De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

De Beste Raad.

12 minuten leestijd

„Want gij zegt : Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geen dings gebrek ; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm, en blind en naakt. Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden ; en witte kleederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde ; en zalf uwe oogen met oogenzalf, opdat gij zien moogt". Openb. 3 vers 17, 18.

Laodicea ! Weinig plaatsen uit Gods Woord zijn zoo bekend onder ons, als deze, en toch ziet gij nergens haar naam voor een gebouw of vereeniging gekozen. Geen nieuw gestichte kerkelijke gemeente zou men gaarne zoo noemen. (Dat wil niet.zeggen, dat menige gemeente dien naam niet met recht zou dragen, of dat veler namen Elim, Pniël, Bethel, Rehoboth en dergelijke niet door haar vervangen behoorden te worden.
Laodicea toch is niet alleen beroemd om de vruchtbaarheid van den bodem, den rijkdomaan vee — vaak een strik voor den van nature ijdelen mensch — om aardbevingen en oorlogen — vaak een straf van den toornenden God —, om de verwoesting van de stad in 1402 door Timur — het einde van de volharding in het kwade —, maar het is in de Christelijke Kerk vooral bekend om de opdracht des Heeren aan Johannes, omdat hij moet schrijven aan de zeven gemeenten in Azië, en hij aan haar Engel — haar voorganger — zijn zevenden brief richt, waarin de zonde van lauwheid, d.i. het midden houdend tusschen gesmolten en ongesmolten zijn, zooals de grondtekst aangeeft, wat in de practijk onverschilligheid is heerscht.
Dit geeft te denken. Dat schokt ons, dat een Christengemeente, zeer waarschijnlijk door Paulus' leerling Epaphras gesticht, hier zoo wordt aangesproken.
Zulke taal zouden we verwachten voor het heidendom met zijn afgoderij. Dat komt, omdat wij geneigd zijn eer op anderen te zien dan op ons zelf en de natuur van de degenen die liefst maar over die menschen buiten ons vuur van den hemel afbidt, terwijl de Heere juist andersom doet, en gelijk Hij aan het kruis deed, voor zulken bidt : „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". Dan lijdt Hij, en lokt Hij en spreidt de armen Zijner liefde uit.
Zijn strijdbijl echter heft Hij Op voor Jeruzalem. Zijn oven brandt in Jeruzalem, Zijn vuur in Sion. Hij, monstert Zijn leger, want Hij wil daarmede strijden tegen den Vorst der duisternis, en dan moeten de zwaarden geslepen, de schilden betrouwbaar zijn, en den manschappen afgericht. Het eigen huis moet eerst gezuiverd worden. Hij heeft Zijn wan in Zijn hand, om Zijn eigen dorschvloer te doorzuiveren. Hoe zou anders het goede zaad van het Evangelie op den akker der wereld gezaaid kunnen worden ?
Nu is er in Laodicea wel véél onkruid gegroeid. Het is, alsof er geen oprecht geloovige meer is, zóó wordt de gemeente toegesproken. Er zullen nog wel ware kinderen Gods geweest zijn, maar de massa was anders en ze verzonken daarbij vergeleken in het niet.
Het „twee uit een stad en één uit een dorp" is blijkbaar, als we het maar niet letterlijk opvatten, steeds de regel in Gods Koninkrijk. Het stempel van het Christendom, het gedoopt zijn of belijdend lid zijn, zegt nog niets voor de eeuwigheid !
Een ieder onderzoeke zich zelf nauw, beproéve zich, of hij in het geloof staat.
De Laodiceërs waren rijk in eigen schatting.
Geestelijke renteniers.
In het verleden waren ze verrijkt geworden. In het heden waren ze rijk. Voor de toekomst hadden ze aan geen ding gebrek. Geborgen waren ze, meenden ze. .Ze hadden hun schapen op het droge. Als menig rentenier, rekenden ze niet op de onvastheid van rentestandaard en eigendomsbezit. En gelijk ieder rentenier bij zijn dood alles verliest, zoo bezitten de eigengemaakt geestelijke rijken in het gericht Gods niets, waarop zij kunnen bouwen. Hun munt heeft in het Koninkrijk Gods geen waarde en draagt een ander stempel dan het kruis van Christus.
We zien die Laodiceërs in onzen tegenwoordigen tijd telkens weer op het kerkelijk, gemeentelijk, Christelijk erf soms zijn het eerste klasse ijveraars. Jezusfiguren, echter zonder innerlijke godsvrucht. Soms zijn het, zooals we gelooven mogen, kinderen Gods, Josafath's en Eli's, en hoe ze verder heeten mogen.
De gewaande rijkdom der Laodiceërs wordt door Christus in werkelijkheid omgezet.
Ze waren ellendig en jammerlijk, in een zeer betreurenswaardige gesteldheid. De diepte van het geloof missen ze, het vuur der liefde ontbreekt ze, het anker der hoop ontberen ze. Ze meenen hoogstens, dat hun zonden vergeven zijn, maar de zekere kennis van God en Zijn beloften, in het Evangelie geopenbaard, is hun bezit niet. En ze weten het niet.
Ze zijn arm, al zijn ze ook rijk aan grootspraak, al heffen ze het hoofd omhoog en blikken ze naar de sterren, de Ster van Bethlehem zien ze niet, al hebben ze geld op de spaarbank, op hun kerkbank deponeeren ze een cent, al zijn ze als Simon de toovenaar, en geven ze veel geld, om de gaven des Geestes te koopen. En ze weten het niet.
Ze zijn blind, al zien ze ook de letter van Gods Woord en pluizen ze de geloofsleer (Uit als de geveinsden, die de mug uitzijgen en den kemel doorzwelgen, al gaan ze ook naar de kerk, 't was, wat daar gezegd wordt, steeds goed - voor anderen, of het Woord Gods diende hun voor critiek. Ze zien den splinter in het oog van den broeder en den balk, die in eigen oog is, merken ze niet op. En.... ze weten het niet.
Ze zijn naakt, al hébben ze ook een vroom kleed aan en behooren ze tot de beroepsbidders, den mantel der christelijke liefde, van ootmoed en nederigheid hebben ze niet, al zijn ze gekleed in het kleed van Christelijke politiek en Christelijke partijzucht, al bezetten ze het gestoelte der eere in Gods huis, het is alles vijgeblad, als in de practijk de bluf van deugdzaamheid en eigengerechtigheid opgeld doet. En ze weten het niet.
Als we zoo ten voeten uit den lauwen Laodiceër geteekend zien, dan wordt het beeld een geraamte, een lijk. Dan denk ik aan Karel de Groote, van wien men zegt, dat hij na zijn overlijden op zijn troon gezet werd en er werd een kroon op zijn niet meer kloppende slapen gedrukt en een schepter in zijn levenlooze hand gestoken. Doch al deze dingen waren niet in staat om hem zijn Koningschap terug te geven. Zoo is er een opgetooid, onverschillig, lauw, dood Christendom. Er klopt geen Christenhart in, er zit geen goddelijk leven in.
Hooren wij, dan wat de Heere eischt ? Mijn zoon, geef Mij uw hart.
Toch is het, ondanks dit alles, nog geen afgesneden zaak. Ook niet voor zulken, die het niet weten, wat de Heere wil, ofschoon ze keer op keer door Hem zijn onderwezen.
Het is nog het heden der genade !
De Heere geeft zulken raad. O, wat een barmhartigheid, wat een liefde, wat een grondelooze ontferming. Onze ontrouw maakt Zijn trouw niet te niet. Hij moest ze uitspuwen, en zie hier buigt Hij zich neder, hier noodigt en bidt Hij. Hij vraagt het oor te neigen, Hij smeekt te luisteren, Hij roept barre zondaren toe : „Al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw ; al waren ze rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol" (Jesaja 1 vers 18).
Wie begrijpt dit ? Hij, Wiens naam is Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst, Hij doet , boven bidden en boven denken en maakt Saulussen tot Paulussen.
Wat is Zijn raad? Wat biedt Hij aan ? Goud, kleederen en oogenzalf. Ja, maar vergeet het niet. Dit alles is alleen bij Hem te bekomen. „Koopt van Mij", zegt Hij.
Niet bij een heilige, bij een kind Gods, van uw vromen vader, moeder of eenig familielid. Bij hen is de godsvrucht niet te verkrijgen, wordt ge niet ziende of bedekt voor God Geen tranen, geen oude schrijver, geen bevinding, geen teer gevoel, geen deugd kan u redden, alleen Jezus, omdat er maar één Middelaar Gods en der menschen is, de mensch Christus Jezus.
Ja, maar gij moet het koopen.
Doch met welke munt moeten wij betalen, die niets dan schuld hebben ? Wel, Hij wil uw zonden koopen, inruilen tegen Zijn genade. En dan spreekt Hij van koopen, om het den armen op het hart te binden, dat wat Hij biedt hun eigendom wordt, dat Hij toestemt, geluk geeft, en dat gij het aanvaarden moogt, dat aan Zijn zijde de begeerte is om u als eigendom te bezitten en de begeerte van uw hart er aan uwe zijde moet zijn om Jezus te omarmen. Hier predikt de Heiland voor de zooveelste maal, dat Hij gaarne zondaren tot Zijn eigendom maakt en Zijn rijkdom om niet aan hen schenkt, schatten van vergeving der zonden, het eeuwige leven, Zijn gansche bezit, want tot de Zijnen zegt Hij : , , A1 het Mijne is het uwe, en dat voor zondaren de tollenaarsgestalte van begeerte en overgave, van vertrouwen en gebed : „O God, wees mij zondaar genadig", noodig is.
In onzen tekst wordt het onmisbare bezit voor het kind des Heeren als volgt nu onder beeld gebracht.
1e. wordt het goud genoemd.
Het middel, om alles en overal te koopen wat we noodig hebben, daar goud het kostbaarste is van alle metalen. Dat goud kan eerst als betaalmiddel gebruikt worden, als het gelouterd is door het heete vuur. Dit alles is beeldspraak van het geloofsleven, van hen die Gods genade ontvingen, en in vele verdrukkingen komen, maar door God geduldig gemaakt worden, door God bewaard worden, dat zij hun voet aan geen steen stooten. Zij zullen wel door het vuur gaan, maar God zal met hen zijn, wel door de rivieren, maar het water zal hen niet overstroomen, wel met David door het dal der schaduwen des doods gaan, maar ze zullen geen kwaad vreezen, des Heeren stok en staf vertroosten hen. De hoop wordt vaster, de liefde wakkert aan, als het geloof strijden moet. „, Wie", zegt de apostel in Rom. 8 vers 35—39, „zal ons scheiden van de liefde van Christus ? verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard ? (Gelijk geschreven is : Want om uwentwil worden wij den ganschen dag gedood ; wij zijn geacht als schapen ter slachting). Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, die ons liefgehad heeft".
2e. worden genoemd witte kleederen, om de schande der naaktheid te bedekken. De schande der naaktheid is een juist beeld van onze zonde. De geheele beeldspraak teekent den zich wegschamenden, berouwhebbenden en geredden zondaar, die tot Christus de toevlucht heeft genomen. Ik zag eens de zware ijzeren deuren van een gevangenis opengaan, en vlak voor de stoep stond de geopende dievenwagen. Even later zag ik een man, die haastig de beperkte ruimte, tusschen deuren en wagen, van ongeveer een Meter afstand, overliep, met een masker voor zijn gezicht, dat hij met zijne hand nog vasthield, opdat het niet zou opwaaien, en hij dan herkend zou worden. Die man had zich rijk gewaand, maar er behoorde hem geen cent van alles, waarover hij beschikte, toe. Nu schaamde hij zich en vroeg een masker om zijn gelaat te bedekken. Zóó is de zondaar een wezen, , gevangen in de boeien zijner schuld en zonden, een die als de verloren zoon alles denkt te bezitten, maar doodarm is, die zich voor den Rechter van levenden en dooden moet verantwoorden, voor wien het vreeselijk is voor den levenden Gód te verschijnen. Zalig ; wie zich wegschaamt, voor zulken is het witte .kleed, het zoenbloed van Jezus Christus, waardoor de oogen van den Rechter niet kunnen blikken.
Hier wordt van witte kleederen gesproken, waarin heerlijk Jezus' arbeid ten toon gespreid wordt. Het witte kleed is geen werkkleed, maar een feestkleed, symbool van blijdschap en zalige hemelvreugde. Daarin zingt de gemeente des Heeren het loflied :
Maar 't vrome volk, in U verheugd. Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wensch verkrijgen. Hun blijdschap zal dan onbepaald, Door 't licht dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen.
Dat witte kleed is teeken van vrede. De strijdbijl is gevallen, het zwaard van Gods toorn is in de scheede gestoken en de zondaar heeft zijn opstand opgegeven en geniet den vrede, die alle verstand te boven gaat, door zijn  zich werpen óp den Vredevorst Jezus Christus, Die voor hem tot zonde gemaakt is, op , Wien alle zijn ongerechtigheden zijn aangeloopen, voor Wiens mantel der gerechtigheid hij de vuile lompen , zijner zonde, zijn wegwerpelijk kleed van eigen gerechtigheden heeft ingewisseld,
O, hoe heerlijk is Uwe goedertierenheid, o Heere, dies de menschenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. Zij worden dronken van de vettighéid Uws huizes.
En nu tenslotte de
3e plaats wordt hier nog van oogenzalf gesproken. Een bijzondere zalf! Zij geeft blinden het gezicht. Die zalf is in het natuurlijke er niet. Daarom wil de Heere ook hierdoor wijzen op het wonder van Zijn almacht en wijsheid. Een zondaar kan onmogelijk zichzelf zaligen, onmogelijk aan het recht Gods voldoen. Menige verslagen ziel veroordeelt daarom zichzelf en bekommert zich over haar heil, en zegt, dat de Heere haar rechtvaardig moet verstooten, totaal bedorven en verloren zondares als zij is.
Let nu op het wonder !
Bij den Heere zijn uitkomsten zelfs in den dood. Bij Hem zijn alle dingen mogelijk. Hij kan der blinden oogen openen.Hij vergeeft. Hij werpt de bergen van zonde en ongerechtigheid in de zee van eeuwige vergetelheid. Ook de zonde van een Maria Magdalena, van een moordenaar aan het kruis, van een gevallen Petrus, de zonden van een twijfelenden Thomas, de zonde van u, die schreiend de toevlucht neemt tot Hem en al uw bekommernissen op Hem werpt. Zij zijn en worden gezalfd met de gaven des Heiligen Geestes, waardoor de oogen des harten opengaan, en liefde en blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, ingetogenheid worden hun deel, waar zij, die van Christus zijn, het vleesch met zijne lusten en begeerten hebben gekruisigd. (Gal. 5 vers 22, 23).
Lezer ! : Neemt gij des Heilands raad aan ?
Amen.
Rouveen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1931

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's