Kerk gehoord te hebben, opgelegd. Wel is in de volgende periode sinds 1852 de vrijheid der Kerk door den Staat meer geëerbiedigd, dan dit eerst het geval was, maar van de besturen-organisatie is de Kerk niet bevrijd en de continuïteit met de klassiek-Gereformeerde Kerkorde werd in geênen deele hersteld.
Het is hier niet noodig op te sommen, welke gevolgen dit voor het kerkelijk leven heeft gehad. Terwijl eenerzijds eene groote leerstellige en geestelijke vrijheid bleef gewaarborgd, miste de Hervormde Kerk de macht, hare eigen belijdenis aan te vullen of te herzien, ja, bleef zij zelfs in gebreke het centrum van die belijdenis duidelijk aan te wijzen. Door zinsneden als „de handhaving harer leer" van Artikel 11 Alg. Regl. (vroeger Artikel-9), zonder uitdrukkelijke aanwijzing van wat men daaronder moet, verstaan; „geest en hoofdzaak" in Artikel 39 Regl. op het Godsdienstonderwijs, zonder dat de expressie eenigermate wordt toegelicht, en zonder dat de Kerk ooit een enquête instelde om te weten te komen, hoe deze uitdrukking in de kerkelijke practijk wordt toegepast; „den aard en het karakter der Ned. Hervormde Kerk hier te lande" in de z.g.n. proponentsformule, zonder dat ergens duidelijk omschreven werd waarin die aard en dat karakter bestaat — werd het onderling vertrouwen ondermijnd.
Het mag genoegzaam bekend heeten, hoe het protest tegen de bestaande Organisatie reeds tweemaal, in 1834 en in 1886, leidde tot een beweging, welke vele honderdduizenden belijdende leden van de Kerk vervreemdde; en het is daarbij een feit, dat meer dan één bezwaar, hetwelk vroeger en later tot uiting kwam, door zeer velen die in de Kerk bleven werd gedeeld en nog wordt gedeeld. Met name kunnen genoemd worden uit een vroegere periode mannen: als D. Chantepie de la Saussaye Sr., J.H. Gunning Sr. en anderen, die onder de zeer getrouwe leden der Hervormde Kerk mogen gerekend worden. Met deze dingen houdt óók verband het ernstig pogen van prof. dr. Slotemaker de Bruine, toen hij in 1905 met ds. Blanson Henkemans zijn Concept-reglement inzond.
In aanmerking nemend de principiëelstaatsrechterlijke beginselen, kon door de Commissie ad hoc niet de Dordtsche Kerkorde als zoodanig tot leiddraad worden genomen; veeleer trokken sommige beginselen, in het Ontwerp van 1809 zoo duidelijk geformuleerd, aan; terwijl ook dankbaar is gebruik gemaakt van den arbeid der heeren Slotemaker de Bruine en Blanson Henkemans, al kwam de Commissie dikwijls tot een geheel andere formuleering.
Aan de Commissie heeft voor oogen gestaan zoo mogelijk een orde van kerkelijk samenleven te geven, waardoor allerlei wantrouwen, hetwelk een van de voornaamste wortels is van het voortkankerend partijwezen, kan worden weggenomen en allerlei onverkwikkelijke oneenigheden, waarbij zoo licht de meerderheid in plaats van de waarheid triumfeert, kunnen worden voorkomen of verzacht. Zij ontveinst zich in geenen deele, dat tot een welgeordend en Gode welgevallig kerkelijk samenleven allereerst en allermeest, noodig is een nieuwe geest; maar zij is overtuigd, dat ook de huidige organisatie der Kerk belemmerend werkt ten opzichte van haar taak als Christus-belijdende Volkskerk, en dat deze gebrekkige organisatie dientengevolge ook een niet gering aandeel heeft aan vele misstanden en misverstanden. Des te sterker doet zich de behoefte gevoelen aan eene betere Organisatie, wanneer wij letten op de moeilijkheden in verband met het Groote-Stadsprobleem, de Zending, de Diaconalia en andere belangrijke vraagstukken, waarvan de oplossing onder de huidige Organisatie al te zeer bemoeilijkt wordt.
(Wordt voortgezet).
Treurig.
De valsche Christus Krisjnamoerti, onder geleide en bescherming van de stokoude Annie Besant, is weer in ons land gearriveerd en heeft in Ommen, in het Sterkamp, verklaard, dat in hem de volle Waarheid is. De goddelijke Wijsheid met bezit van vroomheid en zelfbezinning heeft hij nu weer gebracht en duizenden uit alle landen en werelddeelen zijn gekomen, om den valschen Christus te zien en te hooren. De N. Rott. Crt., die met zooveel devotie van een en ander bericht geeft, om 't haar lezers in woord en beeld mee te deelen, wist te vertellen, dat het aan het station Rosendaal, door de bizondere drukte, te bemerken was, bij aankomst van de verschillende buitenlandsche treinen, dat er veel belangstelling was voor het Sterkamp te Ommen. „Er waren er van allerlei leeftijd en maatschappelijke positie, hoewel, althans naar den schijn te oordeelen, het aantal der beter gesitueerden het grootst was. Maar welke maatschappelijke, nationale of geestelijke kloven hen onderling ook mochten scheiden, één waren zij allen in het verlangen naar 't Sterkamp te Ommen en de dagen van geestelijken inkeer en devotie daar onder leiding van Krisjnamoerti door te brengen, één in hun streven elkaar te hervinden in wat de „theosophie" of goddelijke wijsheid als algemeen bezit aan vroomheid en zelfbezinning in aller menschen hart heeft neergelegd".
De N. Rott. Crt. vermeldt daarbij, dat de Orde van de Ster zal worden opgeheven, maar dat daarmee de zaak zelve niet uit is en de actie voor deze dingen niet zal verminderen, „integendeel, met dezen maatregel toch wordt beoogd, de grenzen van een uit den aard der zaak altijd min of meer exclusieve vereeniging te verbreken, opdat des te meer zoekenden en heilbegeerigen tot de theosophische waarheid kunnen komen".
Zoo komt de mensch weer bij den mensch terecht, om bij zichzelf het hoogste geluk te zoeken. En als er wéér een valsche Christus opstaat, zijn er duizenden — vooral van de „beter gesitueerden" — van elke nationaliteit, die zulk een misleidenden verleider volgen, 't Is echt treurig, om het telkens te lezen.
Hier ligt voor de Kerk, zeker óok voor de Ned. Hervormde Kerk, een taak, om den waren weg tot het levenslicht te wijzen aan armen en rijken.
„Ik ben het licht der wereld", heeft Jezus gezegd. Hij is gekomen om te prediken: ,,Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Mij".
De Kerk van Christus heeft in elken tijd opnieuw zich te stellen tegenover de groote vragen, die de harten der menschen vervullen. En alleen die Kerk die Hem predikt, Die ons den Vader heeft verklaard, zal dat kunnen; alleen die Kerk, die Jezus Christus predikt en Zijn Woord brengt.
God is bezig de volkeren te beroeren en de natiën te trekken; de Heere is bezig op elk terrein des levens ons te stellen voor de grootste, moeilijkste, ingewikkeldste problemen — voor de Zending, voor het sociale en 't maatschappelijke leven, zeker óók voor het kerkelijk leven, en we hooren zoo duidelijk de waarschuwende en lokkende stem van den Heiland: „Ik ben het Licht der Wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben" (Joh. 8 vers 12).
Hem te volgen is veilig — en Hij zegt, dat er valsche Christussen zullen opstaan; Hijwaarschuwt zoo ernstig, zeggende: gelooft hen niet!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's