Over Boeken en Schrijvers.
De levensgang en hel levenswerk van Anne de Vries
De heer P. J. Risseeuw schrijft in Het Zondagsblad van De Rotterdammer een en ander over den levensgang van Anne de Vries, den schrijver van Bartje, bij gelegenheid van de verschijning van Hilde, het nieuwe boek van Anne de Vries.
In 1931 schreef A. Nassau in het Achtste Kerstboek van Callenbach een novelle, getiteld : De voetstapjes. Niemand wist, dat dit een schuilnaam was van den toen totaal onbekenden Anne de Vries. Hoe de schrijver aan dien pseudoniem kwam ? In een interview in de Prov. Drentsche Asser Courant van 9 Oct. 1935 worden we dat gewaar. Daar lezen we :
„Ik ben in 1904 te Assen geboren, zoo vertelde hij. Mijn geheele jeugd heb ik doorgebracht in het oude, zwarte huis naast „Huize Nassau". (Hier vindt men de oorsprong van het pseudoniem van 1931. P.J.R.) Het was daar een prachtige, romantische omgeving voor een jongen. Ik denk aan de oude grachten, aan Schrage's boschje en het Witterveld, waar ik met den heer Schrage op jacht ging en aan de appelhof van „De Burcht".
In mijn eerste schooljaren leek niets er op, dat ik nog eens onderwijzer zou worden. Ik ben timmermansknechtje geweest ; ik heb bij de boeren gewerkt ; een heele winter heb ik met een paar arbeiders boomen gekapt en ten slotte was ik een tijdlang letterzettersmaatje op de drukkerij aan de Torenlaan.
Met groote dankbaarheid denk ik bij dit alles aan den man, die aanleiding werd, dat mijn leven een andere richting nam. De heer G. Leeuwerken, destijds hoofd der school te Kloosterveen, was van meening, dat mij een betere bestemming diende te zijn beschoren. Hij gaf mij de raad te gaan studeeren. Ik deed na twee dagen voorbereiding, toelatingsexamen voor de Rijksdagnormaalschool aan de Brink en slaagde wonder boven wonder. Maar 't was toen een andere tijd dan nu. De eischen zullen wel niet zwaar geweest zijn. Na vier jaar had ik mijn acte èn een betrekking, drie dagen na mijn examen. Er was toen nog gebrek aan onderwijzers. Drie jaar te Exloërmond, daarna te Zeist en te Ermelo op de Veluwe en tenslotte weer in Zeist aan het Blindeninstituut „Bartimeüs".
Op de desbetreffende vraag, hoe hij tot het schrijven was gekomen, antwoordde hij: Door de uitnoodiging van de Drentsche Crt. om een Kerstverhaal te schrijven, nadat hij zoo nu en dan reeds medewerking had verleend voor korte berichten, teneinde zijn kwartje zakgeld wat op te voeren.
Later volgden toen kinderboekjes voor de school (1930).
En, zooals aan het begin van dit artikel vermeld, in 1931 een voorzichtige poging om ook voor volwassenen te schrijven, zij 't dan, dat ook in dit verhaal De Voetstapjes, het kind hem inspireerde".
In : „De Voetstapjes" vindt men de prototypen terug van zijn latere romanfiguren. Want het gaat daar over het jongetje, dat luistert naar den naam van Jaapje, een klein kereltje, dat in zijn ietwat vleiend Drentsch dialoogje met zijn vader als twee druppels water op het latere Bartje gelijkt. Ook het stroopersmotief had reeds de liefde van dezen auteur vóór hij Hilde schreef. In zijn eerste werk ligt zijn latere arbeid kant en klaar. On-ontgonnen. Hierin lijkt hij op Antoon Coolen, die over de Peel schreef en bleef schrijven. Anne de Vries beidde zijn tijd, en dat is zijn geluk geweest ; hij heeft zich als jong auteur niet overhaast ; hij heeft een behoorlijke oef en tijd genomen en dat is in zijn voordeel geweest.
Hoe het in 1935 met Bartje is gegaan, weet iedere boekenvriend. Er verschenen niet minder dan acht vertalingen van en in ons land werden er 65.000 exemplaren van gedrukt. Toen het interview plaats had (9 October 1935) was er reeds sprake van een zoo goed als gereed zijnd vervolg op Bartje, dat tot titel zou hebben : Op zoek naar het geluk. Bovendien van een „Roman van een Baby". Van dit laatste is een gedeelte verschenen in het tijdschrift Moeder. Men heeft wel eens gezegd, dat de schrijver van Bartje in het Baby-verhaal niet op z'n best is. Het vervolg op Bartje is zeker blijven liggen tot de tijd en het boek rijp zal zijn.
Dat de schrijver die, sinds het succes van Bartje, zich geheel aan de literatuur geeft, in de jaren tot de verschijning van Hilde niet stil heeft gezeten, moge blijken uit de vele geschriften van zijn hand, of onder zijn redactie, in deze jaren verschenen. Tot de voornaamste kunnen hiertoe, behalve kinderboekjes, worden gerekend de bij Kok verschenen werken : Nederlandsche Volkskarakters en Bijbelsche Vertellingen, waarvan het Oude Testament is verschenen.
En nu : een nieuwe Drentsche roman, niet over een kind, doch over een jonge vrouw, Hilde. Laten wij direct mogen constateeren, dat de schrijver van Bartje zich in dit boek ten volle heeft gehandhaafd. Wanneer Anne de Vries over zijn geboorteland schrijft, is hij op zijn best. Ook in zijn humor ! Hij heeft dan alles mee : zijn sappige volksche verteltrant, het aardig klinkende dialect en natuurlijk ook het boeiende gegeven, waartoe de Drentsche folklore hem als 't ware dwong. Voor wie het boek nog niet heeft gelezen, zij gemeld, dat het in dit verhaal gaat om een boerenmeisje, Hilde, dat omgang heeft met een rijken boerenzoon. Wanneer deze omgang gevolgen heeft, weigert de jongen haar te trouwen, met het gevolg, dat het geheele dorp zich tegen deze trouweloosheid verzet. Volgt dan een veemgericht, met de verrassende afloop, dat Hilde den jongen wegstuurt en met een armen strooper trouwt.
Dit huwelijk dreigt dan versomberd te worden door kinderloosheid. Wanneer zich na eenige jaren 't eerste „eigen" kind aanmeldt, verdiept hun geluk.
De heer Risseeuw maakt tenslotte eenige opmerkingen, die we hier slechts aanstippen. (Mevr. Kuyper—Van Oordt schreef een zeer uitvoerige gunstige beoordeeling van Hilde in „De Heraut").
Is er voor Anne de Vries nog een andere kant aan het Drentsche leven dan de lange jammer van Tranendal ? In de weergave van de, primitieve hartstochten der armoe-levens in Drenthe is de schrijver goed op dreef. In Hilde's Moeder — de kijfachtige Femmechen — heeft hij ongetwijfeld de sterkste figuur gegeven. Had hij het volksgericht niet zoo minutieus beschreven, zoo zou zijn taak — waarom schrijft ook de heer Risseeuw dat leelijke Duitsche woord „opgave" in plaats van taak ? — aanmerkelijk zwaarder geweest zijn ; nu wordt de grootste helft van het boek daardoor gevuld. De eigenlijke kern van het boek : Hilde's huwelijk met Mans, den strooper, is te weinig „uitgediept". Per slot van rekening zou de uitvoerige weergave van het volksgericht de helft van de gegeven ruimte zonder schade hebben kunnen inboeten, waar door het accent zou zijn verlegd naar Hilde's huwelijksmoeilijkheden. En zonder een auteur (en de lezers) een „goed slot" te misgunnen, rijst toch de vraag : heeft de auteur het zich met dat slot niet wat gemakkelijk gemaakt ?
„Tenslotte" — aldus de heer Risseeuw — „nog een opmerking over het realisme in dit boek. Wij hebben vroeger al eens gewezen op 't feit, dat de jongere christelijke auteurs niet opzij gaan voor het leven en de dingen bij de naam durven noemen. Tegen een gezond realisme kunnen wij geen bezwaar maken, als er geen sprake van is, dat de auteur behagen schept in het uitbeelden der zonde.
Maar dan ligt het voor de hand, dat er boe-' ken verschijnen, welke men niet laat slingeren in de huiskamer. Van een auteur, die voor volwassen menschen schrijft, verlangen dat zijn boeken tegelijkertijd kinderlectuur zijn, is dwaas. Laat men zijn verstand gebruiken.
Dat de eene auteur verder gaat dan de andere, is bekend".
Wij zeggen : voorzichtigheid ook hier, ja, vooral hier, is gebiedende eisch. En nooit mag het realisme van de zonde gaan om toch vooral realist te zijn.
Wat Anne de Vries ook zeker niet doet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 mei 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's