KERKELIJKE RONDSCHOUW
ROME EN DE REFORMATIE.
Protestanten en Roomschen hebben veel met elkaar gemeen. Het is goed, dat we dat telkens maar weer eens in herinnering brengen. Vooral in deze booze tijden, nu er één groot front gemaakt wordt over gansch de wereld, met name in Europa, door degenen die als communisten, anarchisten en atheïsten de vreeselijkste dingen durven zeggen en schrijven en intusschen ook de vreeselijkste dingen durven uithalen en in practijk brengen.
Een man als Calvijn, de vader van het Gereformeerd Protestantisme, een man van wereldreputatie, heeft het ons wel geleerd, dat, als het er op aankomt, de belijdende Protestanten met de Roomschen samen zouden moeten optrekken, om de geesten die uit den afgrond opklimmen, om de aarde te vervullen met Godslasteringen, saam te weerstaan.
Dat Calvijn dat ons geleerd heeft, willen we niet vergeten. Het is een man des geloofs geweest en een man voor heel de wereld, voor alle volkeren van groote beteekenis !
Groote mannen, helden des geloofs, In ons Vaderland, hebben 't ons óók geleerd. We denken aan een man als mr. Groen van Prinsterer. We denken aan dr. Kuyper, jhr. de Savornin Lohman, dr. De Visser en zoovele anderen.
Als de strijd aangebonden wordt tegen God en Koning; als kerken worden verbrand, het huwelijk wordt ontheiligd, de maatschappij, met gezin en school en fabriek, verpest — ja — dan moet Rome en Dordt schouder aan schouder staan ! Al was 't maar op grond van de 12 Geloofsartikelen !
Maar, willen we niet vergeten dat Protestanten en Roomschen veel gemeen hebben en samen een taak in de wereldgeschiedenis hebben, nu de dagen boos zijn en b.v. godsdienst opium voor het volk genoemd wordt en van God gezegd, dat Hij het grootste kwaad op de wereld is — we willen toch óók niet vergeten, dat Rome de Reformatie absoluut niet verstaat en de geloovige Protestant in zoo heel veel anders belijdt dan de Roomsche, en waarlijk niet in bijzaken slechts, maar inderdaad in hoofdzaken.
Wij werden er weer aan herinnerd, dat Rome de Reformatie in het geheel niet verstaat, toen we het keurig mooie boekje ontvingen en lazen : „Mensch-God", door priester P. van den Tempel geschreven en uitgegeven in zakformaat door J. J. Romen en Zonen. Roermond. 1932.
Wat een mooi, fijn boekje is dat. Wat kunnen we in veel, héél veel meegaan met wat hier keurig geschreven is ! Maar dan komt, te midden van mooie, ware beschouwingen aangaande allerlei geestelijke stroomingen, ook de beurt aan de Reformatie, en dan blijkt, dat een Roomsche er toch eigenlijk niets, niets van begrijpt. Wat buitengewoon oppervlakkige beschouwing en wat gansch verkeerde waardeering is er bij den priester-schrijver dan!
Als hij het gehad heeft over het Boeddhisme, over 't Gnosticisme, het Humanisme enz., om de worsteling te teekenen, dat de mensch als God wil zijn, dat God onttroond wordt en de mensch geëerd — dan zegt de priester-schrijver : „In dezelfde richting van die verafgoding van den mensch" (hij heeft 't pas gehad over het Humanisme) „bewoog zich de Hervorming, ofschoon langs een geheel anderen weg dan de Humanisten. De hervorming van Luther, Melanchton, Zwingli, Calvijn nam als uitgangspunt de autonomie van de menschelijke rede, de hoovaardij des geestes, het „non serviam", „ik dien niet langer" van den gevallen engel".
Dit wonder oppervlakkig en geheel foutief oordeel over de Hervorming doet den priester-schrijver zoo maar, zonder meer, zeggen, dat de Hervorming (die den Paus, die 't Woord Gods verkrachtte, den dienst opzegde) aan God de gehoorzaamheid geweigerd heeft en de rede tot godin heeft" gemaakt!
En de priester-schrijver wil het klaarspelen om de Hervormers te maken tot de voorloopers van mannen als Rousseau en Voltaire, die met name genoemd worden. Letterlijk lezen we (bladz. 33 enz.) ; „Christus heeft immers de Openbaring toevertrouwd aan Zyn Kerk; uit haar hand moeten wij die openbaring ontvangen: „die U hoort, hoort Mij, die U versmaadt, versmaadt Mij". Doch de hervormers begonnen de Kerk te versmaden. De Hiërarchie, Paus en Bisschoppen, werden door Luther niet alleen bestreden, doch door laster en allerlei schotschriften aan de verachting prijs gegeven. Daarop werden de Sacramenten, een of twee uitgezonderd, afgeschaft" (!!) „En na aldus de levende Kerk, het Corpus mysticum van Christus, getroffen te hebben in haar heiligst en dierbaarst bezit (!!) af men iederen geloovige den bijbel in de hand en moest de „Spiritus privatus", het eigen persoonlijk inzicht, nu maar gaan uitmaken, welk bijbelboek echt was, welke de ware zin en beteekenis is van die duizenden duistere plaatsen, waarvan de Schriftuur overloopt. Deze emancipatie van de menschelijke rede, die met voorbijgaan van het gezag der Kerk op eigen kompas gaat varen en Gods openbaringen naar eigen licht beoordeelen, is de eerste stap naar de volledige losmaking van elk aardsch en op 't eind ook van elk goddelijk gezag".
„Want nadat de revolutionaire ideeën der hervormers een paar eeuwen hadden doorgevreten, kwamen de Encyclopedisten d' Alembert, Diderot, Rousseau, Voltaire aan het woord ; aldus genoemd naar het door hen gepubliceerde werk : de Encyclopedie van alle wetenschappen". „Hadden de hervormers nog een God, een Openbaring, een Verlosser en geïnspireerde boeken aangenomen, de encyclopedisten wierpen dat alles over boord ; alleen een onbekenden God namen zy nog aan; vandaar dat zij deïsten (van Deus, God) werden genoemd. Doch dat die God over ons als Zijn kinderen waakte, ons een openbaring had gedaan en met een bovennatuurlijk genadeleven had bedeeld, werd door hen (n.l. de encyclopedisten) naar het rijk der fabelen verwezen. Die God bemoeide zich niet met ons, dus hebben wij ons ook niet met dien God te bemoeien. Een dienst van dien God, dus Godsdienst, viel van zelf weg".
Wat de priester-schrijver dan verder zegt van de ontwikkeling der geschiedenis en van den mensch-godsdienst, waarbij de mensch zich God waant — is weer heel mooi, als hij het heeft over August Comte, Spencer, Goethe enz. enz. Maar dan neemt hij op bladz. 37 helaas ! de oude draad weer op : „L' histoire se répète : de geschiedenis herhaalt zich: „ge zult Gode gelijk zijn" komt telkens weer terug. Dat die menschaanbidding, door het Humanis* me begonnen, door de Hervormers en Encyclopedisten in de hand gewerkt, door de Fransche Revolutie in daden omgezet, haar zwarte schaduwen ook op ónze tijden heeft geworpen. En de zwaarste schaduw ligt uitgedrukt in het gevleugelde woord der revolutie : „ni Dieu ni maitre". God, die het hemelsch gezag, de meester, die het aardsch gezag vertegenwoordigt, dus alle gezag moet van de wereld verdwijnen".
„Dit is ontstellend. Want door de ontkenning van het gezag worden op staatkundig gebied de revoluties ontketend, op kerkelijk terrein de gehoorzaamheid opgezegd aan het door Christus aangestelde leergezag, op sociaal terrein de klassen strijd aangebonden tusschen werkgever en werknemer, in het gezin de opstand van de kinderen tegen de ouders".
Hier gaat de priester-schrijver dus weer voort, om over de Reformatie allerlei te zeggen, dat geweldig is door de enorme vergissingen die hij maakt, door de ellendige verwarring die hij sticht en door de verschrikkelijke conclusie : dat de Hervormers in beginsel alle gezag hebben verworpen. God en de Kerk hebben veracht, de rede tot godin hebben geproclameerd, de mensch tot autoriteit hebben gemaakt, de revoluties op allerlei terrein in gezin. Kerk en Staat hebben voorbereid, enz. !!
Gelukkig dat hij zelf later (bladz. 61) nog even voelt dat zijn theorieën niet kloppen met de practijken. En hij zegt dan : „In onze tweede lezing hebben we gezegd, dat de Hervorming door haar breken met het door Christus ingestelde leergezag der Kerk" (dat is het gevoelige plekje bij den priester, die den Paus en de geestelijkheid 't zelfde acht als de Goddelijke macht en autoriteit, waarbij intusschen de autoriteit van het Woord zoowat gelijk nul wordt) „den weg baande tot de geheele emancipatie van den mensch ook van elk goddelijk en menschelijk gezag". (Hoe kan een verstandig mensch, zelfs als hij priester is, tot zulk een uitspraak komen ? Slechts verblindheid kan in 1932 nog zoo doen spreken en schrijven !) „En dit laatste" (dus degeheele emancipatie van den mensch ook van elk goddelijk en menschelijk gezag!!) „heeft ook Calvijn gedaan, ook al is er niemand, die meer dan hij, Gods souvereine hoogheid en majesteit zoo van alle kanten belicht en verheerlijkt heeft".
Wonderlijke tegenstrijdigheid toch in zulke beweringen, waarbij men bijna zou zeggen, dat men van Roomsche zijde zelf iets voelt van de dwaasheden die men aan het adres van de Hervorming, met name ook aan Calvijn verwijt; maar ja men houdt toch maar vol met de valsche beschuldigingen neer te schrijven ! Jammer toch !
Goedmoedig schrijft pater Van den Tempel tenslotte nog : „Maar hoe dit ook zij : verre van ons blijft de bewering, dat de Hervormers en Protestanten een soort anarchisten of bolsjewieken zijn. Velen van hen dwingen onzen eerbied af om hun reinheid van zeden en oprecht religieusen levenswandel. Maar 't mag ons toch de oogen niet doen sluiten voor hun naar onze overtuiging verkeerde inzichten en noodlottige theorieën".
Gelukkig dus, dat er dat goede van de Hervorming en van de Protestanten nog te getuigen valt. Maar intusschen voelt men toch maar telkens z'n verschrikkelijk oordeel ; wat getuigenis.aflegt van groote onbekendheid met het wezen van de zaak, waarover men schrijft, en waartegenover men zich zóó vijandig heeft gesteld, dat alles op het scherpst veroordeeld wordt. De Paus en het pauselijk gezag is bij Rome alles. Wie dat heilige huisje aanraakt, die is voor goed in ongenade gevallen ! Daar draait alles om. En de Paus te verwerpen is het zelfde als God en Christus en alle machten en alle ordeningen te verwerpen.
Vier eeuwen hebben Rome, wat dit betreft, nog niet veel kunnen leeren !
DE PLURIFORMITEIT DER KERK.
Onlangs hebben we meegedeeld de stellingen, die door ds. K. G. van Smeden, Chr. Geref. pred. te Haarlem, inzake de pluriformiteit der Kerk (de veelvormigheid der Kerk) op den tweeden Bondsdag der Chr. Geref. Mannenvereeniging zijn voorgelezen en verdedigd. We nemen ze hier nog eens over:
I. Pluriformiteit is een bestel Gods, in natuur en genade, bij engelen en menschen.
II. Als zoodanig een goede gave Gods, tot opbouwing der Kerk en ter eere Gods.
III. Dat zij strekte tot oneere Gods en afbreking der kerk, is blijkens Gods Woord, de historie en de ervaringen van onzen tijd door de zonde.
IV. De pluriformiteit der kerk valt onder het bestel en de toelating Gods, maar dit ontslaat den mensch niet van de verantwoordelijkheid, vooral niet in verband met de Hoogepriesterlijke bede.
V. De pluriformiteit der kerk is in vele gevallen geforceerd, de zonde van Jerobeom, die Israël zondigen deed.
VI. Toch bereikt God er Zijn doel mede ; zie Zondag 21.
VII. Gods heilig ongenoegen, zijn bezoekingen en waarschuwingen in de geforceerde pluriformiteit, a. Versnippering van kracht; b. beperking van de gemeenschap der heiligen; c. verwoesting van het gezinsleven ; d. bekeering van zondaren in andere kerkgenootschappen.
VIII. Satans verzoeking in de pluriformiteit tot: a. hoogmoed ; verachting van den naaste ; b. laatdunkendheid (het altaar bij den Jordaan; Joz. 22) ; c. menschenbehagen (Petrus ; Galaten 2 vers 12) ; d. de onbroederlijkheid (Efraïm, Sukkcth, Pniël, Richteren 3) ; e. zonde tegen het negende gebod ; f. uitblusschen van den H. Geest, verachten der profetieën ; g. onheilig spel drijven met de Kerk, de ambten en de sacramenten; h. onheilige concurrentie, machtswellust.
IX. Oplossing van het vraagstuk, door : a. trouw te blijven aan de leer der Heilige Schrift, met name Paulus zendbrief aan de Romeinen ; b. de pluriformiteit niet onnodig vermeerderen door eindeloos specialiseeren der Goddelijke waarheden; c. door den andersdenkenden broeder of tegenstander recht te laten wedervaren ; d. door de pluriformiteit weer te laten strekken tot Gods eer, door samenwerking voor zoover mogelijk en oorbaar, in Christelijke pers. Christelijk onderwijs. Zending, Evangelisatie, dank-en boetedagen, apologie tegen on-en bijgeloof en in eerbied voor het ambt, b.v. bij overkomst van leden uit andere kerken.
X. Finale oplossing van het vraagstuk is menschelijk onmogelijk, maar mogelijk In Christus, Die alle dingen bijeen zal vergaderen, wanneer het zal zijn één kudde en één herder, misschien nog eens in deze bedeeling, zie Zondag 21, vraag 54, doch zeker in de voleinding, zie Zondag 19, slot.
Geruimen tijd geleden heeft op de Algemeene Vergadering van het Studentencorps „Fides Querit Intellectum aan de Theologische School (22 Juni) onder presidium van prof. dr. T. Hoekstra, de Geref. pred. van Scheveningen, ds. F. G. Feenstra, ook over „de pluriformiteit der Kerk" gesproken. Hij verdedigde daarbij de volgende stellingen:
Ie. Onder pluriformiteit van de kerk wordt verstaan, dat de ééne kerk van Christus gesplitst is in verschillende kerken, de eene meer, de andere minder zuiver. 2e. De een aanvaardt deze pluriformiteit met blijdschap, omdat elke kerk een deel van de waarheid moet hebben, zoodat hier is eene van God gewilde verscheidenheid (regel). De ander neemt deze pluriformiteit als een noodzakelijk kwaad, gevolg van de zonde (noodtoestand) .
3e. De pluriformiteit mag niet worden aanvaard. Elke kerk moet buigen voor de autoriteit van Gods Woord, heeft zich in alles te richten naar de Schrift, en moet de eenheid betrachten.
4e. De pluriformiteit wordt in Gods Woord niet geleerd. Zij is in strijd met de uitspraak van Christus (Joh. 17 vers 21). Die ook in het zichtbare, voor alle tijden, de eenheid van Zijne kerk wil.
5. De pluriformiteit wordt in de belijdenis niet geleerd. Deze wijst ieder geloovige op zijn plicht zich bij de ware kerk te voegen en alzoo te onderhouden de eenigheid der kerk. (Artikel 28). 6e. De norm voor het instituaire leven van de kerk vinden wij in Gods Woord, zooals zij weergegeven is in de belijdenis (de drie kenmerken „kortelijk zoo men zich aanstelt naar het zuiver Woord van God").
7e. Wanneer wij naar dezen norm beoordeelen, dienen wij te onderscheiden :
1. De onzuiverheid (impuritas). Hiertegen moet worden gestreden door de prediking, de tucht enz.
2. De verbastering (deformatie). Bij deformatie is reformatie het eenig middel.
3. De scheuring (schisma). Om bijkomstige reden zich afscheiden van de ware kerk.
4. De dwaalleer (haeresie). Die dwalen in de substantie der waarheid. 8e. Onze roeping is : 1. Te strijden tegen kerkisme.
2. Te strijden tegen onkerkelijkheid en kringvorming.
3. Te verlevendigen het kerkelijk besef.
4. De consciëntiën te binden, voor het kerkelijk leven aan het Woord van God.
5. De door Christus gewilde eenheid te zoeken en te bevorderen.
9. De Kerk die de norm van Gods Woord heeft en houdt, zal als. vergadering en als moeder der geloovigen, zich richten op het doel : De eere Gods in de herschepping door den Middelaar Jezus Christus, den Koning van Zijne Kerk.
In een nader verslag lezen we : dat er velen uit het midden van de vergadering waar ds. van Smeden sprak, verklaarden, dat men niets van de pluriformiteit, van de verdeeldheid in vele kerkformaties wilde weten, men noemde het verscheurdheid van de Kerk, 't welk zonde moet worden geacht.
In een ander nader verslag lazen we ten opzichte van het referaat van ds. Feenstra voor de studenten te Kampen gehouden :
Referent ving zyn betoog aan met er op te wijzen, dat in onzen tijd van relativisme de practijd voor velen regel wordt. Gods Woord critiseert echter de practijk. Ook voor het kerkelijk leven beslist alleen de Heilige Schrift. De zichtbare openbaring (Instituut) van de Kerk, het object van de verkiezing, herschepping door Christus, is niet minderwaardig, is geen menschelijke vereeniging, maar een Goddelijke instelling. Onder pluriformiteit verstaat men dat de Kerk van Christus, die onzichtbaar één is, en zichtbaar één moet zijn, zich in verschillende kerken splitst.
De een verblijdt zich en ziet hierin rijke verscheidenheid, naar Gods bestel. De ander ziet in de pluriformiteit een noodzakelijk kwaad. Echter alleen de H. Schrift beslist. De practijk moet getoetst en beoordeeld worden naar Gods Woord. De Schrift wijst op de eenheid van de Kerk : plaatselijk, nationaal, oecumenisch. In Joh. 17 vers 21 wil Christus een zichtbare eenheid voor alle tijden. Ook de belijdenis weet er niet van. Een beslist kerkelijk leven naar Gods Woord is geene belemmering maar voorwaarde voor de eenheid. Reformatie, Afscheiding en Doleantie hebben de eenheid niet verbroken, maar betracht. De norm ligt derhalve in Gods Woord.
Geloovigen moeten kunnen oordeelen. Vandaar de drie kenmerken als resultaat van worsteling. Er is geen kerk van louter reinen. Er zijn altijd hypocrieten, die in en niet van de kerk zijn. Daarom heeft de kerk roeping om tegen de zonde te strijden. Als de strijd tegen de zonde niet meer geeft, de kerk voor het kwade partij kiest, en de zonde ongehinderd voortwoekert, is er verbastering en bindt zulk een kerk de consciënties aan menschelijke instellingen of zij geeft leervrijheid. Reformatie is noodzakelijk. Bij verharding wordt de verbasterde kerk valsch ! Scheuring is echter zonde, door de vaderen op grond van de Schrift sterk veroordeeld. Bij een schisma zoekt men rechtvaardiging door op leergeschillen te wijzen. Haeretici dwalen in de leer, en kunnen daarom in de kerk niet blijven.
Tenslotte ontstaat kerkisme meest daar waar men het met het kerkelijk leven niet nauw neemt. Mystieke of intellectueele kringvorming „van kerk tot kring" is afval. De consciëntie moet gescherpt en wij moeten onvoorwaardelijk buigen voor Gods Woord. Zóó, aldus besloot spreker, werken en bidden wij voor de eenheid. Het gaat immers om Gods eere.
Het is goed, dat deze dingen telkens maar weer worden besproken. We mogen het ons in deze niet te gemakkelijk maken ! 't Gaat om Gods eet en des naasten heil.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's