De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd

Gelijk de Zoon des menschen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Mattheüs 28 : 20.

DIENENDE LIEFDE.
De Zoon des menschen gekomen om te dienen, dat is eene verootmoedigende waarheid. Alleen, als de Zone Gods de gestaltenis eens dienstknechts aanneemt, kunnen zondaren worden gered.
De Zoon des menschen is uit den hemel op deze lage aarde gekomen allereerst om God den Vader te dienen. Zelf heeft Hij verklaard : „Mijne spijze is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft." En in het wondere Hoogepriesterlijke gebed richt Zich de Zoon rechtstreeks tot den Vader, om het uit te spreken : „Ik heb U verheerlijkt op de aarde, Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt, om te doen." De wil des Vaders, het werk, dat Hij den Zoon had gegeven om te doen, was : het voldoen aan de Goddelijke gerechtigheid, het verdienen van eene volkomen zaligheid voor zondaren.
In het dienen van den Vader ligt dus opgesloten het dienen van zondaren. De Zoon des menschen is gekomen om zondaren, opstandelingen, kinderen des toorns te dienen. Welk een wonder van onpeilbare zondaarsliefde ! De Zoon des menschen, de Zone Gods, het afschijnsel van Gods heerlijkheid, het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid, Hij is gekomen niet om gediend te worden, maar om te dienen, om te dienen degenen, die geroepen zijn Hem te dienen, die waardig zijn voor eeuwig te worden verstooten vanwege hun dienen van de zonde.
Gekomen om te dienen ! — wij kunnen er slechts van stamelen. De Zone Gods heeft het glanzende kleed Zijner Goddelijke Majesteit afgelegd en Zich het kleed van den dienstknecht niet geschaamd. Hij heeft de lofzangen der engelen verlaten, om te verkeéren onder den smaad en hoon der menschen. Zijn kroon heeft Hij afgezet en het kruis opgenomen. Hij, Die de rechtvaardigheid en de heiligheid zelve was, Hij wilde tot zonde worden. De Geliefde Zijns Vaders stelde Zich onder Diens toorn. Hij, Die het leven heeft in Zichzelven, heeft Zijne ziel uitgestort in den dood.
De Zoon des menschen gekomen om te dienen, dat heeft Hij Zijn jongeren willen toonen vooral ook in de voetwassching. „Indien Ik u, o Petrus, niet wasch, gij hebt geen deel met Mij." Niets is zoo noodig als door den Heere Jezus gediend te worden. Dat is het ééne noodige. Zonder dat hebt gij geen deel met Hem, zijt gij zonder Christus, en dus ook zonder God in de wereld. Leer dus met jaloerschheid zien op hen, die door den Zoon des menschen gediend worden. Dat is een gediend worden, dat u gelukkig maakt voor dit en voor het toekomende leven.De Zoon des menschen is gekomen om als Leeraar onwetenden met Zijn onderricht te dienen, om als Herder dwalende schapen terecht te brengen, om als de Zonne der gerechtigheid kinderen der duisternis met Zijn licht en warmte te dienen, om als Raad radeloozen te dienen. En ga nu zelf maar voort. In één woord, de Zoon des menschen is gekomen om zondaren te dienen met al wat Hij heeft en met al wat Hij is.
Wat heeft de Heiland zich toch diep moeten vernederen, om Zijn volk te verhoogen ! Die gedachte maakt klein en beschaamd.
Maar o, wat wordt de Heere Jezus in Zijne vernedering, in Zijne dienstknechtsgestalte, groot voor u ! Groot is Zijne bereidwilligheid om verlorenen te redden. Groot is Zijne zelfverloochening voor liefhebbers van zichzelf. Groot is Zijn liefde voor vijanden.
Die dienende Heiland is u, die gelooft, zoo onuitsprekelijk dierbaar. Zulk eene liefde, aan het eigen hart bewezen, wekt wederliefde. Liefde is liefde's wetsteen.
Zalig is het, door den Heere Jezus gediend te worden. Als gij, door Woord en Geest ontdekt, een blik moogt slaan op uzelf, zoo onwaardig, zoo ontrouw, zoo schuldig, dan roept ge uit: „dat is te groot voor mij." En dat is het ook zeker. Maar gelukkig, het is niet te groot voor den Heere. Hij is groot in alles, groot ook in het dienen van in zichzelf verlorenen. Nooit wordt de getrouwe Zaligmaker dat moede. Zelfs niet, al wordt het met ondank betaald.
Wie zoo door den Heiland wordt gediend, diens begeerte wordt het daardoor nu ook om den Heere te dienen, omdat Hij het zoo waardig is gediend, geëerd en geprezen te worden.
Dat is geen dienen, om te verdienen. Dat is geen dienen, om zichzelf een plaats in den hemel te verwerven. Met zulk een loondienst, die menigeen maakt tot grond van zijne zaligheid, komen we voor eeuwig om. Al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Door den Heiland gediend, krijgt ge juist al meer te zien de diepe waarheid van de belijdenis uit den Catechismus: „wij maken ook de schuld dagelijks meerder."
Geen dienen dus om te verdienen. Maar, er is ook een dienen uit wederliefde, gedrongen door de liefde van Christus. Daarvan zingt de beweldadigde ziel: „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.”
Door den Heere Jezus gediend, den Heere te dienen, dat is toch in beginsel de keuze van al Gods volk. Jozua's keuze was het reeds : „Aangaande mij en mijn huis, wij zullen den Heere dienen !" En om ook een Nieuw-Testamentisch voorbeeld te noemen, Paulus getuigt blijmoedig: „Wiens ik ben, Welken ook ik dien.”
Hoe heerlijk is het, door de bearbeiding des Heiligen Geestes die keuze te kennen !
Het volbrengen vindt gij niet. Het is alles zoo gebrekkig, zoo ten deele, zoo met zonden bevlekt en besmet. Daarbij bepaald, schaamt gij u weg voor uw God.
Maar toch ! het is toch uw hartelijke begeerte geworden den Heere te dienen. Die u zoo uitnemend heeft liefgehad.
Daar kunt gij zooveel heerlijkheid in zien, dat ge vraagt, ootmoedig en dringend :
Leer mij, o God van zaligheden ! Mijn leven in Uw dienst besteden.
En waarheen dan met al uw traagheid, uw ontrouw, uw opstand, waarheen dan met al uw zonden ?
Wel, waarheen anders dan tot den dienenden Jezus ?
Ja, dat is noodig, van dag tot dag, van oogenblik tot oogenblik, als een gansch nooddruftige en ellendige tot Hem, Die zegt: „Gelijk de Zoon des menschen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen."

’s-Gr.
S. V. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's