BRIEVEN TOT GEESTELIJKEN OPBOUW
Waarin bestaat de rechte gelukzaligheid ?
„Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar, is geworden uit eene vrouw, geworden ander de Wet, opdat Hij diegenen die onder de Wet waren verlossen zoude" (Gal. 4 ers 4, 5). Deze heeft door Zijne diepe vernedering aan lichaam en ziel, onze zonden en straffen, die wij verdiend hadden, weggenomen (Jes. 53) en Gods gerechtigheid voldaan (1 Cor. 5 vers 21) en de mensch alzoo wederom in de gemeenschap met God gebracht. Jezus Christus, die Eén is met den Vader (Joh. 10 vers 30) is de grond van onze vereeniging met God. Welke vereeniging en gemeenschap de kinderen Gods deelachtig worden, uitwendig door het Woord (Jac. 1 vers 18) en inwendig door Zijn Geest (1 Joh. 4 vers 24).
En aan ónze zijde door het geloof, waardoor wij Christus aannemen en alzoo met H«m vereenigd worden ; want door het geloof woont Christus in onze harten (Efeze vers 17 ; Gal. 2 vers 20) en door Hem krijgen we wederom gemeenschap met God (1 Petrus 1 vers 21), doch deze gemeenschap is in dit leven nooit volkomen (1 Cor. 13 vers 9, 12). Dat zal in den hemel 't geval zijn, als wij den Heere zullen zien van aangezicht tot aangezicht (1 Cor. 13 vers 10, 12) en veranderd zullen worden van heerlijkheid tot heerlijkheid (2 Cor. 3 vers 18). Dan zal God alles zijn in allen (1 Cor. 15 vers 28).
Nu ligt voor Gods kinderen in dit leven alle vreugd en ware gelukzaligheid in de gemeenschap met God en Christus door den Heiligen Geest. Dat is niet een lichamelijke gemeenschap, maar een geestelijke.
En die gemeenschap is daarin gelegen, dat wij weten dat God ons bij name kent en wij genade gevonden hebben in Zijne oogen, dat Hij ons liefgehad heeft van alle eeuwigheid (Exod. 33 vers 12 ; Ef. 1 vers 4, ) ons verlost heeft door Zijnen eenigen Zoon (Rom. 8 vers 32), dat Hij ons deelachtig gemaakt heeft Zijne liefde en goedheid (2 Thess. 1 vers 11), gerechtvaardigd van onze zonden (Rom. 8 vers 32), ons bewaart en liefhebben zal tot in alle eeuwigheid ; dat wij deze Zijne gemeenschap vertrouwen door het geloof, gevoelen in onze harten (Rom. 5 vers 5; 8 vers 16). En dat wij Hem kennen en zien met een geestelijk gezicht, met de oogen der zielen. Hem omhelzen door het geloof en de liefde. Hem gevoelen door een innerlijke genade, en vergenoeging, vreugde en gerustheid, en Zijne liefde smaken en alzoo in Hem leven en in Hem wandelen.
Hierin is alle vreugd en zaligheid gelegen : de ziel zóó met God en Christus vereenigd zijnde, en gemeenschap hebbende door een verborgen vereeniging, wordt te geestelijker, omdat zij met God, Die een volmaakte Geest is, vereenigd is en Zijn volheid en genoegzaamheid in haar vloeit, zoodat zij verzadigd wordt met vreugd (Ps. 36 vers 6). En hoe meer de ziel deze gemeenschap en vereeniging geniet, hoe hooger zij wordt opgetrokken in dezelfde gemeenschap en nog al méér wil genieten ; om dikwijls met een zonderlinge geestelijke vreugde en gerustheid overgoten te worden en te roemen in Gods genade, welke is in Christus Jezus. Dan wil noch kan de vernieuwde geest zondigen (1 Joh. 3 vs. 9).
Maar alle geloovigen komen niet tot een gelijke mate der wedergeboorte en gaven der genade, om hemelsche verborgenheden te begrijpen, maar elk wordt genade gegeven naar de mate der gave van Christus (Ef. 4 vers 7).
Niet alle geloovigen ontvangen vijf talenten (Matth. 25) en alle akkers dragen geen honderdvoudige vruchten, al is 't ook goede aarde, maar sommigen ook zestig-en dertigvoud (Matth. 13). Gelijk alle takken aan een boom niet evenveel vruchten, noch alle ranken aan den wijnstok evenveel druiven voortbrengen, al hebben zij alle hare vochtigheid uit den wortel. Zóó is het ook in het geestelijke bij de kinderen Gods.
Alle geloovigen zijn geen vaders in het geloof als Abraham (Rom. 4) ; daar zijn ook lammeren onder de kudde van Christus (Jes. 40 vers 11) ; zwakke schapen (Ezech, 34), kinderen, die melk noodig hebben (Hebr. 5) en die zwak zijn in het geloof (Rom. 14).
Aan alle geloovigen worden ook niet evenveel hemelsche verborgenheden getoond, gelijk ook niet aan alle discipelen Christus' heerlijkheid op gelijke wijze werd onthuld ; 't waren alleen drie uit hen, te weten Petrus, Jacobus en Johannes (Luc.9). Alléén Paulus was opgenomen in den derden hemel en hoorde onuitsprekelijke woorden. (Zie Th. a Brakel : De trappen des geestelijken levens).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1932
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's