MEDITATIE
DE HEERE REGEERT
De Heere regeert; de aarde verheuge zich; dat vele eilanden zich verblijden. Rondom Hem zijn wolken en donkerheid; gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons. Psalm 97 vers 1 en 2.
DE HEERE REGEERT
Omstandigheden, waarin de wereld verkeert, maar ook omstandigheden, waarin een mensch, een menschenziel gebracht zijn, kunnen zoo bijzonder doen stilstaan bij het bovenstaande Schriftwoord.
Aanstonds dient echter opgemerkt, dat dit woord „de Heere regeert", allerminst is neergeschreven tot een zekere algemeene geruststelling. Velen zouden deze woorden niet gebruiken, wanneer hun levensweg een voorspoedig verloop had blijven behouden. Doch nu het anders is gegaan en zij tegen overmacht zich niet opgewassen gevoelen, geven zij het maar over, zonder echter eenigen grond onder hun voeten te hebben, in een doffe berusting, „de Heere regeert", zonder ooit in hun leven met die regeermacht Gods wezenlijk rekening te hebben gehouden. Maar in dat zeggen komt toch feitelijk uit, dat zij zich verongelijkt gevoelen, dat God in Zijn handelen tyranniek is, waartegen men nu eenmaal niet strijden kan. Daar is geen naspeuren van Zijn heilige bedoehngen, nog minder, helaas, het besef of men den weg der verzoening met Hem reeds kent.
De zielsgesteldheid van den psalmist is wel heel anders geweest. De spanning van het leven, waarin Gods Heilige Geest zich openbaart, komt heerlijk uit in dezen psalm, waarachter wij lezen de worstelingen van een vragend hart, dat echter nu vat heeft gekregen op werkelijkheden, welke het in 't midden van alle ellenden, vervullen met een wetenschap, die de wereld niet kent en waardoor het houvast heeft ontvangen.
Het leven van den dichter is opgeheven uit hetgeen de oogen zien en de ooren hooren, en, gebracht in een andere orde van zaken, waarin God de Heere 't begin is en het einde, zooals dat ook uitkomt in dezen psalm, welke aanvangt met „De Heere regeert" en besluit met „Gij, rechtvaardigen, verblijdt u in den Heere en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid". Daarin ligt opgesloten, dat elke gedachte van eenige onrechtvaardigheid Gods weggevallen is, alleen maar, Gods doen is menigmaal vol raadselen, gelijk Hij: zelve zegt: „Want Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uwe wegen zijn niet Mijne wegen, spreekt de Heere. Want gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn Mijne wegen hooger dan uwe wegen, en Mijne gedachten dan ulieder gedachten". Het wordt in onzen psalm aldus uitgedrukt : „Rondom Hem zijn wolken en donkerheid".
Aangrijpende levenservaring spreekt ongetwijfeld uit deze woorden van den Psalmist. Is het de toestand der wereld geweest, waarin hij geen vaste lijn heeft kunnen ontdekken tevoren, waarvan de verwarring en verwildering hem heeft bewogen, of zijn het wegen van persoonlijke smart geweest, of de nooden der ziel, waarin geen licht kwam tot verkwikking, welke hem tot deze uitspraak gebracht hebben ? Immers, deze psalm is vrucht van Gods Heilige Geest. En waar Gods Geest werkt, daar ontvangt het farizeïsme den doodsteek, dat niets met tanderen heeft uit te staan. Daar is besef van de wereldschuld, waaraan men mede deel heeft. Wanneer Juda een tijd doormaakt van grooten nood, doordat God den regen belet neer te komen en de dauw tegenhoudt, en in dien tijd Jeremia profeteert, dan zegt deze Godsman niet, o volk van Juda, dat is uw schuld, maar dan belijdt en bidt hij : „hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o Heere ! doe het om Uws Naams wil, want onze lafkeeringen zijn menigvuldig ; wij hebben tegen U gezondigd''. Het droeve beeld zijner dagen was voor hem reden tot zelfinkeer, tot nagaan van wat hij zelf was voor het aangezicht des Heeren, en dit werd aanleiding tot ootmoedige schuldbelijdenis. Gelijk het ook omgekeerd is, wanneer een zondig mensch zijn schuldige toestand voor God zich bewust wordt. Dan ziet hij ook al wat rondom hem is met een ander oog. Dan mist hij daarin God, den Kennenswaardige, en verstaat het met diepe ontroering, dat gansch de wereld onder het oordeel ligt en voor God verdoemelijk is. Wel mag ik u vragen, mijne lezers, of deze tijd vol donkerheid, of de nood van uw gezin of persoonlijk leven u in den middellijken weg ook reeds tot deze overtuiging gebracht heeft, of ge in dat alles gezien hebt de droeve nasleep en jammer van wat eens geschied is, toen de mensch zijn Schepper verloochend en verlaten heeft, en zijn God verloren ? Eens was er om Hem géén wolken en donkerheid. Eens stond de mensch in het stralend licht van Gods heerlijkheid, onverstoord kon hij zich baden in den glans van Zijn vriendelijk aangezicht. Toen was Gods weg zijn weg. Maar, zult ge zéggen, den rechtvaardige gaat toch het licht op ? Weet de psalmist niet van Gods nederbuigende goedheid? Heeft hij niet de kennelijke bewijzen ontvangen, dat hij niet alleen stond ? Ongetwijfeld, de eerste woorden „de Heere regeert", zijn als een juichtoon uit een ontroerde ziel. De Heere is er. Hij denkt aan mij, derhalve. Hij regeert. Het wonder der genade, als God overkomt en Zich betoont een Hoorder des gebeds, als Hij Zich een pad baant door de woeste baren en breede stroomen, waarvoor een verloren mensch staat te kijken en niet weet hoe daar door te komen, door te komen door de kloof, die hem van God scheidt, door de schuld, die hem drukt, is genoeg om Zijn regeermacht te erkennen, al zou de gansche wereld deze ontkennen. Zoo verstaan we het, dat de psalmist de verste uithoeken der aarde deze overtuiging toeroept en mede zou willen nopen, deze overtuiging te deelen.
De Heere is God en niemand meer. Dat wonder der genade kan ons alleen ten deel vallen in den grooten Zaligmaker, in den Christus Gods, wanneer wij alles verloren hebben en op hebben leeren geven al ons pogen tot zelfrechtvaardiging op vrome of eigengerechtigde wijze, al onze parels kwijt geraakt zijn, om Christus in Zijn gerechtigheid te aanschouwen als de eenig verdienende oorzaak onzer zaligheid.
In Christus een vijand tot vriend. In Christus God, Dien men kwijt was, hervonden. Daarom in Christus een nieuw schepsel, en God wederom God. En toch dan staat er nog : „rondom Hem zijn wolken en donkerheid". Is dan het oude niet voorbijgegaan? Of geldt deze opmerking van den psalmist alleen voor de wereld, die hij; toespreekt, en niet meer voor hem ? Staart hij nu voortaan steeds in open hemelen, liggen alle dingen nu voor hem vlak ? Treedt er niets meer in den weg tusschen God en zijn ziel ? Geloof maar gerust, dat Gods Kerk van alle tijden geen moeite heeft met deze vragen. Zij ziet in deze woorden van den dichter — rondom Hem zijn wolken en donkerheid — voor haar een even stellige waarheid, evenzeer als zij het erkent van harte „de Heere regeert". Hoe weet zij het, gelijk de psalmist het weet, dat God Zich zoo dikwerf verborgen houdt. Zich hult in het donker gericht Zijner oordeelen, schuil gaat achter de wolken der beproeving, welke Hij zendt. Hij doet dit uit liefde en uit recht. Hij doet dit omdat Hij altijd weer beoogt Zijn zelfverheerlijking. Zooals Hij uit liefde en recht Zich omringde met wolken en donkerheid, toen Zijn Zoon tot Hem klaagde in hellesmart: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
Uit liefde en uit recht.
Dit land is de rust niet. Daarom is hier geen bestendig vredeleven, moeten wolken den levensweg omzoomen, duisternis dikwerf doen aarzelen den voet neer te zetten, doen klagen : Gods weg is zoo vreemd Het moet hier niet te goed gaan, anders zouden de banden niet losser worden en geen heimweeverlangen geboren worden om eenmaal den pelgrimsstaf neer te leggen. Dit is liefde Gods. Nooit vaart Gods Kerk zoo goed, als wanneer het onweder boven de wereld hangt. Niet, dat ze daar niet bang voor is. Zij is er bang voor. Bang voor oorlog, bang voor krankheid, bang voor smart. Maar als God baar er in brengt, dan toont Hij, dat Hij regeert, 't Is Isrels God, die krachten geeft. Van Wien het volk zijn sterkte heeft. Rondom Hem zijn wolken en donkerheid.
Dit geschiedt ook zoo vaak uit recht. Zelf staat Gods Kerk schuldig aan deze duisternis. Want o, die zwarte plek in het leven, dat onverbeterlijke hart, die bepaalde zonde, steeds gevoed door den doodsvijand. Satan, wereld en eigen hart! En dan daaruit voortvloeiend en uit het niet waken ten strijde, de overwinning wederom van die altijd aanhangende, boos held. En dan, biddeloosheid of vormelijk geprevel. En dan — wolken en donkerheid. Gods Geest bedroefd en God houdt Zich verborgen — wolken en donkerheid. Hoe treffend riep de dichteres het uit:
En moet dat nu altoos zoo blijven, Heer, Tot aan mijner dagen end? Die zwarte plek, diep in mijn hart. Die Gij, en Gij alleen kent.
Hoe kleeft mijne ziel aan het stof!
Want de Satan juicht om die zwarte plek. Waar hij vat heeft op onze ziel; En wie, die er nooit weer — hoe kort dan ook — Terug in zijn strikken viel ?
Rondom Hem zijn wolken en donkerheid. En dat is verdiend. Neen, niets is er tegen in te brengen. God is alleen rechtvaardig. Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons. Neen, wij komen er nooit. Het zal enkel genade blijven. Daarom : „de Heere regeert". Regeert om te verootmoedigen, om minder te maken, om Christus te doen wassen; Hij regeert om te louteren. Maar als Hij regeert, dan ligt het in goede handen, o volk in smart, al gaat Zijn weg door de zee en Zijn pad door diepe wateren.
En die zwarte plek — o, ze zal er zijn. Tot de Dood zegt: Makker, kom!
Maar dan delgt Gij ze uit, en met U rein, Gaan we in tot Uw Heiligdom.
Welk een voorrecht, om dan in volkomenheid te zien dat de Heere regeert, zonder dat wolken Zijn troon omringen, door een volk, dat vergeving van zonden ont vangen heeft. De raadselen van Zijn wonderlijk Godsbestel zijn dan volkomen opgelost. Dan alleen zal dat eens bewonderd worden, als hier Zijn dienst uw liefdedienst geworden is. Dat geve God, door Zijn Heiligen Geest.
ermelo
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's