De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

HET MANIFEST DER BELIJDENIS-SYNODE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET MANIFEST DER BELIJDENIS-SYNODE

4 minuten leestijd

Wij zien, dat ons volk door een doodelijk gevaar wordt bedreigd, het gevaar van een nieuwe religie.
De Kerk heeft op bevel van haren Heer ervoor te waken, dat in ons volk Christus de eer ontvangt, die den Rechter der wereld toekomt.
De Kerk weet, dat zij aan God rekenschap zou hebben af te leggen, wanneer het Duitsche volk ongewaarschuwd zich van Christus zou afwenden. |
I.
Het eerste gebod luidt: Ik ben de Heer, Uw God. Gij zult geen andere goden nevens mij hebben. *)|
Wij gehoorzamen dit gebod alleen in geloof aan Jezus Christus, den voor ons gekruisigden en opgestanen Heer.
De nieuwe religie beteekent verzet tegen het eerste gebod.
1) In haar toch wordt de wereldbeschouwing omtrent ras en bloed tot mythe ; in haar worden bloed en ras ; nationaliteit, eer en vrijheid tot een afgod.
2) Het door de nieuwe religie geëischte geloof aan het „eeuwige Duitschland" zet zichzelf in de plaats van het geloof aan het eenige Rijk van onzen Heer en Heiland Jezus Christus.
3) Dit wangeloof maakt zichzelf een God naar het beeld en het wezen van den mensch. In hem vereert, rechtvaardigt en verlost de mensch zichzelf.
Zulke afgoderij heeft met positief Christendom iets uit te staan. Zij is Anti-Christelijk.
II.
Tegenover de verzoeking en het gevaar dezer religie hebben wij, in gehoorzaamheid aan onze werkelijke opdracht, omtrent Staat en volk te belijden :
1) De Staat heeft zijn hoogheid en macht door het gebod en de genadige ordening Gods verkregen. Hij alleen stelt de grondslagen en de grenzen vast van alle menschelijke autoriteit.
Wie bloed, ras en nationaliteit in de plaats van God tot schepper en heer der autoriteit van den Staat maakt, ondergraaft den Staat.
2) Het wereldlijk recht verloochent zijn Hemelschen Rechter en Beschermer en de Staat verliest zijn volmacht, wanneer hij zich gaat bekleeden met de waardigheid; van een eeuwig rijk en zijn autoriteit tot het begin en het einde op alle gebieden des levens maakt.
3) Gehoorzaam en dankbaar erkent de Kerk de door Gods Woord vastgelegde en begrensde autoriteit van den Staat.
Daarom buigt zij zich niet voor den totaliteitseisch, die de gewetens bindt, welken eisch de nieuwe religie aan den Staat overdraagt.
Gebonden aan Gods Woord, is de Kerk verplicht tegenover Staat en volk de alleenheerschappij van Jezus Christus te belijden, die alleen de macht heeft de gewetens te binden en te ontbinden. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
III.
De Kerk heeft krachtens het bevel van haren eer aan het geheele volk te prediken het Evangelie van de genade en de heerlijkheid van Jezus Christus.
1) Daarom mag zij niet zich laten terugdringen uit de openbaarheid der wereld in een hoek van particuliere vroomheid, waar zij in zelfgenoegzaamheid ongehoorzaam zou wezen aan haar roeping.
Ook tegenover de weredlijke macht mag zij niet ophouden het haar toevertrouwde Woord te verkondigen.
2) In al haar woorden en daden heeft zij alleen God de eer te geven. Daarom moet zij de verwereldlijking harer gewoonten tegengaan en de ontheiliging van haar Zondag en. de verontchristelijking van haar feesten wederstaan.
3) Het bevel van Jezus Christus legt de Kerk den plicht op, als gevolg van de verantwoordelijkheid voor het tegenwoordige en het toekomende geslacht, te zorgen voor onderwijzing en opvoeding der jeugd in overeenstemming met de Schrift. Zij moet haar leden, die gedoopt zijn in den naam des Drieënigen Gods, bewaren voor een onderwijs in geloof en wereldbeschouwing, dat onder verminking en verduistering van de Schriften des Ouden en Nieuwen Testaments leiden moet tot het geloof aan de nieuwe mythe.
4) De Kerk bidt, dat Gods naam geheiligd worde bij ons ; dat Zijn Rijk tot ons kome en dat Zijn goede en genadige wil ook bij ons onder het volk en in den Staat geschiede. In het geloof aan de vergeving van zonde, bidt zij over het volk en de overheid den zegen van den God en Vader en van onzen Heer Jezus Christus af, die zich erbarmt over degenen, die Hem vreezen.
Daarom moet de Kerk er voor waken, dat de voorbede en dankzegging voor alle overheid, die haar door het Woord Gods aanbevolen is, geschieden kan in waarheid en niet verwordt tot een religieuse verheerlijking en wijding van aardsche machten en gebeurtenissen.
Iedere eed wordt voor Gods aangezicht afgelegd en stelt de daaruit voortvloeiende verplichting onder de verantwoordelijkheid van God.
De eed vindt zijn grenzen daarin, dat alleen Gods Woord ons onbeperkt bindt.
Gebonden nu aan het Woord Gods, roept de Kerk haar leden op tot gehoorzaamheid, overgave en offer voor Staat en Volk. Zij waarschuwt ervoor zich over te geven aan een afgoderij, waardoor wij ons den toom Gods en Zijn oordeel op den hals halen.
„Wij moeten God boven alle dingen vreezen, liefhebben en vertrouwen." *)


*) Met deze woorden begint Luther telkens de verklaring der geboden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET MANIFEST DER BELIJDENIS-SYNODE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's