Servet in Calvijn's brieven
In meerdere zijner brieven heeft Calvijn over Servet geschreven. Wanneer we „Calvijn in het licht zijner brieven" van W. de Zwart opslaan, worden we goed ingelicht. We vinden daarin ook veel van wat Dr van Itterzon in zijn antwoord heeft aangehaald. Nu heeft niet Calvijn alléén zich kras over dezen Servet uitgelaten. In zijn brief aan Simon Sultzer te Basel deelt hij mede, dat de heer Bucer, de trouwe dienaar van Christus, die overigens zachtzinnig van aard was, vanaf den kansel gezegd heeft, dat Servet verdiende, dat hem de ingewanden uit het lijf gerukt werden. Wanneer iemand, die „overigens zachtzinnig" is, zooiets schrijft, dan zegt dat toch wel iets. Ook al drukte men zich in dien tijd niet zoo zachtzinnig uit. Men moet, volgens Calvijn, drie dingen bij Servet in acht nemen.
„Ten eerste, met welke wonderlijke dwalingen hij de religie totaal verdorven heeft; met welk verfoeilijk gespot hij getracht heeft, alle vroomheid uit te roeien; met welke afschuwelijke waanzinnigheden hij het Christendom vermengd heeft, en hoe hij alle grondstellingen van ons geloof omverwerpen wil. Ten tweede, hoe hardnekkig hij zich gedraagt; met welk een duivelschen hoogmoed hij alle waarschuwingen in den wind slaat, en met welk een hopelooze hardnekkigheid hij zich hals over kop geworpen heeft op de verbreiding van zijn vergif. Ten derde, hoe hoogmoedig hij ook nu nog zijn verwenschte beweringen vasthoudt". Het behoeft dus waarlijk geen verwonderinig te wekken, dat Calvijn dezen man een geweldig gevaar achtte voor het volk, omdat hij de ware dienst des Heeren bestreed en zijn aanvallen richtte op de hartader, n.l. de Drieëenheid. Dat brengt tevens voor alle gezag op ieder terrein gevaar mede. En hoe men dan ook de doodstraf wil zien, dat tegen zoo iemand moet opgetreden worden, is onweersprekelijk. Er is voor een gemeente, voor een volk, niets verderfelijker dan dat allerlei godevijandige leeringen onbestreden voortgang vinden en de harten vergiftigen. Dat voert onherroepelijk naar den ondergang. Dat doet al die goederen verliezen, waarvoor geleden en gestreden is, ja, waarvoor bloed is gestort.
Dat geldt nu evenzeer als in dien tijd. Calvijn wil dan ook Servet's boek : Christianismi restitutio, d.w.z. Herstel van het Christendom, zoo spoedig mogelijik vernietigen. Hij zegt hiervan, dat het te ver zou voeren „uiteen te zetten, van hoevele dwalingen, ja zelfs van hoevele wonderlijke godslasteringen 't boek wemelt". In denzelfden brief aan de predikanten te Frankfort schrijft hij, dat ze zich maar een complete verzameling goddelooze dwaasheden moeten voorstellen, samengesteld uit alle tijden. Want er bestaat geen goddeloosheid, of dit beest heeft ze als uit de hel opgeroepen. Calvijn zegt dan ook, dat het de plicht der predikanten is er voor te zorgen, dat Servet's verderfelijk vergif zich niet verder uitbreidt. Zijn boek moet worden vernietigd. „De bode zal u mededeelen, in welke opslagplaats de boeken zich bevinden, en hoevele het er zijn. De boekhandelaar zal, als ik mij niet vergis, toelaten, dat ze verbrand worden. Mocht dit echter op eenig bezwaar stuiten, dan hoop ik, dat gij zoo doortastend zult zijn, om te zorgen, dat de wereld toch van deze schadelijke verleiding gezuiverd wordt.
De manier, waarop dit kan geschieden, zal u niet moeilijk vallen. Indien de aangelegenheid aan uw oordeel wordt overgelaten, dan zal het niet noodig zijn, der overheid te verzoeken, de boeken in beslag te nemen. Ofschoon ik van uw oprechte gezindheid wel zóó overtuigd ben, dat het voldoende is, u op deze zaak opmerkzaam te maken, zoo brengt deze belangrijke aangelegenheid toch mede, dat ik u in den Naam van Christus bezweren moet, de gelegenheid niet te laten voorbijgaan, naarstig uw plicht te betrachten".
Verderfelijk vergif mag zich niet verder uitbreiden. En wat op zoo drieste wijze Gods Waarheid aantast, mag zeker verderfelijk vergif genoemd worden. Ook al zou Servet op meer bedekte wijze zijn dwalingen hebben trachten te verbreiden, dan zouden we niet minder van goddelooze dwaasheden en vergif moeten spreken. Wanneer dit alles in geschriften gepropageerd wordt, hebben wij maar niet lijdelijk toe te zien. Ook thans moeten wij elkaar in den Naam van Christus bezweren naarstig onze plicht te betrachten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's