De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

FINANCIËN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FINANCIËN

10 minuten leestijd

Waarover in onze dagen de gedachten ook mogen verschillen en de opinies geheel uiteenloopen, over sommige dingen zal dit tot in het minimale kunnen worden herleid. Mag ik eens een enkel ding noemen ? Wij, menschen van de lage landen — onze naam zegt 't ons nietwaar, wij heeten toch Nederlanders — zijn, in vroegere jaren misschien nog iets meer dan tegenwoordig, altijd in niet geringe mate afhankelijk geweest van het weer. Zoo laat het zich dan ook verklaren, dat bij onze ontmoetingen van elkander vaak de eerste opmerking geldt den stand van het weer. Wat iedereen weet, wordt hem voor den zooveelsten keer nog eens als laatste nieuws verkondigd. Ik kan het mij indenken, dat een vreemdeling zich zelf en anderen de vraag stelt: wat bedoeling hebben deze menschen hier nu mee ? De personen, die dit geldt, zouden lichtelijk kunnen antwoorden : „zoo hebben wij het van onze ouders geleerd. Het spreekwoord is hier weer van pas : zooals de ouden jongen, zoo piepen de jongen".
Wanneer ik bij mijn overzicht van deze week nu ook me in dit gareel voeg, zoo heb ik er toch ook nog iets anders mee op het oog. Ik wou op iets hoogers wijzen, niet bij het weerbericht blijven staan, niet de vraag stellen welke veranderingen in dezen mogen verwacht, niet den horizont afspieden of er zich uit dezen of genen hoek ook wolken zouden laten aankondigen. Neen ik zou uw blik iets hooger zoeken vast te leggen. Wat bij mij voorzit is dit: uw aandacht te vestigen op Gods wonderdoende goedheid.
Hebt ge ooit een zomer gekend als deze ? Valt me niet in de rede, door een opmerking te maken als deze : „toen en toen was het net zoo" — blijft liever eens stil staan en zegt het mij eens na : schooner dan wij het nu hebben gehad, kan zich nauwelijks worden gedacht. Den eenen dag na den anderen glanst die heerlijke zon deze aarde vol. 't Is tot beschamens toe. Deze eerste dagen van September waren zoo goddelijk schoon, dat niemand, of hij zal het moeten willen, ontkomt aan deze bekentenis : „'t is iets opmerkelijks".
En als wij nu nog enkel met het weer alléén te doen hadden, maar nu zal elk rechtgeaard Nederlander er nog iets hebben naast gevoeld. Deze schoone Septemberdagen vielen samen met de huldiging van onze geliefde Koningin. Met welk een animo, met welk een geestdrift heeft ons heele volk — natuurlijk zijn er ook, van wie dit helaas niet gelden mag, doch daarover wordt momentelijk gezwegen — de historie weer tot zich laten spreken van zoovele jaren trouwe bewaring Gods van ons Nederlandsche volk met zijn Koningin in het midden.
Wij wisten, dat in de hoofdstad van het rijk de toebereidselen werden getroffen voor deze huldiging. „Wanneer 't nu maar gunstig mag loopen met het weer ! 't Zou toch zoo jammer zijn dat hier zich moeilijkheden zouden voordoen, waaraan niemand iets kan wijzigen", 't Was alsof de hemel dit antwoord gaf: van Mijn kant hebt ge niets te vreezen. Ik, Die u met de teerste zorg gedurende al deze jaren tezamen heb bewaard en gekoesterd, wil als in de meest natuurlijke lijnen Mijne gedachten doen aflezen.
Schooner omlijsting kan niet worden getoond van de heerlijke gave Gods in deze Koningin. Dat een iegelijk onzer dit eens mocht zien en opmerken en er Gode voor danken. Wij sluiten onszelven mede in, immers wat is het meest voorkomende verschijnsel ? Dit toch, nietwaar, dat wij wel de gaven in ontvangst nemen, doch niet letten op de hand die ze geeft. Wij blijven zoo gereedelijk staan bij de zienlijke dingen, terwijl voor de onzienlijke het oog gesloten blijft en wij den Heere Zelven vergeten.
Ziet, zoo zag ik het weer van deze dagen als van een liefderijken God in den hemel, een van de meest sprekende wenken : „Volk van Nederland, natie waaraan zooveel zorg is besteed, merk eens op Mijn gangen. Noem Mij een plekske waarover Ik Mijn dekkende vleugelen zoo teer heb uitgebreid. Wijs Mij één volk, waarover Ik Mij zoo bij herhaling heb ontfermd".
Deze wenk mag niet worden misverstaan, of het gevolg is daarvan het omgekeerde van wat het zijn wil. Elke gunst, welke God geeft, moet worden opgemerkt. Vandaar, dat wij deze inleidende gedachten willen eindigen met deze waarheid : elke gave die God geeft, moet gepaard gaan met een. nieuwe gave van dienzelfden God, of wat een zegen is, wordt een vloek. God moet ons bij elke natuurlijke gave een geestelijke gave verleenen, of wij eindigen bij het stof. Vandaar kan geen enkel moment — en inzonderheid niet in rijke dagen — de bede ontbreken : geef mij oogen om te zien en een hart om op te merken, opdat ik U kenne en ver heerlijke in al wat Gij geeft. Wij roepen het ook onszelven toe : merk op des Heeren gangen. Al wat gij ontvangen mocht, daarop staat dat stempel des hemels.
Worde dit meer en meer gedaan, zoo blijft ongewenschte critiek achterwege en God zal poorten opensluiten, die wij tot nu gesloten zagen. Hij zal sympathie geven, waar wij niet anders dan antipathie vonden. Dit kan worden getuigd altijd, alle eeuwen door : Hij doet wonderen. Hij alleen.
Wij hadden ook een goede week. Wij hebben 's Heeren goedheid ook rijkelijk ondervonden en er Hem in waarheid voor gedankt. Daaronder zijn posten, die in 't oog vallen en waarbij vanzelf de vraag opklimt : heeft de Allerhoogste nog niet meer dan éénen zegen ?
1. Wij beginnen met de maandelijksche gift van N.N. te Utrecht ƒ 2.50
2. Het busje van de fam. D., eveneens te Utrecht, bracht op de niet onaanzienlijke som van „ 6.80
3. Iemand die onbekend wenscht te blijven, uit V., zond me „ 2.50
4. Enkele posten contributie kwamen binnen, n.l. van mej. B., voorheen te Arnhem, „ 2.50
5. Contributie van de leden te Haarlem „ 12.-
6. Contributie van de leden te Genemuiden „ 39.-
7. Contributie van de leden te Alkmaar „ 14.25
8. Contributie van de leden te Eindhoven „ 6.-
9. Contributie van ds. H. te J. „ 2.-
10. Een onderwijzer, die dezer dagen mocht slagen voor zijn hoofdakte, zond me uit dankbaarheid „ 5.-
Zijn er niet, die dit voorbeeld wenschen te volgen ? Ik vraag 't maar.
11. Zoo deed het zich deze week ook voor, dat iemand, die een girorekening heeft, mij verleden week z'n laatste giro-biljet toezond met vermelding van één rijksdaalder en het bijschrift, dat hij aan eiken girohouder dit als voorbeeld stelt.
Zoo heeft collega de B. te W. mij deze week 10 gld. gezonden met 1 gld. op zijn laatste giro-biljet. „ 11.—
Wij danken hem hiervoor.
Wie volgt er nu ?
1. Uit den collectezak te Dirksland zond collega v. d. Wal mij, aldaar voor den Bond gecollecteerd „ 5.—
13. Ds. Pott te Kralingen ontving van een zilveren echtpaar „ 7.50
Wij bieden bij deze aan hen onze hartelijke gelukwenschen. Geve de Heere hun Zijn rijken zegen in alles.
14. Door ds. V. d. Berg te Amersfoort ontving ik van N.N. voor de fondsen „ 5.—
15. Door den heer P. v. d. Pols te IJsselmonde kreeg ik voor het Studiefonds van N.N. „ 1.—
16. Thans volgen een paar giften, waarvoor wij onze erkentelijkheid betuigen en waarmede wij hoogelijk verblijd werden.
Eerst kreeg ik van ds. Fokkema te Amstelveen mij toegezonden enkele giften. Eén gift uit Sprang, een tweetal giften uit 's Grevelduin-Capelle en verder een vrij groot aantal giften uit zijn huidige gemeente. Tezamen beliepen deze niet minder dan de prachtsom van „ 120.—
Zoo mag ik het lijden. Waar onze menschen staan, moet men het ook kunnen merken uit alles, inzonderheid in hun medeleven met onzen arbeid. Wat méér handen helpen, wat lichter ons deze valt.
Wij betuigen dan ook nogmaals onzen hartelijken dank èn aan den voorganger èn aan de gemeenten. Uit de Langstraat dateeren de blijken van medeleven reeds van lang. Hier hebben we oude vrienden. Amstelveen komt hoe langer hoe dichter bij wat uit 'tal van voorbeelden mag worden afgeleid. Zegene de Heere de prediking aldaar aan vele harten.
17. De tweede gift komt van een collega, die indertijd door ons werd gesteund. Zijne waardeering hiervoor blijkt ten duidelijkste uit wat hij toezond dezer dagen, nl. de som van niet minder dan „ 300.—
Zoo worden wij in staat gesteld ook anderen, die in dezelfde omstandigheid verkeeren waarin ook hij weleer verkeerde, te helpen.
Een enkel woord wil ik hieraan nog toevoegen. De jonge predikers, die indertijd door ons gesteund werden, dienen in dit werk, als zij daartoe in staat zijn gesteld, vooraan te staan. Niemand is daarvoor eerder aangewezen dan zij. Wanneer de nood aan den man komt, zoo melden wij ons eerst aan hunne deur. Een ieder bedenke dat het spreekwoord nog altijd van kracht is : voorbeelden wekken, leeringen trekken". Wie hebben aller hulp ten zeerste noodig in dezen tijd? Wij hebben in deze maand uitgaven te doen, waarvoor wij de middelen nog niet hebben. Dat dan ook dit kostelijk blijk van dezen jongen collega een spoorslag zij voor allen !
Intusschen onzen oprechten dank in de eerste plaats aan God, Die daartoe de middelen gaf, en pas daarna aan hem, die ze weer doorgaf.
18. Uit de collecte te Charlois zond ds. Koolhaas mij „ 2.50
19. Uit den collectezak van de Jacobi-kerk alhier kwam voor onze fondsen „ 10.-
20. Door ds. Van Dorp te s-Hage van N.N. f 1.50 en f35.- van J. T. G. voor den Geref. Bond. Samen „ 36.50
21. De heer C. Bardelmeijer te Zegveld zond me als maandelijksche opbrengst van zijn busje „ 2.60
22. Vanuit E. werd me door een der vrienden ter hand gesteld „ 2.50
23. Uit den collectezak van de Evangelisatie te Den Hulst kreeg ik „ 10.-
24. Door den heer P. Brinkers te Utrecht, onder letter A., , „ 2.50
25. Ds. Cuperus te Mastenbroek zond me een dankoffer, aldaar gecollecteerd, omdat hij bedankt had voor het beroep naar Oud-Alblas „ 5.-
Met bijschrift Psalm 119 : 25.
26. Mej. C. Qualm te Hazerswoude deed me toekomen den inhoud van haar busje, no. 73, van de laatste 3 maanden. Deze bedroeg de prachtsom van „ 26.13
Een gestage drup holt den hardsten steen niet alleen, maar een gestadig druppen doet ook haar busje overloopen. De Heere zegene haar arbeid rijkelijk. Onzen oprechten dank aan allen.
27. Ten slotte nog een collecte, gehouden te Vlaardingen, welke me werd toegezonden door ds. Heijer, aldaar.
Wij hebben al een tijdje naar die collecte uitgezien. Waar de Paaschcollecte niet gehouden werd, draagt deze ditzelfde doel. Wij zijn verblijd met deze kostelijke bijdrage. Ook al is de opbrengst iets minder dan een vorigen keer, toch zijn we erkentelijk, te meer, waar de opbrengst der busjes voor het Studiefonds niet onbelangrijk was tot nu. Wij hopen en verwachten dat de toegenegenheid en liefde van de Vlaardingsche vrienden een blijvend voorbeeld mag zijn voor de onzen.
Intusschen onzen warmen dank aan ds. Heijer en de vrienden voor alles.
De collecte bedroeg de som van „ 109.46
Opgeteld, kwam niet minder in dan de prachtsom van
f 729.24½
Mogen we, met dankzegging aan God, Die het ons gaf, aan blijven dringen, met het oog op de vele en groote uitgaven, die in deze laatste weken van September ons wachten, op aller krachtigen steun en medewerking ?
Utrecht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FINANCIËN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1933

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's