De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd

En nu, wat verwacht ik, o Heere! mijn hoop die is op U. Psalni 39 vers 8.

Nieuwjaar.

Luther zegt ergens : in de Psalmen zien we de mannen Gods in het hart. Dat geldt zeker van dezen 39sten Psalm. David spreekt daarin zijn meest innerlijke gedachten uit. Ze zijn niet van de vroolijksten. Hij ergert zich aan alles en nog wat. Als hij de voorspoed der goddeloozen ziet en eigen tegenspoed; ook als hij het leege en ijdele ziet van het heele menschelijke bestaan. Sommigen kunnen zich in het zwoegen en slaven voor de dingen van het aardsche leven verliezen; ze kunnen er zelfs een zekere bevrediging in vinden.David heeft de schijn van dit alles doorzien. Ze woelen, jachten, slaven en, waarvoor, waarvoor ? Niets er van kan men werkelijk houden, alles moet men ook wie weet hoe spoedig achter laten, zonder soms zelfs te weten wie er iets aan hebben zal.

David is ook zich zelf tegen gevallen; dat is nog iets pijnlijker! Hij moet zich bekennen dat hij het geluk niet heeft kunnen vinden en niet de vrede. Hij heeft bij zich bemerkt een boos hart, dat het kwade denkt, altijd op zijn meerdere ziet, zelfs God zou willen aantasten in Zijn eer. Wel heeft David de strijd gestreden; hij heeft zijn tanden op elkaar geklemd om niet openlijk tegen God te protesteeren; de woorden van verzet bleven onuitgesproken, maar zijn hart bleef het zelfde hart; brandend heet van onwil en boosheid en wrevel. Wat moet dat worden ? Is aan David nu niets meer overgebleven, weet hij met zich zelf en het zijne in het geheel geen weg ?

Er zijn er zeker ook tegenwoordig weer velen, die van het leven niets meer hopen. Menschen, die door de nood des levens zijn kapot geslagen. Menschen, bij wie alles stuk is, ook innerlijk. Ze geven de strijd op ; maken een eind aan hun leven of laten zich weerloos en hulpeloos meevoeren met de stroom. Zoo wordt er zeker ook juist op een dag als deze nieuwjaarsdag van 1940 de wanhopige vraag gedaan : wat verwacht ik nog van het leven; wat is er voor mij nog te hopen ?

O zeker, er zullen er ook zijn die zich juist nu weder met een zekere gretigheid werpen op het nieuwe dat komt, met een ware hartstocht aangrijpende het nieuw lijkende werk, de weer frisch schijnende genoegens van dit nieuwe jaar. Zoo willen ze ontkomen aan iedere diepere vraag naar de zin van het leven en naar de zekerheid en kracht, die hen staande zal moeten houden. Er zullen er zijn, aan wie het misschien ook zelfs nu nog, gelukt als in een roes voort te gaan. Die zullen op een vreeselijke wijze ontwaken als ze, wie weet hoe spoedig in dit nieuwe jaar, en hoezeer te laat, staan komen voor de bittere ernst van het léven en voor de geweldige realiteit van den Levenden God.

Velen van ons kunnen nu haast wel niet anders dan zich rekenschap geven en.... in wanhoop twijfelmoedig vragen. Reeds lang was ons alle innerlijke steun en vastheid ontvallen, reeds lang ontbrak ons zonder dat we zelf misschien merkten hoezeer, alle werkelijke kracht en moed. En nu, nu de nood opeens van alle kanten komt opzetten; nu, nu de doodsschaduw opeens slaat over ons leven; nu, nu de raadselen zich op eenmaal op een ondragelijke wijze vermenigvuldigen, nu blijft er van hetgeen we aanzagen voor levenszekerheid en levensvrede niets, maar dan ook niets meer over. Heeft David ook op die wijze gevraagd en geklaagd in de nood van zijn leven ? Er is toch nog groot verschil, meen ik. Dit is het groote verschil: de klacht van David heeft een adres. Hoeveel David is kwijt geraakt, hem is gebleven iets van de wetenschap dat hij een God heeft, tot wien hij zich richten kan en moet en mag. Zoo geeft hij zijn angstig vragen richting, richting naar boven, richting naar God. Voor Hem brengt hij de klacht van zijn bang gemoed. Wat verwacht ik, o Heere ! Is dit niet onze ergste nood, dat we roepen moeten, schreeuwen van angst en weedom, en we weten niet tot Wien ? Is dit niet onze ergste nood, dat we rondtasten naar hulp en kracht en moed en geduld en.... we weten niet wat we vastgrijpen moeten ? Zouden we niet uit deze Psalm willen leeren onze klachten een richting te geven : de richting naar boven. Zouden we niet uit deze Psalm moeten leeren, dat we al onze vragen aan een iemand kunnen stellen : God. Neen, lezers, we moeten niet zoozeer ons zelf of wie dan ook, vragen : wat is er te hopen ? wat is er te verwachten ? We behoeven onze klachten niet te roepen in een ijle, leege ruimte. We kunnen, we moeten, we mogen aan God stellen de vragen van ons hart, ook die bange, wanhopige, bittere vragen. Wat verwacht ik o Heere! O God in den Hemel, wat moet ik aan met dit nieuwe jaar, wat moet ik aan met de oude zorgen en de nieuwe ! O God, wat moet ik aan met het oude ongeloof en het nieuwe ! Wat moet ik aan met de oude verzoekingen ten kwade en de nieuwe! Als David zich zoo met zijn klachten tot God richt en God richt zich tot hem. Als David de bange vragen van zijn hart voor Gods aangezicht brengt, en Gods vriendelijk aangezicht ziet op hem neder, dan weet hij het weer opeens : mijn hoop? mijn hoop, o God, die is op U ! Wanneer ook wij, ons iets van het Evangelie van Jezus Christus herinnerend, met onze klachten en vragen wenden tot God, en God wendt zich in dezen Zijn' geliefden Zoon tot ons, dan weten ook wij het weer: onze hoop, neen, die kan niet hierop zijn en daarop, onze hoop die kan juist in alle nood en dood zijn op God.

Het is pas Kerstfeest geweest: de verkondiging van God, die zelf in deze zondeduistere wereld is afgedaald, God, die het rijk des boozen is binnengetreden, dat was het ééne dat nog helpen kon, om het te bestrijden en te overwinnen. O, neen, we kunnen niet een luchthartig optimist zijn, nu aan het begin van het jaar 1940 niet, in verband met allerlei dat er is en nog veel meer dat ons wacht. Juist ook ten aanzien van het evangelie, dat evangelie is van de kribbe en het kruis, kan dat niet. Onze hoop, al onze hoop op iets dat van ons zelf is of dat van rondom is, wordt juist daardoor den bodem ingeslagen. Als God zelf moet komen, als Hij moet komen in de kribbe en aan het kruis, dan staat het stellig met onze zaak wel hopeloos ; dit evangelie is het oordeel over alle eigenmachtigheid, alle zelfheerlijkheid en alle waan van kracht en vrede in of uit ons. Met des te meer kracht wordt onze hoop door ditzelfde evangelie gevestigd op God en Zijn genade, op Hem zelf, in Christus Jezus, .een God: Redder van menschenzielen. Zoo zijn we ook niet zonder meer pessimistisch, zelfs niet in dit nieuwjaar 1940. Als we den God van het evangelie weder herkennen doordat Hij in dit gewaad ons opnieuw verschijnt en we zeggen het met David, zeer ootmoedig, ook blijmoedig vertrouwend : mijn hoop, die is op U, dan komt weer in ons hart iets van de ootmoedige moed van het geloof. Het geloof, dat de werkelijkheid ziet; werkelijkheid van nood en ramp ; de werkelijkheid van zonde en oordeel niet het minst; het geloof, dat ook de werkelijkheid van alle werkelijkheden ziet: God, de God van het evangelie van Jezus Christus ; God, heilig en barmhartig tezamen ; God, machtig en genadig in eenen.

Dit wensch ik U als een goed nieuwjaar toe, mijn lezers : dat er door alles wat er gebeurt en ondanks alles wat er gebeurt, één verwachting in U overblijve : die van het geloof, dat hoopt op den Heere God. Deze verwachting op God wordt alleen beschaamd hierdoor, dat God redt en helpt en heiligt boven verwachting en meer dan wij iri ons ongeloof en kleingeloof op Hem kunnen hopen. Wie weet, hoe spoedig wij dit noodig zullen hebben, U en ik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's