KERKELIJKE RONDSCHOUW
EEN FEESTGAVE VAN ARBEIDERS.
De Roomsch-Katholieke Universiteit te Nijmegen vierde onlangs haar 10-jarig bestaan. Op den eersten dag van de feestelijke herdenking was er één onderwerp dat door drie sprekers behandeld werd en dat was het onderwerp: Christus. Christus moest in 't midden staan !
Prof. dr. Kreling sprak over : Christus, God en mensch. Prof. mr. Duynstee over : Christus Verlosser, en prof. dr. Van Ginneken over : Christus ons leven.
Ds. J. J. Creutzberg, van Hees (bij Nijmegen), schrijft over die laatste rede als volgt in 't Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur : „'t Was in één woord prachtig. Deze rede zou zonder twijfel 600 predikanten op een predikantenvergadering van begin tot eind geboeid hebben. Dat was zoo'n enthousiast warm Christus-getuigenis, zoo origineel van visie, met zoo'n groote bijbelkennis, dat ik bij me zelf dacht: zóó mag Zondag de Hervormde dominé óók preeken". „Hier stond een mensch, die met zijn bijbel leefde, met een frischheid en vrijheid te vertellen, die mij in z'n originaliteit deed denken aan Wittig : „Das Leben Jesu in Palestina". Prachtig zooals hij ons allen greep, toen hij toepaste wat die Christus voor ons Christenen moet zijn”.
Ook de Aartsbisschop Mgr. Janssen voerde het woord als voorzitter van de Radboudstichting. En toen kwam — waarover we het eigenlijk wilden hebben nu — een indrukwekkend oogenblik. Want toen kwam een deputatie van de Werkliedenvereeniging in de diocese den Bosch op 't podium, en toen werd namens de Werkliedenorganisatie in den Bosch uit dankbaarheid ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de Roomsch-Katholieke Universiteit te Nijmegen, aan het bestuur de som van 10.000 gulden ter beschikking gesteld!
En dat in dézen tijd!
Dit heeft op ons zoo'n indruk gemaakt, dat we het maar even doorgeven.
Men begrijpt wel waarom.
Eenerzijds ontplooit de Vrijzinnige beweging een actie, waarvoor we te beven hebben. In den kring van de Gereformeerde Kerken vloeien de gaven op bewonderenswaardige wijze. Anderzijds staat Rome met haar groote offervaardigheid.
En nu geeft de Heere ons een eigen plaats en een eigen taak in het midden der Hervormde Kerk. Geen separatisme. Geen wereldgelijkvormigheid. Maar dan ook groote offervaardigheid met een liefdevol hart en gewillige handen!
EEN SCHULDBELIJDENIS VAN HET LIBERALISME.
Direct nadat we hadden gelezen de rede, welke mr. Marchant, Minister van Onderwijs, bij gelegenheid van 't tweede lustrum der R.K. Universiteit te Nijmegen, gehouden heeft, hebben we dit kostelijke en onvergetelijke woord, dat diepen indruk gemaakt moet hebben in den kring waar het gesproken werd, uitgeknipt en in een lijstje opgehangen ! 't Is t e mooi, om 't ooit te vergeten !
Natuurlijk zullen we hier deze redevoering niet in haar geheel overnemen. Maar een paar dingen willen we er toch wel van zeggen. Maar dan op ónze manier, vrij citeerend. Wie de dingen dus precies en woordelijk wil weten (allerinteressantst !) moet de rede zelf lezen en niet op onze woorden afgaan.
De Minister had het over de pedanterie van de wetenschap. Dat zij zich verbeeldt alles te weten. En dat zij daarbij geroepen is, om van den godsdienst telkens een stukje weg te nemen, zoodat er langzamerhand niets van den godsdienst overblijft. Dan pas is de wetenschap wetenschap, als de godsdienst geheel wég gewerkt is. Dan heeft de wetenschap alles en de godsdienst heeft niets meer. Dat is het ideaal!
't Is net als met de ontdekkingsreizigers. Nu is op den aardbol aan de polen nog een terrein dat onbekend^ is en wit op de globe is aangegeven. Maar elke ontdekkingsreiziger doet een aanval op dat onbekende land. En telkens na een grootere of kleinere ontdekking wordt weer een stukje wit weggewerkt, door het te beschrijven met allerlei grenzen en teekens. Zóó wil de wetenschap de grenzen van den godsdienst telkens overschrijden, om telkens te zeggen : dit is nu voortaan mijn terrein ! En de grootste triomf zal zijn, als er geen godsdienst meer is. Als de wetenschap alwetend en almachtig is!
Dat heeft Minister Marchant op den feestdag van de Roomsch-Katholieke Universiteit te Nijmegen veroordeeld, becritiseerd, gegeeseld, bespottelijk gemaakt; gelijk het dat ook verdiend heeft. En Minister Marchant heeft gepleit voor den godsdienst ook voor wetenschappelijke menschen, ook voor het onderwijs, ook voor de Hoogescholen ! Godsdienstige wetenschappelijke menschen aan de Hoogescholen te hebben, is een begeerlijk goed. Véél beter dan wetenschappelijke menschen, die te wetenschappelijk zijn dan dat ze godsdienstig willen wezen.
En dat zei nu mr. Marchant, die hierin de heele domme liberale politiek kwam veroordeelen. Want het liberalisme heeft toch altijd geleefd en gehandeld uit de overweging : een godsdienstig mensch kan geen wetenschappelijk mensch zijn; een godsdienstig mensch kan dus geen hoogleeraar aan een Universiteit zijn en dus zullen we godsdienstige mannen, die wanen ook nog wat aan wetenschap te kunnen doen, geregeld passeeren en we zullen onze Hoogescholen aan alle faculteiten vol stoppen met wetenschappelijke mannen, die zóó wetenschappelijk zijn, dat ze boven allen godsdienst zijn uitgegroeid en niets van de religie meer hebben overgehouden dan misschien alleen, dat ze geen college overslaan om te zeggen, dat de godsdienst belachelijke dwaasheid is en een student noch een professor past.
Mr. Marchant heeft nu in deze schuld beleden.
De wetenschap heeft groote schade geleden door de tactiek van het liberalisme. En edele, nobele, groote, wetenschappelijke mannen zijn onrechtvaardig behandeld en diep gekrenkt door de allervolmaaktste liberalen, die altijd het dichtst bij 't laatje zaten !
DE AANPAK VAN HET KERKELIJK VRAAGSTUK.
In „Woord en Geest" (eindredacteur dr. Geelkerken) schrijft ds. Buskus, pred. bij de Geref. Kerk in Hersteld Verband te Amsterdam, een brief aan een Hervormden collega in verband met de Conferentie die te Utrecht is gehouden door den Raad der Kerken — voorzitter prof. Slotemaker de Bruine — naar aanleiding van de groote onkerkelijkheid, waarvan de cijfers van de laatste volkstelling op ontstellende wijze bewijs hebben geleverd. Die Raad der Kerken bedoelt „Practisch Christendom" voor te staan en wil de onkerkelijkheid stuiten en haar, zoo mogelijk, weer in kerkelijkheid omzetten.
Nu heeft ds. Buskus op die Conferentie (waarvan hij nu niet zulke hooge indrukken mee naar huis genomen heeft) de vraag gesteld of dat No. 1 moet zijn : hoe zullen we de menschen weer kerkelijk maken ? Moet dat zooals in Duitschland ? Moet zóó de Kerk „herleven" ? Moeten we zóó aan 't „herkerkelijken" ? Of moeten we niet met elkaar in Nederland de dingen zóó zien : dat de beslissende vraag niet is, of de Kerk de menschen trekt, maar of de Kerk is, wat zij zijn moet?
Natuurlijk — zoo schrijft ds. B. — is het goed, om allerlei noodzakelijke veranderingen in de werkwijze der Kerk te brengen. Maar als we tal van die goede dingen (goede administratie, parochiestelsel, meer werkers enz.) hebben, staan we nog aan het begin en met het eigenlijke nog komen. Het gaat om de taak der Kerk, niet alleen om de middelen om die taak behoorlijk te kunnen vervullen. „En dan is dit naar mijn overtuiging" — schrijft ds. B. aan z'n Hervormden collega — „het ééne, waar het op aankomt: bezinning op het wezen der Kerk. Wat is de Kerk ? Wat is haar taak ? Voor mij is dus de vraag naar de belijdenis en. de prediking beslissend. Welke boodschap heeft de Kerk aan den mensch en de wereld van tegenwoordig te brengen ? ”
Een Vrijzinnig predikant heeft blijkbaar op de Conferentie gezegd: als er maar anders gepreekt werd, zouden de menschen wel toestroomen. (Wat door een ander Vrijzinnig predikant blijkbaar betwijfeld werd). Maar ds. Buskus vraagt: „Moet de Kerk nu inderdaad om deze reden haar prediking wijzigen ? Moet de Kerk nu waarlijk zóó preeken, dat de menschen toestroomen ? ”
We moeten weten waaróm de menschen wegblijven. Die oorzaken moeten we ernstig onderzoeken. „Maar wij mogen het Evangelie nooit pasklaar maken naar de wenschen van het kerkelijk en onkerkelijk publiek". „Het gaat om de opdracht van Christus". Wat Christus wil dat wij zullen preeken, dat zullen we moeten preeken, of de menschen toestroomen of dat ze wég blijven.
Wat zal de Kerk doen met alle vragen van het leven ? Moet de Kerk kiezen voor Marx of voor Hitler? Zal de Kerk den oorlog accepteeren of niet ? Zal zij voor of tegen het Neo-Malthusianisme partij kiezen ? Zal zij voor het Fascisme of tegen het Nationalisme zijn ? "
„Er is" — zoo schrijft ds. Buskus — „maar één mogelijkheid, om al deze vragen te beantwoorden : bezinning op het wezen en de taak der Kerk". „Mijn verlangen is, dat óók in den Raad der Kerken voor Practisch Christendom deze principieele bezinning in het centrum komt te staan”.
Ook de richtingstrijd kwam ter sprake op het Congres te Utrecht, maar blijkbaar alleen als zaak van „de practijk".
En nu schrijft ds. Buskus : „Dat het om deze bezinning op het wezen en de taak der Kerk moet gaan, bleek wel het meest overtuigend uit het feit, dat zoo velen spraken over den richtingstrijd en heel duidelijk werd, dat geen enkele practische oplossing van dit vraagstuk helpen kan, maar dat het aankomt op een principieele oplossing". „Het is van zoo groot belang, dat de Hervormde Kerk, die voor ons volk nog van de grootste beteekenis is, tot een beslissing komt inzake belijdenis en prediking. De karakterloosheid van uw Kerk — ik gebruik dit woord zonder eenige hatelijke bijbedoeling, ik bedoel er alleen mee, dat uw Kerk, door alle prediking vrij te laten, als Kerk geen karakter heeft — die in de practijk openbaar wordt in den hopeloozen en uitzichtloozen richtingstrijd, is m.i. voor heel ons volk, voor uw Kerk en ook voor alle kleine Kerken-groepen noodlottig". „Daarom kunnen wij u de verzekering geven, dat wij in de kleine Kerken-groepen met de allergrootste belangstelling den arbeid van Kerkherstel en Kerkopbouw gadeslaan en dat er bij ons maar één verlangen is, dit: dat het in uw Kerk inderdaad tot een principieele reorganisatie komt. Dat zal voor ons allen, en voor de toekomst van ons land, van de allergrootste beteekenis zijn".
Verder zegt ds. Buskus dan nog, dat de Raad der Kerken de principieele vraag niet moet probeeren te ontloopen, maar den moed moet hebben, ondanks alle daaraan verbonden risico's, haar aan de orde te stellen.
De Conferentie heeft de noodzakelijkheid van principieele bezinning duidelijk gedemonstreerd. Want ze ontbrak, en dat maakt ten slotte alles krachteloos.
Dat daarom de Conferentie is tegengevallen steekt ds. Buskus onder geen stoelen of banken. Hij schrijft: „Geachte Collega, gij schrijft mij, dat de Conferentie u teleur gesteld heeft. Om u de waarheid te zeggen, mij ook. Het is van groot belang geweest, dat wij samenkwamen om den toestand heel eerlijk onder de oogen te zien. Maar zoowel de inleidingen als de discussie legden meer getuigenis af van onze machteloosheid dan van onze macht".
Wij hopen van harte, dat ook deze openbaring in de Pers mag meewerken, dat de eerste en voornaamste vraag mag zijn en worden : Wat is het wezen en de taak der Kerk ? En dat het bij de oplossing van den richtingstrijd in de Hervormde Kerk allereerst en allermeest mag gaan om de belijdenis en de prediking.
De eerste vraag is niet : stroomen de menschen toe, of loopen de menschen weg,
Want zéér zeker moeten we op deze dingen acht geven.
Maar de eerste en voornaamste vraag is : is de Kerk Kerk van Christus; is haar belijdenis en prediking overeenkomstig Gods Woord.
't Gaat om de bezinning van het wezen en de taak, de belijdenis en de prediking der Kerk!
En dan om een principieele oplossing, niet enkel om practische aangelegenheden.
Een principieele oplossing kan alleen voor kerk en volk tot zegen zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1933
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's