De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Brief aan de Romeinen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief aan de Romeinen.

5 minuten leestijd

Romeinen 3 vers 25—31. Welken God heeft voorgesteld tot eene verzoening, door het geloof in zijn bloed, tot eene betooning van zijne rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn, onder de verdraagzaamheid Gods; tot eene betooning van zijne rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd, opdat hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende, die uit het geloof van Jezus is. Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? der werken? Neen, maar door de wet des geloofs. Wij besluiten dan, dat de mensch door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder de werken der wet. Is God een God der Joden alleen? en is Hij het ook niet der heidenen? Nademaal Hij een eenig God is, die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof. Doen wij dan de Wet teniet door het geloof? Dat zij verre, maar wij bevestigen de Wet.

We deden de vorige maal de vraag of het eigenlijk geen rechtsverkrachting was, als God een doemschuldig zondaar vrijspreekt uit louter genade. Maar het antwoord luidde, dat Jesaja heeft geprofeteerd, dat Sion door recht zal verlost worden. Neen, de rechtvaardiging van den zondaar staat maar niet gelijk met wat een vader doet, als hij de zonden van zijn kind door de vingers ziet. De laatste woorden van vers 24 luiden dan ook: „door de verlossing, die in Christus Jezus is". De verlossing, die in Christus Jezus is, is het zoenmiddel waardoor God armen zondaren deze rijke genade schenken wil. Het woord in den grondtekst, hetwelk vertaald is door „verlossing", duidt eigenlijk vrijkooping door middel van een losprijs aan.
Het dierbaar bloed van Jezus Christus was de losprijs om arme zondaren te redden en te zaligen. O, laat toch niemand ook maar een oogenblik denken, dat God de Heere ooit van Zijn recht afstand heeft gedaan of afstand doen zal. Ga in gedachten met mij naar Golgotha. Daar hing Gods Zoon aan het kruis. Daar boog de eeniggeboren Zoon onder het recht des Vaders. Indien ge mocht twijfelen, daar kunt ge er zekerheid van krijgen dat God rechtvaardig is.
Misschien hebt ge u verwonderd over de volgorde van de namen van den Verlosser. Hij wordt hier niet Jezus Christus, maar Christus Jezus genoemd. Als ge echter bedenkt, dat Christus de ambtsnaam is, en dat juist bij het werk der verlossing de ambten van Christus op den voorgrond treden, moet uwe verwondering over deze veranderde volgorde wijken.
Met de woorden „welken God voorgesteld heeft tot eene verzoening", laat de Schrift ons zien, dat de weg der verlossing niet gebaand is van de aarde naar den hemel, maar veeleer omgekeerd. De Vader Zelf heeft Zijn heilig kind Jezus aangeboden als een zoenmiddel. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Bij die woorden „welken God heeft voorgesteld tot een verzoening", worden we met onze gedachten als 't ware gedreven naar Golgotha. Ziet de mensch!
Daar hing Hij tot een betooning der rechtvaardigheid Gods. Daar ziet ge, dat God het nauw neemt met de zonde. Alleen Zijn eigen kind kan het zoenmiddel wezen.
De toevoeging: „door het geloof in Zijn bloed", wijst er op dat dit zoenmiddel alleen door het geloof uw deel kan worden, maar ook tevens daarop, dat Christus alleen dat zoenmiddel geworden is, doordat Hij Zijn bloed aan het kruis heeft laten vloeien voor arme zondaren.
Kenners van den grondtekst weten, dat het grondwoord, hetwelk door verzoening vertaald is, ook het Grieksche woord is voor verzoendeksel. We vinden echter een vergelijking van Christus met het verzoendeksel der ark wel wat vreemd. We doen 't beste om te blijven vertalen door ,,zoenmiddel".
Een zoenmiddel was immers noodig vanwege de vele verschrikkelijke zonden met gedachten, woorden en werken bedreven. De apostel wendt den blik naar het verleden, wat achter ligt, en naar het heden, waarin hij en de lezers verkeeren mochten.
Wat 't verleden betreft, het Oude Testament kan het met honderden voorbeelden bevestigen, hoe God de Heere Zijne rijke ontfermingen heeft willen betoonen. O welk een geduld heeft Hij met Zijn volk Israël gehad. Telkenmale als Israël zich voor Hem verootmoedigde, deed Hij weer verzoening over hunne zonden. 
Toch eischte die vergeving van zooveel zonden van Israël ook betooning van Zijne absolute rechtvaardigheid. Wat de Heere eertijds aan Israël deed, wil Hij nu aan alle geloovigen uit alle volkeren doen. Het aanbod van genade en zaligheid moet worden uitgedragen tot alle de volkeren. Maar dan moet ook het recht voor duizenden worden verzoend.
Het was daarom, dat Christus, Gods Zoon, leed en stierf aan het kruis. Nu bleef God rechtvaardig en was toch ook de weg ontsloten om arme zondaren in Christus te rechtvaardigen.
Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Wie zou na het betoog des apostels zich nu voor God nog durven beroemen? Alle roem is immers uitgesloten. Het is immers uitgesloten dat een mensch zou kunnen gerechtvaardigd worden uit de werken der Wet. Indien de mensch uit de werken der Wet kon gerechtvaardigd worden, was er plaats voor den roem.
Maar nu er slechts één middel is, n.l. om gezaligd te worden door het geloof, is alle roem bij het schepsel uitgesloten.
Soli Deo gloxiam! Gode alleen de eer.
Wie zichzelf leert kennen bij het licht van Gods ontdekkende genade, wie met smart ziet dat zijne beste werken met zonde bevlekt zijn, houdt geen roem meer over bij God.
Daar blijft niets over dan met den tollenaar te roepen: O God, wees mij zondaar genadig! Reeds in dat roepen van den zondaar, die met ledige handen tot God roept om genade, wordt de Heere verheerlijkt. Het is reeds het geloof, hetwelk naar Jezus de toevlucht neemt. Maar lees het eerste antwoord uit den Heidelberger Catechismus van een belijder op de bergen des geloofs, en ge vindt geen anderen toon dan deze: het was vrije genade, uit enkel ontferming.
Is God een God der Joden alleen, en is Hij het ook niet der heidenen? vraagt de apostel nog eens. Er is maar éénzelfde God voor Jood en heiden. Maar dan is er ook maar één weg tot redding. De Jood, hoewel besneden, kan alleen zalig worden uit genade door het geloof. De heiden, schoon nog de voorhuid hebbend, kan slechts één weg tot behoudenis vinden, n.l. het geloof.
Nochtans vernietigt het Evangelie van de souvereine genade de Oud-Testamentische bedeeling niet. Neen, in den grond der zaak heeft de geheele Oud-Testamentische openbaring hetzelfde bedoeld. Wat door Paulus in het vierde hoofdstuk nader zal bewezen worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Brief aan de Romeinen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's