De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

6 minuten leestijd

RECHT BOVEN MACHT
De Italiaanseh-Abessynische oorlog, die op het oogenblik in Oost-Afrika in vollen gang is, voert onwillekeurig de gedachten terug naar de jaren 1914/1918, toen de groote wereldoorlog dood en verderf over de volken, zoowel in als buiten Europa, uitstortte.
In die dagen triumfeerde de macht over het recht. En niet anders is dit ook heden het geval bij de 'worsteling van het sterke Italië tegen het zwakke Abessynië.
Nu zijn sinds de wereldoorlog van vóór twintig jaren de oorlogsuitrustingen, waaronder gifgassen, bommen uit vliegtuigen en ander krijgsmateriaal — in den slechtsten zin van 't woord — zoó volmaakt, dat een nieuwe wereldoorlog zelfs tot algeheele vernietiging en ondergang van volken leiden kan.
Is het daarom te verwonderen, dat heel de beschaafde wereld uitziet naar wat in Oost-Afrika plaats heeft en met warmte al die maatregelen steunt, die dienen kunnen, om met spoed den oorlog te doen eindigen.
In dien zin wezen wij de vorige week op wat de Volkenbond verricht ter bevordering van de internationale samenwerking tot het beëindigen van de vijandelijkheden tusschen de strijdende volken.
Dat de economische sancties, die overeenkomstig artikel 16 van het Volkenbondsverdrag, volgens welk artikel - de Staat, die een daad van oorlog 'Onderneemt, in strijd met de aanwijzingen van den Volkenbond, beschouwd wordt als had hij die daad gepleegd jegens alle leden van den Volkenbond, werden voorgesteld, ook in ons Parlement groote instemming hebben gevonden, zal algemeen met voldoening zijn begroet.
Het is natuurlijk dwaasheid om het te doen voorkomen, alsof de Volkenbond den vrede garandeeren kan en , kleine en zwakke Staten bescherming bieden kan. Dit kan misschien later het geval worden, wanneer de Volkenbond het centrale punt van alle wereldstaten zal geworden zijn. Doch op dit oogenblik zou de Volkenbond, door met militaire sancties op te treden, een Europeeschen oorlog ontketenen.
Het geringste succes van den Volkenbond zal preventief werken op al die Staten, die de macht boven het recht laten gaan, die ruwe geweldmiddelen over de internationale rechtsorde willen laten zegevieren.
Wat Nederland doet, door de economische sancties te steunen, is niet anders dan het nakomen van een plicht, die het op zich nam bij de aanvaarding van het Volkenbondspact.
Dat ons land tengevolge van het meedoen aan de sancties financieele schade lijden zal, moge juist zijn, maar kan geen reden zijn om ons aan de internationale rechtsorde te onttrekken.
Terecht zeide prof. Anema op 14 Maart van dit jaar in de Eerste Kamer : »De kleine Staten moeten er voor zorgen, dat zij in de internationale gemeenschap hun plaats, hun beteekenis, hun recht en hun zelfstandigheid behouden. Maar als zij dit willen, moeten zij niet wegloopen als er wat te doen is, als er lasten te dragen zijn ; dan moeten zij zich zelf aanbieden, althans aannemen, als hun iets wordt aangeboden of gevraagd«.
In dien zin schreven wij de vorige week. Wat thans plaats vindt tusschen Italië en Abessynië kan ook Nederland overkomen, wanneer er moeilijkheden mochten ontstaan tusschen Japan en onze Indien, of wanneer Duitschland het oog zou slaan op onze vaderlijke erve.
Nederland — moederland zoowel als Koloniën — hebben belang, groot belang bij den opbouw van een rechtsorde.
Alleen, wanneer het recht gaat boven de macht, kunnen wij op onze daden Gods zegen afbidden.

BEGRIPSVERWARRING
In zijn belangrijke rede, die mr. De Geer hield bij gelegenheid van de behandeling van het wetsontwerp betreffende de sancties in de Tweede Kamer, beantwoordde hij ook de vraag : of de Volkenbond wel van handhaving van het recht mag" spreken, waar hij ten aanzien van de territoriale indeeling der wereld zooveel onrecht in stand houdt ?
Op deze vraag volgde dit antwoord :
Die vraag getuigt m.i. van een opmerkelijke begripsverwarring. Indien de politie en justitie in een land het recht handhaven, d.w.z. de eigenrichting afsnijden, de orde bewaren, de veiligheid verzekeren, opdat wij naar het apostolisch woord „een gerust en stil leven" zullen leiden, dan zal men toch niet haar de bevoegdheid daartoe ontzeggen, omdat in de wetgeving van dat land nog allerlei onrechtvaardigheden en onrechtmatigheden voorkomen. Zulke onrechtmatigheden in de wetgeving ziet ieder in ons midden op zijn tijd en op zijn beurt. Naar verbetering langs wettigen weg wordt dan gestreefd. Maar nooit wordt in het bestaan van zulke ongerechtigheden een excuus gezien om zich zelf recht te verschaffen, om de orde te verstoren, om een toestand van anarchie te scheppen. En nog veel minder wordt er een reden in gezien om den organen, die de anarchie moeten weren, daartoe het moreel gezag te betwisten.
Dat antwoord lijkt ons in alle opzichten juist en ook afdoende.

TWEE BEZWAREN
De voornaamste maatregel, die in de „Sanctiewet 1935" voorgeschreven wordt om tot internationale samenwerking te geraken, is het verbieden van den invoer van producten, uit Italië afkomstig.
Dit voorschrift was een der hoofdbezwaren, die b.v. ds. Zandt tegen het wetsontwerp deed hooren.
Het verbieden van den invoer van producten — zoo zeide de Staatkundig Gereformeerde afgevaardigde — beteekent voor Rotterdam een onherstelbare slag, die zich nog jarenlang zal doen gevoelen.
Of de zaken zoo ernstig moeten opgenomen worden, als ds. Zandt ze liet hooren, mag betwijfeld worden.
Zeker, de schade zal aanwijsbaar zijn, maar zij zal niet van zoo groote beteekenis zijn, als hij wel meent. Immers de financieele toestand van Italië is in den laatsten tijd zoo slecht geworden, dat de betaling van de ingevoerde grondstoffen en producten reeds een moeilijk vraagstuk werd. Ook zonder de sancties zou de uitvoer naar Italië een sterke beperking hebben te ondergaan.
Voor een ander bezwaar, dat ds. Zandt tegen het wetsontwerp inbracht, n.l. dat de sancties een bedriegelijk plechtanker zullen blijken te zijn, deed hij een beroep op mr. Groen van Prinsterer als tegenstander van interventie. Dit beroep werd intusschen door dr. Rutgers gewraakt op grond van Groen's woorden, te vinden op blz. 127 van „Nederlandsche Gedachten", serie I, deel II, aldus luidende : »Zoodra Frankrijk het misdadige beginsel van non-interventie had afgekondigd, keurde men deze omverwerping van de eenvoudigste gronden van het volkenrecht goed«.
Mr. Groen was alzoo geen voorstander van  non-interventie (niet-bemoeiïng van een Staat in de aangelegenheden van andere Staten). Juist dus het tegendeel van wat ds. Zandt beweerde.
In zijn beide bezwaren tegen het wetsontwerp was de Staatkundig Geref. afgevaardigde niet gelukkig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's