De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

WAT CALVIJN ONS LEERT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT CALVIJN ONS LEERT

10 minuten leestijd

Zittende ter Rechterhand des Vaders.
Calvijn stelt een vergelijking met aardsche vorsten, die hun kanselier hebben, ' aan wien de regeering bevolen is. Op zulk een wijze is Christus als het ware gehuldigd tot de heerschappij van Hemel en Aarde en openbaar in het bezit van de bediening, die Hem is toebetrouwd, getreden. Hij blijft daarin, totdat Hij wederkomt om te oordeelen.
De Vader heeft Hem aan Zijn rechterhand gezet in den Hemel, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, en heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen, enz. (Ef. 1 : 20. Phil. 2:9).
Met dit alles is niet de gelukzaligheid van Christus bedoeld, maar wel zeer kennelijk Zijn. heerschappij over alle dingen, opdat alle schepselen Zijn majesteit vereeren, door Hem geregeerd worden, op Zijn welbehagen acht nemen en Zijn macht onderdanig zijn.
De vruchten van het geloof zijn menigerlei.
De Heere heeft door Zijn hemelvaart den toegang ontsloten tot het hemelsch koninkrijk, welke door Adam was toegesloten. Hij is in ons vleesch als van onzentwege daarheen ingegaan. Daaruit volgt, dat wij in Hem al eenigszins gezeten zijn in den hemel, als dezulken, die niet verwachten door een hope alleen, maar in ons Hoofd feitelijk hèt Zijne bezitten.
Hij is tot groot voordeel aan de Rechterhand des Vaders gezeten. Hij is ingegaan in het Heilige, dat niet met handen gemaakt is en staat voor het aangezicht des Vaders als een voortdurende Advocaat en Voorbidder.
Hij wendt de oogen des Vaders op Zijne gerechtigheid, zoodat zij van onze zonden zijn afgekeerd. Hij verzoent ons het hart des Vaders alzoo, dat Hij door Zijne voorbidding een toegang bereidt tot Zijn troon. Hem makende vol van genade en goedertierenheid, terwijl Hij anders voor de ellendige zondaren vol van verschrikking zou geweest zijn.
Het geloof grijpt Zijn mogendheid aan, Waarin onze sterkte, kracht, rijkdom en roem tegen de helsche machten gelegen is. Ten hemel opklimmende, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, de vijanden beroofd en Zijn volk verrijkt.
Hij maakt hen dagelijks rijker door geestelijke rijkdommen.
Hij is gezeten op de hoogste plaats, opdat Hij vandaar Zijn kracht tot ons zou uitstorten, ons zou levend maken tot hel geestelijke leven en heiligen door Zijn Geest, Zijn Kerk versieren met verscheidenheid van gaven, haar veilig bewaren in Zijn bescherming tegen allerlei schade, de vijanden van. Zijn kruis en onze zaligheid bedwingen door de sterkte van Zijn hand. Hij zal de macht in hemel en op aarde behouden, totdat Hij al Zijn vijanden, die ook onze vijanden zijn, terneder geveld, en de opbouwing Zijner kerk zal voltooid hebben.
Dat is Zijn macht, totdat Hij komt om te oordeelen de levenden en de dooden, hetwelk Zijn laatste werk zal zijn.
Christus geeft den Zijnen klare bewijzen Zijner kracht, hoewel Zijn rijk op aarde onder de nederigheid des vleesches bedekt is. Daarom wordt het geloof gewezen op de zichtbare tegenwoordigheid in den jongsten dag.

De Wederkomst.
Christus zal in een zichtbare gestalte wederkomen, gelijk Hij gezien werd toen Hij opvoer.
Hij zal allen menschen verschijnen in de onuitsprekelijke Majesteit van Zijn Koninkrijk, met den glans der onsterfelijkheid, met de onmetelijke macht Zijner Godheid en in het gezelschap der engelen.
Daarom wordt ons bevolen, dat wij Hem vandaar zullen verwachten als onzen Verlosser op dien dag, waarop Hij de schapen van de bokken en de uitverkorenen van de verworpenen zal afzonderen.
Niemand onder de levenden en de dooden zal Zijn oordeel ontvlieden.
De bazuin zal tot in de uiterste hoeken der aarde gehoord worden. Alle menschen zullen voor Zijn vierschaar worden getrokken, zoowel degenen, die dan leven als die gestorven zijn.
Het is daarmede niet in strijd, als de Apostel zegt, dat het allen menschen gezet is te sterven.
Calvijn komt hier tegen op, in verband met de levenden ten tijde van Christus' wederkomst.
Het is wel zoo, dat degenen, die nog overig zijn in dit sterfelijk leven, niet den gewonen dood sterven.
Zij zullen echter veranderd worden, d.i. het sterfelijk lichaam zal in één punt des tijds te niet worden, de gansche natuur veranderd in een nieuwe.
Dit komt in ieder geval toch neer op een verderving van het vleesch en niemand zal ontkennen, dat dit ook een dood is.
Zoo zullen toch de levenden en de dooden ten oordeel worden gedaagd.
De dooden, die in Christus ontslapen zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen degenen, die levend overgebleven zijn, met hen worden opgenomen, den Heere tegemoet in de lucht. (1 Thess. 4 vs. 16, 17; Hand. 10 vs. 42 ; 2 Tim. 4 vs. 1).

Calvijn wijst op de vertroosting, welke in de wederkomst is gelegen.
Christus toch heeft ons geordineerd tot medegenooten Zijner eere in het oordeelen. Zoo is het er verre af, dat Hij op Zijn rechterstoel zou gaan zitten tot onze verdoemenis. Hoe zou toch, vraagt Calvijn, die goedertieren Koning Zijn volk kunnen verderven? Hoe zou het Hoofd Zijn lidmaten verstrooien ? Hoe zou de Voorspraak veroordeelen degenen, die Hij aangenomen heeft te beschermen ?
Zoo zullen wij voor geen andere vierschaar gedaagd worden dan voor de vierschaar van den Verlosser, van welken wij de zaligheid verwachten, gelijk Hij door het Evangelie de eeuwige zaligheid belooft.
De Vader heeft Hem het oordeel opgedragen, opdat Hij de consciëntie Zijner kinderen ten beste zou verzorgen. (Rom. 8 VS. 33, 34; Joh. 5 vs. 22).

Tot dusver heeft Calvijn de Apostolische Geloofs-belijdenis gevolgd, omdat die kort en goed alle dingen opsomt, die opmerking verdienen omtrent de voornaamste stukken der verlossing.
Hij noemt die belijdenis (de Twaalf artikelen) de Apostolische, d.i. van de apostelen, doch maakt zich geen moeite over de vraag, of deze belijdenis inderdaad door de apostelen of door een ander is opgesteld.
De oude schrijvers accordeeren in de meening, dat deze artikelen van de apostelen afkomstig zijn, of althans overeenkomstig hun leer werden opgesteld en daarom dezen titel verkregen.
Calvijn spreekt intusschen als zijn meening uit, dat hij er niet aan twijfelt, of deze artikelen hebben van den oorsprong der kerk af, dus uit den tijd der apostelen, aanhang gehad als openbare belijdenis, waarin men eenstemmig overeenkwam, hoewel niet bekend is, van wien deze artikelen afkomstig zijn. Hij acht het ook niet waarschijnlijk, dat zij van één man afkomstig zijn, omdat zij van ouds in hooge eere hebben gestaan.
Het geloof wordt daarin kort en bondig als in een hoofdsom begrepen en overeenkomstig de Heilige Schrift en met haar getuigenis verzegeld.
Het maakt dan ook niet uit, door wien deze belijdenis is samengesteld, wijl men
van de waarheid des Heiligen Geestes ver­zekerd is.

Het is wederom gebleken, dat de gansche hoofdsom en alle deelen onzer zaligheid in Christus begrepen zijn. Daarom mag men ook niet het geringste op iemand anders overdragen. De Naam zelfs van Jezus zegt, dat de zaligheid bij Hem is. Alle gaven des Geestes vinden wij in Hem.
Calvijn komt tot een schoone opsomming der gaven. Zoekt men sterkte, die is in Zijn heerschappij, zoekt men reinheid, die is in Zijn ontvangenis, goedertierenheid, die is in Zijn geboorte, waardoor Hij ons in alles is gelijk geworden, opdat Hij zou leeren medelijden te hebben.
Wil men verlossing, gij vindt die in Zijn lijden, vrijspraak, zij is in Zijn veroordeeling, kwijtschelding van den vloek, zij is in Zijn kruis, genoegdoening, zij is in Zijn offerande.
Wilt gij reinigmaking gij vindt ze in Zijn bloed, verzoening. Hij is nedergedaald ter helle, dooding des vleesches, ga tot Zijn graf, nieuwigheid des levens, zie op Zijn opstanding, onsterfelijkheid, zie eveneens op Zijn verrijzenis. Wilt gij de erfenis van het eeuwig Koninkrijk, zij wordt gevonden in Zijn hemelvaart, bescherming, rust. overvloed van goederen dit alles is in Zijn Rijk, of een geruste verwachting Zijns oordeels, zij is in de macht, die Hem is gegeven.
In Hem zijn alle schatten en allerlei goederen verborgen, zoodat zij alleen bij Hem en nergens anders kunnen gevonden worden.

Christus heeft de genade Gods en de zaligheid verdiend.
Christus' verdiensten! Dat is een woord, dat aanstoot verwekt soms ook bij hen, die bekennen, dat wij door Christus de zaligheid bekomen.
Zij willen van het woord verdiensten niet weten, omdat zij meenen, dat de genade Gods daardoor verkleind wordt.
Christus zou alleen een instrument en niet de Werkmeester en Vorst des levens zijn geweest. (Hand. 3 vs. 15).
Weliswaar, zegt Calvijn, kan in geen mensch eenige waardigheid worden gevonden, waardoor hij iets bij God zou kunnen verdienen. En als men Christus op zich zelf zou zetten tegen Gods gericht en oordeel, zou er van verdiensten geen sprake kunnen zijn.
Om deze zaak in het rechte licht te plaatsen, haalt Calvijn een woord van Augustinus aan, die schrijft: De mensch Jezus Christus, de Zaligmaker zelf, is een klaar en duidelijk bewijs van de voorverordineering en genade Gods. Immers de menschelijke natuur in Hem heeft een groote waardigheid. Die waardigheid heeft zij noch door geloof, noch door werken verdiend. Waarmede toch zou die mensch verdiend hebben, dat hij door het Woord, dat met den Vader van gelijke eeuwigheid is, zou aangenomen worden in eenigheid des Persoons en de Eeniggeboren Zoon Gods zou zijn ?
Dat kan men niet aanwijzen. Zoo is dus de fontein der genade in ons Hoofd, Jezus Christus, vanwaar zij zich over een ieder Zijner leden verspreidt. Door die genade wordt een iegelijk van het begin zijns geloofs een Christen, door welke ook de mensch in den Middelaar, onzen Zaligmaker, van Zijn begin aan een Christus geworden is.
De Middelaar zelf is een exempel van Gods praedestinatie.
God heeft Hem naar Zijn voorafgaanden wil uit het zaad van David tot een rechtvaardig mensch gemaakt, zoodat Hij nimmer onrechtvaardig zou zijn. Diezelfde God maakt ook nu onrechtvaardigen rechtvaardig, t. w. diegenen, die lidmaten zijn van het Hoofd.

Wanneer dus van verdiensten van Christus gesproken wordt, stellen wij den oorsprong daarvan niet in Hem, maar in Gods verordineering als de eerste en hoogste oorzaak. Hij heeft uit louter welbehagen den Middelaar gesteld.
Daarom zet men ten onrechte de verdiensten van Christus tegenover Gods barmhartigheid.
De rechtvaardigmaking des menschen is een genadig werk uit Gods barmhartigheid, doch niet minder uit de verdiensten van Christus, die onder de barmhartigheid Gods plaats hebben.
Doch tegenover onze eigen werken moet men zoowel Gods genade als de gehoorzaamheid van Christus stellen en zoowel het een als het ander in zijn orde.
Christus heeft niets kunnen verdienen dan uit het welbehagen Gods, omdat Hij daartoe was geordineerd, dat Hij Zijn offerande zou brengen om Gods toorn te stillen en door Zijn gehoorzaamheid onze overtredingen uit te wisschen.
Gods liefde heeft de eerste plaats : Alzoo Hef heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (Joh. 3 VS. 16).
Het geloof volgt in de tweede plaats, als de tweede of nadere oorzaak.
Maar, zal iemand zeggen, dan is Christus slechts de formeele oorzaak onzer zaligheid. Wie dat zegt, verkleint de kracht van Christus.
Als wij door het geloof, hetwelk op Hem berust, gerechtigheid verkrijgen, moet de materie onzer zaligheid in Hem worden gezocht.
Niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. (1 Joh. 4 vs. 10).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

WAT CALVIJN ONS LEERT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's