FEUILLETON
Kleine Luijden
Kleine Luijden SCHETSEN UIT HET FRIESCHE DORPSLEVEN
— DOOR IDSARDI —
71)
Wat die klanten aangaat, die haar hebben weggestuurd, zij zullen wel weer terugkomen, en anders zal de Heer er wel anderen voor in de plaats zenden. Voor allen die Hem vreezen is het brood zeker en, het water gewis. Hij zegt in Zijn Woord: „werp al uwe bekommernissen op Mij, en Ik zal het maken", en duizenden hebben ervaren, in alle omstandigheden des levens, dat Hij getrouw is.
Daarop heeft zij haar een extra bestelling gedaan, waardoor de schade bij de Radsma's en op „Unia-State" geleden, dubbel vergoed werd, waarna Syke met een verruimd hart het juk over de hoekige schouders wierp en met meer moed dan zij kwam, haren weg vervolgde.
Toen is zij naar Sander gegaan, wien zij niets behoefde te vertellen, omdat hij alles wel begreep. Maar toen de deur goed gesloten was, heeft zij zonder spreken het kleedje van den eenen korf afgenomen, om diep van den bodem een pakje te halen, gewikkeld in courantenpapier. Daarop heeft zij het zorgvuldig uitgepakt en 's vaders Bijbel te voorschijn gehaald. „Kijk", heeft zij gezegd, onderwijl hare stem beefde, „dat is mijn erfstuk uit het ouderlijk huis. Daar heeft mijn vader veel in gelezen; ik zie nog den afdruk van zijn vingers. Het is mij zoo dierbaar. Symen wil hem de volgende week gebruiken voor zijn onheilig doel, als die vreemde man hier komt om het volk te misleiden, maar daar komt niets van in. Bewaar hem voor mij tot alles voorbij is en ik hem weer noodig heb".
En Sander heeft gezegd: „flink van jou, Syke, de dag zal komen waarop je den zegen ontvangen zult van het eeren van je vader, maar bovenal van 't Woord Gods". En ook in dit opzicht is Sander weer een profeet geweest.
Hoe dichter de bewuste dag naderbij kwam, hoe grooter in Zorgvliet de spanning werd. Sommigen hadden gedacht, dat dominé Randwijk in de preek, den Zondag van te voren, er iets van zeggen zou, om het volk te waarschuwen niet naar zoo'n spreker te gaan. Vrouw Atsma viel 't vreeselijk af van den dominé, dat hij er niets van zei. In stilte had zij verwacht dat er wel een tekst uit Ezechiël zou komen, waarin gesproken werd van valsche herders, of uit de brieven van Paulus, waarin hij waarschuwt voor dezulken, die in de gemeente tweedracht zoeken te brengen, of een preek over diezelfde woorden uit Jacobus 5, maar dan met een heel andere uitlegging. Nu dominé deed, alsof er niets te gebeuren stond, had zij ernstig overwogen of hij nog wel een goed leeraar was en niet vergeleken moest worden met dien wachter op den muur, die den vijand komen zag, maar zonder de bazuin te blazen. En vrouw Folkerts was 't hierin volkomen met haar eens. Zulk kwaad moest in de kiem worden gesmoord en met wortel en tak uitgeroeid. Als dominé flink op zijn plaats geweest was, dan waren er Woensdagavond misschien anders geen menschen gekomen dan Symen en Sjoerd met nog eenige kornuiten en was de heele boel in het water gevallen. Nu moest men wel den indruk krijgen, dat dominé op de hand van dit volk was.
Burenga zei den avond van te voren, tegen Zijn volk, dat het hier even rekening mee houden moest dat hij baas op eigen erf bleef en zich van niemand de wetten liet stellen. Hij zou hen raden voorzichtig te zijn. Zoodra hij merkte dat zijn personeel zich op eenigerlei wijze ging organiseeren, dan zou hij dat beschouwen als een aanslag op zijn eigendom, maar zij moesten zich wachten voor de gevolgen. En zoo spraken nóg een paar werkgevers.
Het broeide in het dorp.
Bij Symen en Syke werd de laatste dagen niet veel meer over de zaak gesproken. Beiden hadden er al genoeg last van gehad, al was het op verschillende wijze. Meer dan ooit was Symen na het werk thuis gebleven, ja, vertoonde soms zelfs eenige teekenen van huishoudelijkheid, door Syke het een of ander werk uit de handen te nemen, waardoor het 's avonds, als zij na een vermoeienden loop thuis kwam, voor haar wat gezelliger en minder druk was. Heimelijk wenschte hij, de zaak nooit begonnen te zijn, en dat de dag van Woensdag maar voorbij was. Een moeilijk punt van bespreking was nog geweest, waar men voor den nacht met den spreker heen moest. Sjoerd was er over komen praten, toen hij wist dat Syke afwezig was, en had gevraagd of Symen hem niet bergen kon. Maar daar was geen denken aan. Vooreerst geen gelegenheid, — hij kon zoo'n mijnheer toch niet bij de jongens op zolder onder de dakpannen doen slapen? En dan ook niet om Syke. Sjoerd kon hem zélf ook niet hebben. De aangewezen plaats was al weer „de drie Kronen", want dat was een hotel, maar de eerste vraag was al weer of men hem daar een onderdak wilde geven, en dan: wie zou dat betalen! Want de entreé's zouden wel weggaan aan zaalhuur, en dan had mijnheer nog niets voor de reiskosten en de moeite. Maar Symen oordeelde dat hij dit laatste voor de goede zaak moest over hebben, als hij het zoo goed met de armen meende. Hij moest er ten slotte geen baantje van maken. Waar tegen Sjoerd weer meende op te moeten merken dat het toch ook niet aanging den man er geld bij te doen leggen.
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1929
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's