WAT DE PERS TE LEZEN GEEFT
Het valsche dilemma
In het R.-Katholiek tijdschrift „Studiën" vonden wij een treffende bespreking van het valsche dilemma : het gaat in den grooten wereldstrijd om de keuze tusschen Communist of Fascist.
De schrijver noemt dit dilemma valsch en dwaas. "Want beide partijen zijn revolutionair en sturen aan op een totalen ommekeer van de maatschappelijke ordening, waarin alles buigen moet voor haar bevel, en waarin zoo goed als elke vrijheid zal zijn opgeheven. De hartstocht, die tot deze revolutie dringt, is voor geen mensch moeilijk te verstaan. Eigen inzicht is het alleen zaligmakende, eigen wil de eenige wet; inzicht en wil der partij spreken zich uit, onfeilbaar en almachtig, in den leider.
Welke verschillen er ook mogen zijn, in wezen zijn deze partijen gelijk.
En daar is gelukkig een andere keuze mogelijk, n.l. die tegen beide deze partijen en voor het buigen voor den eisch van het Woord Gods.
De schrijver herinnert er aan, dat ook voorheen soortgelijk dilemma wel is gesteld.
Het was in den strijd tusschen conservatisme en modernisme. De keuze was toen, naar velen meenden, beperkt tusschen hen, die het toentertijd ongeloovige liberalisme aanhingen, en de conservatieven, die verblind waren door hun verlangen hun machtspositie te handhaven.
Maar ook toen bestond een derde mogelijkheid, welke vooral door de Antirevolutionairen van die dagen werd ontdekt. Groen van Prinsterer, die noch de conservatieven, noch de liberalen wilde volgen, zag zich zoo weinig voor een dilemma geplaatst, dat hij zijn gedachte saamvatte in den behartigenswaardigen stelregel: het gaat tenslotte om de grondslagen van godsdienst, zedelijkheid en recht.
Zoo nu is het ook thans.
En het is te hopen, dat ons volk de juiste keuze zal doen voor het eenig goede fundament. Dat is de voorwaarde, om een goede politieke gedragslijn te zien en te volgen.
Rondblik buiten de Grenzen
De leiding der Roomsche Kerk schijnt meer daadwerkelijk in verzet te zullen komen tegen de oppermachtigheid, welke de Duitsche Staat zich ook in geloofszaken toegeëigend heeft. Reeds eenige malen hebben Duitsche bisschoppen gewaarschuwd tegen het gevaar dat het kerkelijk leven van de zijde van de Duitsche machthebbers bedreigt. Met name de manier waarop In het Derde Rijk de „confessioneele" jeugdvereenigingen worden beknot en de organisatie der Hitler-jugend wordt bevorderd, stemde de Roomsche geestelijkheid tot ernstige en gerechtvaardigde ongerustheid. Maar Rome bleef in haar critiek op de Duitsche kerkelijke toestanden gematigd. Af en toe werd met nadruk herinnerd aan het tusschen Berlijn en Vaticaanstad gesloten en door Duitschland slecht nageleefde Concordaat. Maar men wilde blijkbaar een openlijk conflict tusschen Kerk en Staat voorkomen, en sprak zelfs sympathieke woorden aan het adres van Hitler, die het godlooze Communisme zoo krachtig bestreed ; een strijd, waarin de Kerk goede diensten zou kunnen bewijzen.
Nu, j.l. Zondag, is echter van de kansels van alle R. K. kerken voorlezing gedaan van twee herderlijke boodschappen, waarin tot een positieve stellingname tegenover de Staatspropaganda voor de openbare school wordt opgewekt. De Roomsch-Katholieken worden aangemaand een vastberaden houding aan te nemen, indien men, met welke middelen en argumenten ook, zal trachten hen te bewegen hun kinderen van de confessioneele scholen te nemen en te plaatsen op de openbare scholen, onder controle van de Nationaal-Socialistische regeering. Men moet — zoo zegt ongeveer de kerkelijke boodschap — geen duimbreed wijken voor den door de regeering uitgeoefenden gewetensdwang, zij het dat verlangd wordt uit de Kerk te treden of dat men poogt te dwingen de kinderen van een Katholieke school weg te nemen.
Vergissen we ons niet, dan werd van de zijde der Roomsche Kerkleiding een dergelijk verzet tegen de plannen van Hitler en de zijnen nog niet eerder openbaar. Op het punt van jeugdopvoeding is Rome echter zeer gevoelig. En dat valt te verstaan.
Als de Roomsche Kerk voet bij stuk houdt, en de consequenties van de hierbedoelde herderlijke boodschappen aandurft, kon de regeering van het Derde Rijk van die zijde nog wel eens ernstige moeilijkheden moeten verwachten.
Rijksminister Goering heeft van zijn reis naar Rome (we bedoelen hier een ander „Rome" dan zoo juist!!) blijkbaar nogal plezier beleefd. Naar zijn eigen zeggen althans werd „in alle kwesties die wij besproken hebben, volmaakte overeenstemming bereikt; de spil-Berlijn-Rome zal de solide basis zijn voor den vrede in Europa. Het accoord met Italië zullen wij in de toekomst nog meer versterken door met elkander innig contact te houden en gezamenlijk alle vraagstukken te onderzoeken, die voor beide regeeringen van belang zijn. Beide regeeringen zijn vastbesloten den internationalen toestand op te helderen en het hare bij te dragen tot het in stand houden van den vrede".
Ziezoo, Europa heeft er dus al weer een „vredes-propagandist" bij gekregen. En hij heeft goede voornemens ook. Evengoed blijkbaar als zijn bondgenoot Mussolini, die óók gezegd heeft dat voor den jongeman een oorlog is, wat de melk is voor het kind ! Overigens berust de Duitsch-Italiaansche samenwerking — volgens Goering — op de behoefte om samen het Bolsjewisme het hoofd te bieden.
Van meer dan één zijde wordt overigens verklaard, dat Duitschland op dit oogenblik niet tot het voeren van een oorlog in staat zou zijn. „Duitschland zou een oorlog nu niet ingaan in den toestand van 1914, maar, louter physiek gezien, in dien van 1917, 1918. De burgeroorlog zou dreigen, na de eerste nederlaag".
De Engelsche minister van buitenlandsche zaken. Sir Anthony Eden, heeft deze week in het Lagerhuis ook over den algemeenen vredeswil gesproken. Hij constateerde met voldoening, dat het volk in Groot-Brittarmië en in talrijke landen voor den vrede is. Maar hij betreurde de afwezigheid van volledige vrijheid in uitdrukking en internationale betrekkingen tusschen alle landen. Deze afwezigheid belet een volledige invloed van de wereld-opinie.
Ons dunkt, dat van dit betreurenswaardige feit niet het minst zij de oorzaak zijn, die zich nu als „basis voor den Europeeschen vrede" aandienen. We verwachten van al het gepraat over „ernstigen vredeswil" e.d. niet zooveel. De daden zijn daarmede maar al te vaak in strijd. Toch had Eden niet heelemaal ongelijk, toen hij, om dezelfde rede, constateerde dat 't „vredesverlangen in de volkeren der wereld zoo verpletterend is, dat, wanneer alle slagboomen tegen de vrijheid van betrekkingen en van het woord neergehaald zouden zijn, de bedreigingen van den vrede voor het grootste deel uit den weg zouden zijn geruimd".
Dat dit spoedig zou gebeuren, blijkt ook Eden niet te gelooven, want hij zeide : „ledere voor den vrede gewonnen maand is evenzooveel gewonnen".
De diplomaten weten over 't algemeen wel, waar de schoen wringt, maar ze zijn niet in staat de gewenschte oplossing te brengen. Dat bleek ook uit de rede van den Franschen premier Leon Blum, welke hij dezer dagen te Lyon uitsprak. „Wil men ooit tot economische accoorden komen" — zoo luidde zijn conclusie — „dan is ontwapening noodzakelijk".
Geen natie — zoo zeide Blum verder — zal economischen steun willen verleenen aan een ander land, als zij moet vreezen, dat die hulp zich op zekeren dag tegen haarzelf zou keeren. Een plotseling staken van den bewapeningswedloop zou evenwel — volgens Blum — in sommige landen economische moeilijkheden kunnen veroorzaken, en die landen zouden door economische overeenkomsten de kans moeten krijgen, de vrijgekomen werkkrachten elders aan te wenden.
De laatstbedoelde moeilijkheid zal wel niet de grootste zijn van de vele, welke aan een beperking van den bewapeningswedloop verbonden zijn.
In ieder geval: Frankrijk is bereid aan de oplossing dezer vraagstukken mede te werken. Het zoekt echter die oplossing binnen het kader van een Europeesch accoord".
Frankrijk blijkt dus al meer aansluiting te zoeken bij Engeland, dat immers steeds voor een algemeene regeling der Europeesche kwesties gepleit heeft. Nog niet zoo lang geleden zochten de Fransche diplomaten hun kracht in het sluiten van onderlinge verdragen. Over 't algemeen gaf deze rede van Blum trouwens den indruk, dat Frankrijk tot overleg bereid is. Ook ten aanzien van Duitschland sprak Blum verstandige woorden. „Als er ooit accoorden tot stand mochten komen" — aldus Blum — „dan moeten en kunnen deze niet anders worden gesloten dan in een geest van vertrouwen en op den voet van gelijkheid".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's