DE VADER DES VADERLANDS.
In de herinnering blijft het beeld van de Oranjevanen, uitwaaiend in den bollen Hollandschen wind boven de tienduizenden, saamgepakt tusschen den ranken kerktoren en het massale stadhuis van de Prinsenstad op den 2den Paaschdag van het jaar onzes Heeren 1933.
Een lichte, blauwe hemel, sereen en ijldoorzweefd van het zonnegoud boven ons hoofd op het zeldzaam schoone marktplein. In de Kerk de gewijde en gedempte atmosfeer van den ernst.
Een onafzienbare schare die zich beweegt langs den gedenksteen, pas geplaatst, met den eed van trouw ingebeiteld. Dan gaat het in de Kerk, in half duister, in ommegang om het graf van den Vader des Vaderlands. Meer dan twee en half uur duurde het défilé. Een werkelijke volkshulde. Uit alle deelen des lands.
Verwonderlijk in dezen tijd van materieelen nood, dat zich-scharen om de nagedachtenis om een groot man, vierhonderd jaar geleden geboren. Verwonderlijk, dat aangrijpen van de nationale eenheidsgedachte, dat plotseling opbloeien van een diep sentiment uit het vlakke veld van het nuchter-zakelijke leven. (Zie : Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur 21 April).
Het is goed, dat ons volk gedenkt den man, ons van God gegeven ; dien Hij stelde tot zoo rijken zegen voor land en volk.
En zou die God, die Vader Willem ons gaf, veranderd zijn ?
De Haagsche dichter H. W. Aalders, uit wiens bundel „Ritselingen" we meer dan eens een vers overnamen, laat ook nu zijn vingers langs de snaren gaan en hij zingt ter gedachtenis van Willem van Oranje (24 April 1533—10 Juli 1584) 't volgende lied :
Uw beeld verrijst uit 't donkere verleden ; een torenlicht over de duist're zee van 't volk'renleven in 't verwarde heden, waar alles hunkert naar den wereldvreê.
Uw arbeid en uw grootsche idealen. Uw door 't geloof onwankelbare moed Weet duizenden mismoedigen te stalen : „Nae tsuer krijg ik van Godt mijn Heer het soet".
Al striemt de storm dan d' oude lage landen en teistert ons 't ontwrichtend wereldwee, wij heffen smeekend de gevouwen handen en wenden ons tot God met onze beê :
Gedenk, o Potentaat der Potentaten, aan 't vast verbond met Holland in z'n leed. — — God zal ook nu ons Holland niet verlaten, als Holland God en Willem niet vergeet.
Drie en een halve eeuw terug was de lucht boven ons land verduisterd door den rook van vlammende brandstapels, opgericht om weerlooze geloofsgetuigen van de aarde te verdelgen. Een arm en ellendig volk zuchtte onder den druk der weergalooze dwinglandij van een dweepzieken, vreemden heerscher, die zonder eenig mededoogen duizenden en nóg eens duizenden aan den smartelijksten dood prijs gaf. Europa zag het aan, hoe een klein en nijver volk als ter slachtbank geleid werd. Geen der mogendheden van die dagen kwam op eenigerlei wijze tusschenbeide. En de kleine natie in deze lage landen dreigde onder te gaan in wee, dat steeds zwaarder werd — tenzij dat de Heere der heeren een helper verwekte, die het schijnbaar onmogelijke zou ondernemen om het verdrukte volk uit den vreeselijken greep van den overmachtigen tiran te bevrijden.
En zulk een uithelper, die zijn bezit en leven veil had, om voor onze vaderen, niet allereerst burgerlijke-maar geloofs-en gewetensvrijheid, te doen verkrijgen en licht in de duisternis te doen opgaan, heeft de Potentaat der potentaten ons verwekt in Willem van Oranje, wiens geboorte-ure in 1533 wij in deze dagen herdenken.
Hij ondernam het schier onmogelijke en maakte zich lotgemeen met armen en ellendigen, wier verdrukking vrijwel eenig is in de historie der natiën en haar tegenbeeld vindt in den druk, waaronder het volk Gods in Egypte had moeten bezwijken, toen God het gekerm hoorde en het in Mozes een redder zond.
De eerste Willem van Oranje verrijst altijd en bizonder ook nu, als de Mozes onzer historie, voor onze oogen. En we lezen dan het gedeelte uit Hebr. 11 : „Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genaamd te worden, verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben, achtende de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte, want hij zag op de vergelding des loons. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vreezende den toorn des konings, want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke".
Neen, Mozes wilde niet de zoon van Farao's dochter zijn, maar wilde zijn en blijven het kind van zijn moeder, die God vreesde en Gods volk liefhad. En zoo is 't ook gegaan met den Prins.
In een recensie van prof. Kohnstam lazen we, dat er in een pas verschenen boek: „Gezond verstand en gezonde kinderen" deze ontstellende enormiteiten moeten staan : „ik geloof niet in hel gebed aan moeders knie ; ik geloof, dat de godsdienstige opvoeding een van de voornaamste oorzaken is van angst by kinderen". En dan ook nog dit: „ik geloof, dat ruim vijf en negentig procent van alle kinderen een grootere kans op geluk zouden hebben als zij in hun prille jeugd van hun ouders gescheiden werden".
Hoe zulke weinig bezonken en onevenwichtige uitingen tot stand gekomen zijn, weten we niet; maar Prins Willem heeft in zijn moeder een voorrecht genoten en een zegen gesmaakt, die „hoog te loven" is.
Juliana van Stolberg is de gezegende moeder van den Prins. Als jonge vrouw, nog geen 18 jaar oud, was zij gehuwd met den nauwelijks meerderjarigen graaf van Hanau (1523). In 5 jaar schonk zij hem drie zoons en twee dochters. Haar man ontging het lot van het Hanausche huis niet en stierf op jeugdigen leeftijd, pas 28 jaar oud. (28 Maart 1529). Reeds 150 jaar lang stierven de graven van Hanau in het begin van den mannelijken leeftijd en Juliana heeft tot haar groote smart haar Hanausche kinderen en kleinkinderen vóór zich in het graf zien dalen.
Dit is wel een beeld van Juliana's leven : rijk aan kinderen, in welke zij haar vreugde vond, als een goede moeder ; rijk aan zielsverdriet, waar zij vele van haar kinderen haar vóór zag gaan.
Als weduwe van 25 jaar huwde zij met Willem, Graaf van Nassau, bijgenaamd de Oude, ook wel de Rijke — hoewel hij nooit rijk geweest is — die toen weduwnaar was en ongeveer 20 jaar ouder dan zijn bruid. Had de bruid 2 zonen en 2 dochters (één der jongens was reeds 10 April 1524 gestorven) de bruidegom bezat drie dochters. zoodat het huwelijk begon met 7 kinderen.
Graaf Willem van Nassau woonde te Dillenburg en in het grafelijk slot heeft Juliana van haar 26ste tot haar 75ste jaar gewoond (zij stierf Juni 1580). En daar heeft ze onvermoeid gearbeid als middelpunt van haar snel groeiende familiekring. Want ze schonk haar man nog twaalf kinderen, vijf zoons en zeven dochters. De oudste dochter uit dit tweede huwelijk stierf reeds een jaar na haar geboorte, maar de andere kinderen groeiden op tot krachtige mannen en vrouwen.
Het aantal van Juliana's nakomelingen bedroeg tijdens haar leven reeds 160, een geluk, dat ook de bewondering harer tijdgenooten wekte, ofschoon groote gezinnen toen allerminst zeldzaam waren.
Maar haar groote eere is niet haar groote nakomelingschap, veeleer is 't het getuigenis, dat zij een voorbeeldige Moeder was, een godvreezende vrouw, die zich met trouw wijdde aan de opvoeding van haar kinderen en die vooral geloof en vroomheid in hen plantte, en allermeest door haar voorbeeld en haar gebed gezegende invloed op hen had.
Ook Graaf Willem de Oude — of de Rijke — bestuurde niet alleen zijn groot gezin als een zorgzame vader, maar bevorderde ook met alle kracht de zedelijke en lichamelijke verheffing van het volk, dat hem toevertrouwd was. Hij werd door zijn werk in het Duitsche rijk, door zijn invloed op familie en buren, een van de roemrijkste voorstanders der Reformatie. Volgens de Dillenburger huisrekening van 1538 gaf hij toen niet minder dan 2250 gulden „zur Erhaltung des Wortes Gottes" uit.
Voor Prins Willem is de kinderkamer van de grootste beteekenis geweest. Daar ondervond hij de zegenrijke invloed van zijn moeder, een voorbeeld van fijne en edele zeden, vooral door haar vroomheid, haar zorgzame huisorde, en de handhaving van een christelijke tucht. De eerste beginselen van de goede geest werden reeds in de kinderkamer gelegd en ontwikkeld; ook al, omdat de grafelijke moeder haar opvoedingsplicht nakwam met veel gebed, vermaning en onderwijzing. Helaas ! moest Willem reeds als kind van nog geen 12 jaren de ouderlijke woning verlaten, om aan 't hof te Brussel te gaan wonen.
De eerste elf levensjaren van Prins Willem liggen voor ons veelszins in het donker. We weten daarvan niets; zelfs is er geen portret van hem uit dien tijd. De Prins schijnt een goede gezondheid te hebben gehad. We weten slechts van één ernstige ziekte n.l. die hem sloopt .tijdens Leiden's beleg. Zijn groote opgewektheid, die hem ook in moeilijke omstandigheden zelden verliet, zijn beminnelijkheid en gemakkelijkheid in den omgang wettigen de veronderstelling, dat ze in een bestendige gezondheid en lichamelijke welstand een natuurlijke basis hadden.
In Brussel wordt het in vele opzichten voor den nog al te jeugdigen Prins een Ieventje van plezier. Wie graag over de goede oude tijd spreekt, moest eens getuige zijn van de tooneelen, die zich destijds in de kasteelen afspeelden ! 't Was moeilijk, in den avond, iemand van adel nuchter aan te treffen. Dikwijls was het 's morgens om tien uur al mis. De rest laat zich raden. En in zoo'n omgeving vervalt de Prins, die een jongeling is, tot losbandigheid. Zijn bewegelijk gemoed, vatbaar voor indrukken, bevorderde zijn ongestadigen wandel. Reeds op elfjarigen leeftijd in den vreemde gekomen en onder zulke omstandigheden, wordt het uitglijden haast onvermijdelijk en zijn geweten plaagt hem niet — later wèl.
Tusschen zijn eerste en tweede huwelijk bewandelt de Prins wegen, die hem tot onzedelijke, ongeoorloofde, zondige dingen brengen. En bekend is, dat hij tijdens het huwelijk met Anna van Saksen, die een zonderlinge was en in overspel leefde, weer in dezelfde zonden vervalt.
Het bittere huwelijksleed, dat zijn allerzonderlingste en onwaardige tweede vrouw hem berokkende, de grievende teleurstellingen, zijn drukkende geldzorgen, de felle haat der vele vijanden en de ontmoedigende miskenningen der vrienden — dit alles, en nog véél meer, waardoor zijn zaak verloren scheen, waren middelen in Gods hand om van den Prins een ander mensch te maken. Ze vormden samen het louterende en stalende vuur, dat tot een nieuwe keuze bracht en in de gedane keus deed toenemen.
Deze keus zet een stempel op 's Prinsen verdere leven, maakt hem moedig en vrij van vrees, hoewel de moordplannen bekend zijn.
Het geloof heeft hem, bij al zijn onvolmaaktheid, van de edelste beginselen van zijn karakter voorzien en heeft hem doen sterven vóór dat hij sterven moest, zoodat hij kon sterven toen de dood kwam — smeekend om Gods genade voor zijn arme ziel en om Gods erbarmen voor zijn arme volk.
En als de Prins sterft, doorsiddert Holland een ontroering als nooit te voren, omdat de Vader des Vaderlands vermoord is — en ergens begint een dichter te klagen en hij schreit voor gansch Holland een klaagzang, die de ziel van oud en jong raakt:
Stort tranen uit, schreit luide, weent en treurt! Och, 't dunct mij dat mijn herte barst en scheurt ! O dag ! o dag ! o doncker droeve dag ! Wat is er al gehuyl en groot geklag !
O Nederland, Uw Vorst, Uw Prins soo vroom, Die daer de blom was van d' Oranjeboom, Die door zijn deucht u van het Spaensch gesoord
Soo heeft beschermt, leyt nu helaas vermoord !
Gelyck de Sonn' het licht is van den dag, Soo oock dees' Prins ons licht te wesen plag, Die raet en daed hier bij ons is geweest. Is nu ontsielt, bij Gode leeft syn Geest.
Als de Marean 's lands vryheyt druckte seer,
Met moord en brand dat noch vervulde meer,
Heeft dese Prins daer tegen hem gekant, End opgeset syn goet en bloet voor 't Land.
Ghy vrome, d'wijl dat dit soo is geschiet, End' dathet nu kan wesen anders niet: Vertrout op Got, door 's Princes spruyten haest,
Sal Spanjen noch verwert staen en verbaest.
(De inhoud van dit artikel is geheel ontleend aan 't mooie Oranje-herdenkingsnummer van „De School met den Bijbel" 20 April 1933.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's