KERKELIJKE RONDSCHOUW
Een lichtpunt deed zich voor ; teekenen kwamen er, die uitzicht gaven op betere tijden. In Engeland, in Zwitserland kwam een geestelijke opwaking, het Reveil, en ook hier waaide een lentewind. De baanbreker voor den nieuwen dag was Willem Bilderdijk. Hij verzamelde zich, hoewel de tijden boos waren en de vijandschap van alle kanten ontbrandde, een kring van jonge mannen rondom zich, die God vreesden en Oranje en Nederland lief hadden. Hij vormde een kern van strijders, die straks de banier ophieven voor de christelijke en "historische beginselen in Maatschappij, Staat en Kerk.
Een vurig medestander vond Bilderdijk in den Leidschen predikant Nicolaas Schotsman, die bij groote geleerdheid ook een leven van godzaligheid paarde. In 1819 trad deze bedienaar des Woords, die de Gereformeerde Waarheid liefhad, op voor de rechten der Kerk. Het was in dat jaar twee eeuwen geleden, dat de Nationale Synode te Dordrecht de Gereformeerde belijdenis had gehandhaafd tegen de aanvallen der Remonstranten en bij dit tweede eeuwgetij gaf ds. Schotsman een tweetal leerredenen uit onder den titel: „Eerezuil ter gedachtenis van de te Dordrecht gehouden Synode." Dit kloek getuigen vond weerklank in duizenden harten, die treurden om Sions breuke — maar de verontwaardiging, spot en verguizing in het liberale kamp was ontzettend. Een eerezuil voor Dordt! Neen, veeleer wilden zij een schandzuil voor de beruchte Synode oprichten. Dr. L. Wagenaar zegt in zijn „Het Reveil en de Afscheiding": „Het was als een donderslag bij onbewolkten hemel. De eerste hamerslag, die den diepen vrede, waarin de Protestanten alomme elkander naderden, verstoorde. Geen wonder, - dat Schotsman als met smaad en hoon werd overladen. Een predikant, die door het publiek bezoldigd werd, kwaadaardig te zien wederstreven den publieken geest — zich te verzetten tegen den openlijk verklaarden wil der hoogste autoriteiten — 't was al te kras. Men riep de kerkelijke tucht, - die immers de redeloozen, ontuchtigen, enz. vervolgt, tegen hem op.Bilderdijk zag het wel goed, waar de oorzaak van de vijandschap lag, toen hij zong :
»Wel hem, die bij 't verderf van godsdienstleer en zeden, 't Blanketsel van 't gelaat der valsche leeraars vaagt: Den kanker openlegt, die 't hart der Kerk verknaagt«, enz.
Naast Bilderdijk en Schotsman moeten nog genoemd worden: Da Costa, Groen van Prinsterer, Capadose, Elout van Soeterwoude e.a. Het geschrift „Bezwaren tegen den geest der Eeuw" van Da Costa, in 1823 verschenen, was een vlammend protest tegen de zelfgenoegzaamheid, de onverschilligheid en het ongeloof zijner dagen. Het zelfbewuste liberalisme werd in z'n wezen tentoongesteld.
De storm, die losbarstte, was ontstellend. „Een regen van pamfletten, een hoos van schotschriften, een zwerm van spotverzen, een legio van smaad-en schendschriften, kortom een volslagen orkaan van verguizing barstte over Da Costa en Bilderdijk los." De Arnhemsche Courant, die de spreekbuis was van het gematigd liberalisme, noemde Da Costa „een ellendeling" en de officieele wereld meed hem als „de pest."
In 1827 verscheen een bezwaarschrift tegen de verkrachting der Gereformeerde leer: „Adres aan alle mijne Hervormde geloofsgenooten", waarin inzonderheid werd geprotesteerd tegen de wijziging in de proponentsformule, 'n wijziging, die als een „losmaking van den band der formulieren" werd veroordeeld. De onbekende schrijver was ds. Dirk Molenaar te 's-Gravenhage. Was er reeds een storm van verontwaardiging opgegaan tegen „den onbekende", het werd nog erger, toen men er achter kwam dat het de Haagsche leeraar Molenaar was ! Zelfs de Koning komt er aan te pas, die bekend liet maken, dat Z.M. het geschrift „met ongenoegen en afkeuring" had gelezen. Ds. Molenaar moest zich onthouden van verder geschrijf, 't welk hij helaas ! beloofde. Als belooning ontving hij later een ridderorde (1836).
Met groote smart zagen velen het verval der Kerk aan, waarbij het gemis van de prediking der Waarheid pijnlijk werd gevoeld. Zij treurden om de ontheiliging van Gods Verbond en riepen tot den Heere. Het gezelschapsleven werd gezocht en beoefend in alle provinciën en vele oefenaars traden op tot stichting van velen. Zoo b.v. Willem Vijgeboom te Axel. Kerkeraad en Overheid verzetten zich tegen hem, maar hij volhardde en zond den 22 Januari 1823 een „Acte van Afscheiding" bij den Hervormden Kerkeraad in. Hij stichtte de „Herstelde Kerk van Christus", verklarende „terug te keeren tot de drie formulieren van eenigheid, zijn de de openbaring van de aloude Gereformeerde Kerk van vóór 1816. In 1835 sloot - deze gemeente zich aan bij - de Afscheiding. Van lieverlede kwam er een toenemende beweging op religieus-kerkelijk terrein. Allerwegen kwam beroering als in het „dal der dorre doodsbeenderen". De lente met haar bloesemweelde deed haar intocht in den hof des Heeren.
Het gistingsproces greep steeds breeder om zich heen. Was Bilderdijk de „Vader van het Reveil" hier te lande, Da Costa werd de „Heros of held van het Reveil" genoemd. Ook Chevallier en Kohlbrugge kunnen hier worden - genoemd, terwijl buitenlandsche predikanten hier - optraden in de (meer - deftige) „Soirees religieuses", gezelschapskringen onder de intellectueelen. We noemen de namen van César Malan, Merle d' Aubigné, Krummacher, Tholuck e.a.
Maar noch Bilderdijk, noch Da Costa zouden de mannen van „De Afscheiding" warden. Bilderdijk heeft veel bijgedragen tot - de kerkelijke actie van 1834, maar reformator zou hij niet zijn (hij is gest. 19 December 1831). En Da Costa, de rijk begaafde - dichter, met zijn profetischen geest, was nog minder - de man, die de banier tot vrijmaking der Kerk zou - opheffen. De Kerk, zooals hij - die voor Nederland noodzakelijk achtte, moest met den Staat verbonden zijn, op dezen hare gezegende kracht uitoefenen. Maar dat verband tusschen Kerk en Staat mocht volgens hem niet misbruikt worden om - de belijdenis der Kerk bedektelijk te ondermijnen en af te schaffen door de onkerkelijke - organisatie, belichaamd in de Synode. Onvervaard trok hij te velde tegen de richting der Groninger, als tegen die der Leidsche Universiteit, maar een bewonderaar van de „formulieren" was Da Costa niet. In - den strijd tegen de dwalingen oordeele hij de formulieren onbruikbaar en een rechtzinnigheid, welke zich tevreê stelde met een bloote onderteekening der formulieren, achtte hij doode orthodoxie.
Deze geringe mate van waardeering der formulieren moet zeker voor een groot deel verklaard worden uit - de omstandigheid van zijn afkomst. Hij was - door geboorte Israëliet, - gevoelde zich „kind van het Oosten", - die Nederland bij voorkeur noemde „het Israël van het Westen." Zijn geest was niet ingesteld op het Calvinisme met zijn scherpe dogmatische belijning. Da Costa was Chiliast, die weigerde onvoorwaardelijke instemming met de formulieren, die de verwachting omtrent het „Duizendjarig Rijk" als „Wederdoopersche droomerijen" verwierpen.
Deze mannen, - die met vele anderen - opkwamen voor het gezag van Gods Woord en de eere en het recht der Kerk, hebben veel bijgedragen tot de - doorbreking van het werk des Heeren in land en volk, in Kerk en Maatschappij, maar anderen zouden het werk der Afscheiding leiden. Zij behoorden niet tot de mannen van naam en stand; zij gingen schuil in hun nederige onbekendheid.
„Den 14den October 1834 brak de dageraad der verlossing van Gods Kerk aan. Wat Wittenberg eenmaal voor de Kerk in Duitschland was, werd Ulrum voor 's Heeren Kerk in Nederland.
Van dit kleine, onbekende Groningsche dorp ging de Reformatie van 's Heeren Huis uit. Hendrik - de Cock, predikant der Hervormde Kerk te Ulrum, was het door God uitverkoren instrument waardoor Hij Zijn Naam en eere onder ons volk weer zou groot maken."
Tot zoover prof. - Geels, van wiens opstel we de laatste woorden letterlijk overnamen, om zijn oordeel en meening in deze te laten uitkomen.
Van deze gemoedelijke, zakelijke inleiding, met het bekende relaas der geschiedenis, hebben we een zeer groot stuk overgenomen om „in te leiden" in de historie. Van de opstellen die nu verder volgen in het Gedenkboek, zullen we slechts hier en daar wat kunnen overnemen.
Prof. de Bruin schrijft over „De Afscheiding 1834-1839."
Daarover de volgende maal.
(Wordt voortgezet).
CONCENTRATIE VAN BIJZONDERE SCHOLEN.
Minister Marchant heeft veel gedaan, om de allerkleinste openbare scholen weg te werken, om daardoor te komen tot bezuiniging van de uitgaven voor onderwijs, die inderdaad aan den hoogen kant zijn.
De voorbeelden waren voor 't grijpen, dat er in tal van gemeenten, in alle provincies, bepaald overdaad was Inzake het openbaar onderwijs. En, uitzonderingen daar gelaten, gelooven wij, dat door de opheffing van heel veel openbare scholen aan het onderwijs voor het volkskind geen schade, maar aan de schatkist wel voordeel is toegebracht. Men heeft dikwijls op de meest dwaze en onverantwoordelijkste wijze maar gebouwd, zich beroepen de op de woorden der wet, dat er overal voldoende gelegenheid moest zijn voor het onderwijs op overheidsscholen. Ook al was er geen enkel kind dat de openbare school verkoos (denk aan de geschiedenis van Wons en andere gemeenten), dan moest er toch gelegenheid zijn voor openbaar onderwijs en er werd een gebouw neergezet, dat leeg stond straks.
Natuurlijk heeft de Minister, vooral van zijn vrienden, veel moeten hooren over dat onbarmhartig optreden tegenover de openbare scholen, waartoe de Minister echter ten volle bevoegd was, juist omdat het Overheidsonderwijs is. De Overheid sticht, bouwt, onderhoudt de openbare scholen. Dan is de Overheid ook bevoegd om openbare scholen, zoo noodig, op te heffen en te sluiten. Dat brengt het systeem van de openbare school als overheidsschool mee. Daar zit geen verkrachten van de rechten van Schoolvereeniging of Schoolbestuur achter, met benadeeling van de leden en de begunstigers, die allerlei financieele offers hebben - gebracht en allerlei werk voor de school hebben verricht. Neen, bij de overheidsschool zijn geen offers gebracht door particulieren, door ouders of belangstellenden. Dat is alles uit de overheidsgeldkist genomen, gemeentelijk door den raad beschikt en overigens - door het Rijk vergoed. Geen cent particulier eigendom zit er in al die scholen.
Bovendien zijn alle openbare scholen van één en hetzelfde beginsel, overal neutraal, en dus was er tegen overbrengen van de leerlingen van de eene naar de andere school geen principieel bezwaar.
Dit nu is bij de Christelijke Scholen zoo heel anders. Onze Scholen met den Bijbel zijn voor een groot gedeelte vóór 1920 gebouwd, met inspanning van alle krachten der vrienden van het bijzonder - onderwijs. De krachten van de ouders, van de leden der Schoolvereeniging, van particulieren overigens, zijn ingespannen om te komen tot stichting van een School met den Bijbel. Gaven zijn daarvoor geofferd, dikwijls beschamend groot en beschamend dikwijls, terwijl tot op heden b.v. door de Uniecollecte (ook na 1920) nog belangrijk voor het bijzonder onderwijs wordt geofferd. En alles werd gedragen en gedreven en gelouterd - door het christelijk beginsel, dat ouders en vrienden dreef en droeg.
Hier zijn we dus op het terrein van het vrije onderwijs, van de vrije school, die van de ouders uitgaat en waarvoor de Overheid — Rijk en - Gemeente — betaalt naar regelen, door de Wet vastgesteld, geen cent méér en geen cent minder als, naar de Wet, aan de Bijzondere Scholen is toegezegd en ook toekomt — waardoor overal - geen geringe besparing aan het Rijk is gegeven, omdat de uitgaven, per kind berekend, voor het overheidsonderwijs op de openbare school, overal hooger zijn dan de uitgaven voor de kinderen van de bijzondere scholen.
Nu wil de Minister trachten om, waar mogelijk, ook bijzondere scholen, Roomsche en Protestantsche. Hervormde en Gereformeerde scholen, weg te werken, door concentratie of combinatie. Waar twee of drie kleine bijzondere scholen zijn, zou de Minister gaarne één of twee scholen zien, om zoo de uitgaven naar beneden te werken en het tekort op de Staatsbegrooting kleiner te maken. Iets, wat in het algemeen beschouwd, valt toe te Juichen. Want dat de financieele lasten van Rijk en Gemeente, ook voor het onderwijs, vele zijn en te hoog loopen, moeten we allen voelen. De toestand van 's lands schatkist is allesbehalve rooskleurig te noemen. En daarom moeten we overal, waar 't maar eenigszins mogelijk is, ook op onderwijsgebied, naar beneden met de uitgaven. Het moet! En het kan ook.
Toch zitten hier in betrekking tot het vrije onderwijs en onze vrije scholen, uitgaande van onze Schoolvereenigingen, zooveel moeilijkheden, dat der de Regeering nooit, buiten de Wet om, dwingend kan optreden. Men kan uitnoodigen, vragen, aanraden, verzoeken enz., maar zelf besluiten tot opheffing van een bijzondere school kan de Regeering niet. Tegenover elke christelijke school is de Regeering gebonden aan de Wet, om die school te behandelen naar de Wet, en niets meer en niets minder te doen, dan wat de Wet voorschrijft.
Omdat wij dagelijks nu met deze dingen in aanraking komen, vooral in betrekking tot onze Christelyk-Nationale Scholen in den lande, willen we hier even op deze dingen wijzen.
Dat er bezuinigd moet worden, onderstrepen we gaarne met een dikke streep. En een iegelijk helpe mee, niet met woorden alleen, maar met daden, als 't maar eenigszins kan.
Maar dat het bijzonder onderwijs van geheel anderen aard is dan het overheidsonderwijs en onze Scholen met den Bijbel heel anders zijn dan de openbare scholen, willen we tegelijk met een dikke streep onderstrepen !
De verhouding van de Overheid tegenover de openbare school is hier een andere dan tegenover onze Scholen met den Bijbel en omdat de verhouding anders is, zal ook de houding of het optreden van de Overheid anders moeten zijn tegenover onze Scholen met den Bijbel, — met de Besturen en Vereenigingen, die achter deze scholen staan — dan het optreden is tegenover de openbare-of overheidsscholen.
Van opheffen door de Regeering zonder meer kan daarom en mag ook in de verste verte geen sprake zijn!
Waarbij nog komt, dat tegen combinatie van twee openbare scholen in Stroobos of Kleidorp principieel niet het minste bezwaar is, omdat het overheidsonderwijs op de openbare school No. I en op de openbare school No. II in Kleidorp precies hetzelfde is: van boven en van onder, van voren en van achter neutraal. Zoodat het volstrekt geen verschil maakt (principieel genomen) of een kind uit Kleidorp op school No. I of school No. II onderwijs ontvangt. Wat natuurlijk bij de vrije scholen, die uit een principieelen strijd geboren zijn, niet het geval is. Een Roomsche school, een Gereformeerde school, een Luthersche school, een Hervormde School Is zoo maar niet 't zelfde, wat het onderwijs betreft, zoodat men zoo maar niet — gezien den schoolstrijd ! — twee bijzondere scholen bij elkaar kan voegen en kan maken tot één.
We hebben ons deze dingen dus wel goed voor oogen te stellen, opdat we met elkander deze gewichtige aangelegenheid van concentratie door combinatie van bijzondere scholen goed weten te onderscheiden.
Omdat meer dan één over deze zaak ons geschreven heeft — zij 't dan in kwaliteit van Voorzitter der Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs — hopen we velen een dienst te hebben gedaan met het bovenstaande. Volledigheidshalve laten we ook nog volgen wat de Schoolraad dezer dagen mededeelde aan de Schoolbesturen in betrekking tot deze zaak, die aan de orde van den dag is.
De Schoolraad heeft n.l. in den loop van September een aantal Schoolbesturen aangeschreven, waarbij dan verzocht werd te willen mededeelen of zij in beginsel bereid waren de samenvoeging van enkele, in dat schrijven met name vermelde, scholen te overwegen en daarover met het Moderamen van den Schoolraad (en dan gelijktijdig met het Bestuur van de andere Schoolorganisatie, waarbij de betrokken school is aangesloten, b.v. de Vereeniging voor Chr. Nationaal Schoolonderwijs enz.) in overleg te treden.
Ter nadere toelichting nu wordt hieromtrent het volgende meegedeeld :
1. In het bedoelde schrijven wordt niets anders gevraagd dan overweging en overleg met de organisatie.
2. Van dwang is geen sprake. Het gevraagde overleg is geheel vrijwillig.
3. De Minister heeft wettelijk geen bevoegdheid om opheffing van bijzondere scholen te bevelen of haar voortbestaan — zoolang het leerlingenaantal niet daalt beneden het wettelijk minimum — door intrekking van subsidie onmogelijk te maken.
4. De in het schrijven van het moderamen genoemde combinaties van scholen zijn niet door de organisaties opgemaakt, doch door den Minister in overweging gegeven. De organisaties hebben zich slechts bereid verklaard om in vrijwillig overleg met de bij zoodanige combinatie betrokken schoolbesturen na te gaan, of het inderdaad mogelijk is om de aangeduide scholen zonder financieele en ideëele schade voor het Christelijk onderwijs ter plaatse krachtens een door de Schoolbesturen vrijwillig te aanvaarden onderling accoord samen te voegen. Men zie het onder punt 2 vermelde.
5. Deze actie heeft geen ander doel dan om in de gegeven tijdsomstandigheden waar zulks mogelijk blijkt, vrijwillig mede te werken aan de noodzakelijke bezuiniging ook om daardoor zwaarderen druk voor het onderwijs te voorkomen.
6. Het groote meerendeel der aangeschreven Schoolbesturen verklaarde zich tot het gevraagde overleg bereid. Het is de bedoeling, dit overleg met de Schoolbesturen in de komende weken achtereenvolgens regelmatig te doen plaats hebben. Uiteraard zal dit dienen te geschieden in nauwe samenwerking met de andere organisaties van het Christelijk onderwijs, wier scholen in dit overleg worden betrokken.
Na deze toelichting van den Schoolraad laten we nu nog volgen een klein stukje van een artikel, dat de Standaard gaf over deze belangrijke kwestie, die veler hoofd en hart — niet zelden met veel vrees en zorg — bezig houdt. De Standaard schrijft dan :
»De vrijheid van onderwijs beteekent, dat de ouders het recht verkregen op een eigen school in overeenstemming met hun belijden, hun levensovertuiging, hun roeping tegenover hun kinderen. Dit leidde tot den bouw van scholen van verschillend karakter. Dat spreekt vanzelf. De z.g.n. splitsing volgde uit de vrijheid van onderwijs. Natuurlijk kon van deze vrijheid ook misbruik worden gemaakt. Men kan ook zeggen, dat men hier en daar te ver is gegaan en onnoodig heeft gesplitst. Het zou wel een wonder wezen, als de vrijheid hier niet tot eenig misbruik had geleid. Welnu, overal waar, hetzij door de werking van den geografischen factor, hetzij door de werking van den beginselfactor, men te ver is gegaan, of hereeniging mogelijk is, daar kan en moet de concentratie worden nagestreefd. Daar ligt de mogelijkheid van bezuiniging. De mogelijkheid. Niet natuurlijk de zekerheid. Maar dit moet nu worden nagegaan. Daartoe wekken de Schoolorganisaties de Schoolbesturen op. En als zij enkele voorbeelden gaven, dan was dit om den Schoolbesturen het werk van het onderzoek gemakkelijk te maken.
Het is nu duidelijk, dat de Regeering op dit gebied, zoolang zij de vrijheid van het onderwijs wil eerbiedigen, alleen kan trachten het particulier initiatief in actie te zetten.
Alleen, waar het gelijke richting betreft, kan concentratie plaats vinden en over de richting oordeelt de Regeering nu eenmaal niet. Dit is de voorwaarde voor de vrijheid van onderwijs.
De gezonden circulaire beteekent dus. een beroep op de vrije medewerking der Schoolbesturen, en waar mogelijk, dus waar het eenigszins kan, zonder dat de vrijheid der ouders wordt geschaad, bezuiniging door concentratie tot stand te doen komen.
Dat is gebeurd, en meer niet.
Wij meenen, dat niemand daartegen bezwaar kan inbrengen. En daarom mogen wij verwachten, dat de Schoolbesturen hun best zullen doen hun aandeel in den noodzakelijken bezuinigingsarbeid te geven.
Zij moeten beginnen met de gezonden circulaires goed te lezen. Daarna zullen zij den gevraagden arbeid verrichten. Maar tenslotte zullen zij moeten waken, dat de grens, die de gehoorzaamheid aan hun roeping inzake de vrijheid der ouders, hun stelt, ten volle wordt geëerbiedigd.
Laat men zich, wanneer men plaatselijk met een dergelijke kwestie van samenvoeging van scholen te maken heeft, in alles met den Schoolraad en'(of) met de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs (Secretaris R. Venema, Amsterdam Z., Dintelstraat 60) overleggen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1934
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1934
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's