UIT DE HISTORIE
FRANCISCUS GOMARUS
Een groot man, met ijzeren wil, stoere werkkracht, en een onverzettelijk karakter.
IV. (Slot),
Na Gomarus' levensloop in groote trekken te hebben geschetst, willen wij in dit slotartikel nog iets mededeelen over zijn publicaties, die in hoofdzaak uiteenvallen in dogmatische en exegetische geschriften.
Voor het kennen van Gomarus' dogmatische inzichten zijn vooral zijn 39 disputaties een rijke bron. De stof van de daarin behandelde onderwerpen is meestal in één hoofdstelling samengevat, en daarna in verschillende onderdeelen gespecialiseerd. Gomarus volgde hierin de veelal gebruikelijke methode zijner dagen (de scholastieke). Vele theologen waren het met dezen schoolschen vorm, waarin de leerstukken werden besproken, niet eens. Bavinck heeft er dan ook op gewezen, dat de scholastieke methode, waarop destijds de dogmata werden behandeld, afwijkt van den eenvoudigen vorm, die bij Calvijn e.a. wordt aangetroffen. Of de methode van den Geneefschen Reformator „op den duur niet voldoen kon", gelijk Bavinck schrijft, staat o.i. nog niet aanstonds vast. ^)
Over zeer vele onderwerpen der dogmatiek heeft Gomarus zich uitgesproken. Wij noemen : de theologie als zoodanig ; de Heilige Schrift ; God ; de leer der Drieëenheid ; de voorbestemming en de praedestinatie ; de schepping der wereld en de engelen ; de Wet Gods ; het Evangelie ; het beeld Gods in den mensch ; de profetische typen in den Bijbel ; de dood van Christus ; de verdienste van Christus ; het gezeten zijn van Hem aan de rechterhand Gods ; de antichrist ; de paus ; het zaligmakend geloof ; de gerechtigheid en de rechtvaardigmaking ; de opstanding der dooden ; de Kerk en de Sacramenten.
Het gezag van de Heilige Schrift, die haar eigen uitlegster is, heeft Gomarus gesteld tegenover de pogingen van hen, die dit op eenigerlei wijze wilden aanranden. Voor het mysterie, dat in de Drieëenheid tot ons komt, blijft Gomarus eerbiedig staan, en geenszins tracht hij door logischen redeneertrant haar voor het menschelijk verstand begrijpelijk te maken, van oordeel als hij was, dat het Goddelijke niet naar 's menschen beperkten maatstaf kan en mag worden gemeten. Ook ten opzichte van de praedestinatie neemt Gomarus eenzelfde standpunt in. Veel is er hier, dat de mensch niet begrijpen kan, maar eerbiedig en aanbiddend heeft hij te aanvaarden wat God in Zijn Woord hieromtrent heeft geopenbaard. Uit de Heilige Schrift meent Gomarus echter te onogen opmaken, dat de verkiezing in Gods raad aan schepping en val voorafgaat. Zonder aanmerking van haar werken is Gods Kerk van eeuwigheid verordineerd, om Zijn lof te verkondigen. Hierin is Gomarus Supralapsariër van den eersten rang. Hij beweerde dan ook, dat het in den strijd over de praedestinatie niet ging over het leerstuk op zichzelf, want in dit opzicht waren alle Gereformeerden unaniem dezelfde meening toegedaan, maar over de volgorde van Gods besluiten. Men weet, dat de Infralapsariërs het besluit van schepping en val aan dat der verkiezing en verwerping laten voorafgaan ; bij de Supralapsariërs daarentegen is het omgekeerd. ^)
Bij zijn uiteenzetting van de opstanding der dooden geeft Gomarus er blijk van, geen aanhanger te zijn van het Chiliasme. Ook gelooft hij niet, dat alle ongedoopte kinderen zullen opstaan tot de opstanding der verdoemenis, zooals Rome leert. Dat Gomarus bij de behandeling van de Kerk de opvattingen van Rome heeft bestreden, laat zich licht verstaan. De Roomsche Kerk werd door hem een tweekoppig monster genoemd, omdat de paus haar hoofd is ; ook kwalificeerde hij haar als de synagoge des Satans.
Uit de omvangrijke dogmatische stof haalden wij enkele puntjes naar voren om te laten zien, dat Gomarus' theologische beschouwingen nog alleszins de moeite waard zijn, er nota van te nemen, vooral, omdat zij gedragen worden door een echt Gereformeerd fundament. Wat echter niet zeggen wil, dat Gomarus in geen enkel opzicht zou hebben gedwaald. Maar wie heeft dat niet ? Zoo was Gomarus er niet zeker van — om een voorbeeld te noemen — dat de eerste dag der week door de apostelen voor den dienst van God is ingesteld, al wil hij hem als zoodanig op grond van den algemeenen zin van het vierde gebod niet prijsgeven. Voorts is hij van meening, dat Judas niet aan het Avondmaal heeft aangezeten. En er zou méér te noemen zijn, waarin Gomarus van velen zijner collega's afweek. Toch zal niemand er aan denken, hem niet te rekenen onder het getal dergenen, die de Gereformeerde beginselen op waardige en principieele wijze hebben verdedigd. Ook in Gomarus' dwalingen wordt Voetius' woord bevestigd, als hij zegt, dat er in menschelijke zaken niets volmaakt is !
Thans nog een enkele opmerking over Gomarus' exegetischen arbeid, waarin hij zich allereerst dogmaticus heeft getoond. Over het algemeen beweegt hij zich op het terrein van het Nieuwe Testament. Uit het Oude Testament heeft hij alleen hét boek Obadja in zijn geheel behandeld. IJdele speculaties bij de exegese worden door hem streng afgewezen. Profaan spel is in deze heilige zaak niet geoorloofd ! Vele opvattingen van anderen worden door Gomarus bestreden. Zoowel personen als leerstelsels moeten het ontgelden. Socinus b.v. noemt hij iemand, die door klaarblijkelijke valschheid en verdorvenheid den zin aan het apostolisch woord heeft ontroofd, een bewijs, dat de waarheid bij hem het onderspit heeft gedolven, en voorts een kenmerk van een slecht geweten in een man van zoo groote kennis.
Twee zeer voorname factoren bij de exegetische methode van Gomarus zijn z'n bescheiden voorzichtigheid en ernstig overwegen. Zweren bij eigen opvatting doet hij niet. Gaarne geeft hij zijn meening voor beter, terwijl hij evenzeer zich de vrijheid veroorlooft van een ander van meening te verschillen, wanneer de noodzakelijkheid hem daartoe dwingt. Voor moeilijkheden gaat hij niet uit den weg, omdat hij van absolute tegenstrijdigheden in den Bijbel niet weten wil. Bij dit alles kwam zijn grondige kennis der oude talen hem zeer te stade. Zijn belezenheid was groot. Het zou de moeite waard zijn, een bloemlezing samen te stellen, over wat Gomarus over vele Schriftuurplaatsen heeft opgemerkt, maar in het kader dezer artikelen is zulks helaas niet mogelijk. Allerlei practische, nog actueele kwesties, zouden daarbij aan de orde komen. Zoo wilde Gomarus b.v. van vrouwelijke predikanten niets weten ! Bestudeering van Gomarus' uitlegkundig werk „leidt tot waardeering van zijn principieele en practische, bescheiden en ernstige, zelfstandige en wetenschappelijke exegese". Het staat vast, dat zijn toewijding voor de Kerk van zijn dagen veel heeft beteekend. En nóg kan zijn arbeid rijke vruchten afwerpen, wanneer wij de moeite willen nemen, hem te bestudeeren. Ook voor het kennen van Gomarus geldt de spreuk : „Sine labore nihil", d. i. „Zonder werken niets !"
¹) Dr. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, 4de druk, Ie deel. Kampen 192i8, bladz. 154 vv.
2) Gomarus zeide, dat het niet ging „de ipsa Praedestinationis doctrina, sed de ordine, de quo semper varia fuit et libera in ecclesia
Dei sententia".
Literatuur. G. P. van Itterzon, Franciscus Gomarus, 's-Gravenhage 1929. (Een monumentaal werk van 467 blz. !)
P. R. E., Bnd. VI, Leipzig 1899, in voce Gomarus. (Zeer beknopt artikel).
F. S. Knipscheer, Franciscus Gomarus, in: Nieuw Nederl. Biografisch Woordenboek, 7e deel. Leiden 1927, kol. 483—486.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1938
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's