De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MANKE MURK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MANKE MURK

EEN VERHAAL UIT HET FRIESCHE VOLKSLEVEN

5 minuten leestijd

Met toestemming uitgever J. H. Kok te Kampen
Soms als het lentekoeltje opstak, scheen het alsof het met bij zonderen nadruk, met dubbele kracht het klokgebrom verkondigde, dat men zich voor te bereiden had op eigen dood, omdat het allen gezet is eenmaal te sterven.
Zoo ging 't eenigen tijd voort. Op straat leek het leven uitgestorven. Geen voetstap, geen wagengeratel, geen kindergeschreeuw of stemmengeroes. Enkel uit eerbied voor de majesteit van den dood. En om de geopende groeve schaarden zich intusschen de bloedverwanten en de gemeenteleden. Toen gaf de doodgraver zwijgend het sein. Voorzichtig werden de groote grijptanden van de zwarte haken in de handvatsels van de kist geslagen. Vier sterke mannen grepen de zware touwen, die tot nog toe slap over het geopende graf hingen, en spanden deze strak onder de kist. Dan nóg een wenk van den man, die hier over de dooden heerschte, en, daar hing de kist een oogenblik in de touwen der dragers.
Daarop ging ze onder het oog der toeschouwers, van wie enkelen zich uitrekten, om zoolang mogelijk hiervan getuige te kunnen zijn, langzaam de diepte in. Sommigen voelden een traan opkomen en pinkten dezen weg. 't Was anders zoo'n goede dominé, dien men zeker nog wel eens missen zooi en die zooveel in zijn leven voor anderen gedaan had. Een traan was wel het laatste, wat men hem wijden kon. — Nu werden de touwen aan den eenen kant losgelaten en lang­zaam weer ingehaald, om tot een bos te worden samengebonden. Voor ditmaal hadden zij hun dienst weer gedaan. Vervolgens plaatsten de dragers een getralied raamwerk over de groeve en legden nog het zware, zwarte kistkleed daar overheen, waardoor het graf met zijn inhoud, aan aller oog onttrokken werd. En toen kwam de doodgraver aan zijn pet, ten teeken, dat de plechtigheid nu was afgeloopen en men kon gaan. Langzaam zette de stoet zich in beweging.
Eenigen, die wat ver-af gestaan hadden, kwamen nog even dichter bij, in de hoop nog iets van het graf en den doode te kunnen zien, maar tevergeefs. Reeds maakte de doodgraver aanstalten, om zoo aanstonds als het publiek vertrokken zou zijn, het graf te dichten, 't Had ditmaal zooveel tijd gekost en hij was nog lang niet klaar. Het kerkhof had door dat vele bezoek erg geleden, zoodat al de paden opnieuw moesten aangeharkt. Goed, dat niet eiken dag een dominé begraven werd ; dan legde hij in elk geval spoedig zijn baantje neer. Of de kerkvoogden moesten hem dubbel salaris willen geven, 't Gras was vertrapt en zelfs liep men over de grafsteenen. Als hij dit voorzien had, zou zoo'n menigte niet zijn toegelaten. Wat deed al dat volk op het kerkhof. Velen, die in hun leven nooit naar den dominé gevraagd hadden en nu uit nieuwsgierigheid hem naliepen. Een begrafenis was toch zeker geen kijkspel ? Maar zoo waren de menschen. Zeker ook, om daardoor aan de dooden goed te maken, wat zij aan de levenden waren tekort geschoten. Hij kende dit wel en had op dit gebied hier, te midden van de versch gedolven graven, al zooveel ervaring opgedaan. Daarom was hij ook min of meer gevoelloos geworden voor die begrafenistranen en die mooie toespraken, die soms bij een graf gehouden werden. De dominé wist ook wel wat hij deed, toen hij begeerde, dat zijn begrafenis met den meest mo­gelijken, eenvoud zou plaats hebben. Hij had den dood zélf zoo vaak in het gelaat gezien en wist óók wel, hoe hoog al dat vertoon moest worden aangeslagen.
Leunend op zijn spade keek Kempe de vertrekkenden na. Van zelf, geen oude vrouw bij het spinnewiel, gebleven. Daar had je natuurlijk de oude bekenden, die overal van „profiteeren" moesten — van een bruiloft zoowel als van een begrafenis — Klaske van Douwe, en Jurgens Griet, de baker, nu, dat was een flinke vrouw, waar de dominé het ook altijd erg mee op had, omdat zij altijd voor alle menschen klaar stond, om te helpen, onverschillig of zij rijk of arm waren.
Maar dan verder de boerin van „Lucht en Veld" en van „Glad Verlegen", die je 's Zondags nooit in de kerk zag of het moest al iets bijzonders zijn, — teveel, om op te noemen. Jammer, dat Gelske niet van de partij kon zijn. Die ontbrak er nog aan, omdat zij met een verbranden voet zat. Andere! wel een geschikte gelegenheid voor haar, om eens te leeren haar grooten mond te houden en zich een weinig meer met haar eigen dingen te bemoeien.
Wie zaten daar nog in den greppel buiten 't kerkhof, om te trachten door 't struikgewas heen te zien naar hetgeen hier plaats vond ! Kinderen natuurlijk.
„Willen jullie maken, dat je weg komt! Anders haal ik jullie allen bier, hoor !" Tegelijk maakte hij een dreigende beweging. Wèg stoof de kinderschare, zoo vlug zij kon opklauterend bij den hoogen wal met mos en pijpkruid begroeid, de kleinsten schreiend achterlatend, bang, dat zij door dien ruwen doodgraver gegrepen en ook in den grond gestopt zouden worden, zooals hij dit daar immers met allen deed, die men tot hem bracht.
(Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MANKE MURK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's