„Wij Gereformeerden”
Onder deze titel schreven wij een brochure, die de strekking heeft alle gereformeerden tot eenheid op te wekken door zich te verenigen op de grondslag van het gereformeerd belijden, n.l. de belijdenis der goddelijke Schrifture.
Een jong man, enige weken - geleden te Utrecht gepromoveerd, meent, dat men, ook bij eerbiediging van des schrijvers overtuiging, de verschijning daarvan moet betreuren. Hij schrijft n.l. als man van de oecemenische beweging en deze beweging telt hier en in het buitenland de gereformeerden niet bepaald onder haar meest sympathieke bewonderaars. De gereformeerden, zijn nu eenmaal niet zo oecumenisch als de oecumenische beweging hen zou willen hebben. En één ding staat vast, indien ze zo waren, zouden zij opgehouden zijn gereformeerd te wezen.
Het begrip oecumenisch is voorlopig dogmatisch nog niet bepaald, althans niet officieel bepaald.
Maar zóveel is wel duidelijk, dat het begrip oecumenisch naar zijn bepaaldheid of onbepaaldheid van het ogenblik, met de gereformeerde gezindheid op gespannen voet leeft. Het zal wel zijn oorzaak vinden in het feit, dat de gereformeerden ook over de kerk en over de oecumene hun gereformeerde beschouwingen hebben. De gang tussen de Scylla en de Charybdis. Aan de ene kant zo ruim en aan de andere kant tegelijkertijd ook weer zo nauw. Aan de ene zijde een ruimte zo groot en machtig als de souvereine vrijmacht der genade Gods. Welk een oecumenisch veld ! Aan de andere kant: eng is de poort, die tot het leven leidt.
Men zou haast gaan vragen, of men dan mogelijk van gereformeerdroecumenisch zou moeten spreken. Het schijnt wel een beetje een tegenspraak, zooiets als Rooms-oecumenisch. Hoewel dit laatste toch niet zo heel erg tegensprakig is, omdat men Rooms zo kan verstaan, en Rome verstaat het zo, dat de Roomse kerk de Katholieke is. Herstel der oecumene betekent dan terug naar de Roomse kerk. Er zijn telkens weer oecumenische naturen, die deze weg gaan.
Van de gereformeerden kan men deze weg in het algemeen niet verwachten. Hun oecumenische denkbeelden worden anders bepaald.
Toch gaat het eigenlijk niet aan van gereformeerd-oecumenisch te spreken. Bij oecumene past geen adjectief van kerkelijke onderscheiding. Zelfs het woord Christelijk kan ternauwernood, want het gaat immers over de kerk en wel over de kerk in haar over de ganse wereld verspreide eenheid. Wie kerk zegt, zegt Christus.
De oecumene door de jonge doctor H. van der Linde voorgestaan, heeft echter schier behoefte aan een nadere bepaling. Met het gereformeerd protestantisme kan hij niet overweg. In hoeverre hij het wetenschappelijke kan waarderen, blijkt niet uit zijn stuk, en in hoeverre hij het reformatorisch Schriftgeloof verstaat om het als overtuiging te kunnen eerbiedigen, laten wij in het midden. Maar dat die overtuiging voor zijn oecumenisch standpunt een ongewenste en onaanvaardbare is, kan men uit zijn opgeblazen artikeltje „Om der waarheid en liefde wil" lezen.
Indien de oecumenische beweging dezelfde geest ademt en door hetzelfde idealisme gedragen word, die ons hieruit tegenwaaien, moet het een eigenaardig eclectisch karakter dragen, dat zich moeilijk verdraagt met het waarlijk oecumenische, een bepaald karakter met een bepaalde oecumenische tint, een oecumenische sfeer en een bepaald oecumenisch gesprek.
De oecumeen, die hier aan het woord is, heeft in die sfeer, in dat gesprek, klaarblijkelijk geen plaats voor een herenigde gereformeerde kerk, die getrouw blijft aan de grondslag der Reformatie.
En dan heeft hij nog de vrijmoedigheid om te spreken van ; een waarachtige eenheid van de kerk der Reformatie.
Dit begrip is derhalve zo zeer ontaard en vreemd aan de religie der reformatoren, dat er in die „waarachtige eenheid van de kerk der Reformatie" voor 't Schriftgeloof der reformatoren geen plaats is. Anders toch moest hij ons eenheidsstreven met vreugde begroeten, maar nu het op de grondslag van het reformatorisch geloof aandringt, nu betreurt hij het.
Wij volstaan er mede deze jeugdige opponent er op te wijzen, dat er nog aspecten aan het Schriftprobleem zijn, die alleen door het geloof kunnen worden overwonnen.
Een tweede zwakke punt in het betoog van deze jonge man is gelegen in zijn dwepen met de dialectische theologie en haar woordvoerders. Wij kunnen dat van jonge mensen hebben, als het maar niet tot een soort heiligenverering wordt.
Hij ziet in ons geschrift overal slagwoorden, opzettelijk ingezet als dodelijke wapenen en men weet zelf wel, dat het niet waar is.
Wij kunnen heus begrijpen, dat hij last van die „slagwoorden" heeft. Onderstel, dat je daar spreekt van nieuwrmodernisme en nieuw protestantisme, en dat van een theologie, welke deze man houdt „voor een vernieuwing der Reformatie, ja, die door Gods genade de kerk der Reformatie heeft opgetild en opgelicht uit een diep verval. . . . . . ."
Is het wonder, dat deze jeugdige oecumeen boos wordt, als daar mensen en zelfs ook hoogleeraren in de wereld zijn, hier en elders, die deze nieuwe theologie waarderen naar normen, waarvan hij de waarde en betekenis blijkbaar niet of nog niet heeft gezien ?
Dat is niet zo'n wonder, als je alleen maar door een bepaalde bril hebt leren kijken.
Het kan zo klaar, zo alleen overtuigend zijn, dat je als jong mens je niet kunt indenken, dat een ander het anders ziet. En dan ga je tegen die anderen zeggen : je ziet het wel, en je weet het wel, maar je wil niet.
Dat is intussen ver buiten het Christelijk fatsoen, dat zich met vrome woorden van waarheid en liefde dekken wil.
Nog mooier wordt het, als de politiek er tussen komt en de jeugdige opponent parten gaat spelen.
„De slagwoorden moeten weg". Anders kan het niet tot een gesprek komen tussen de mensen, die tot de Christelijke partijen en de Party van de Arbeid behoren. Daar komt de synthese politiek weer om de deur kijken en het betoog krijgt een begrijpelijke zin als men voor slagwoorden beginselen zegt : beginselen weg en dan het gesprek. En dat om der waarheid wil. Alsof beginselen alzo geen waarheid kunnen zijn.
Ten slotte verraadt de schrijver zijn bezorgdheid over het gesprek. Hij concludeert tot moeheid ten aanzien van het gesprek en onderstelt afval van de bereidheid om aan het kerkelijk gesprek binnen de Ned. Hervormde kerk deel te nemen. Hij spreekt zelfs van een vlucht uit de bereidheid om vanuit het strak en consequent belijden van het eigene, de nood van de ander te dragen en te jagen, vanuit dit eigen geloof, plaatsvervangend, de problemen van anderen mede te doordenken en waar mogelijk, op te lossen.
Men ziet, deze man kan de situatie alleen bekijken vanuit zijn eigen kerkbegrip en vanuit zijn eigen stelling omtrent de waarheidsvraag, waarbij, helaas, de consequentie van zijn standpunt ontgaat. Al zijn wijsheid gaat op in het ideaal van een kerkelijk „gesprek", en het is wel duidelijk, dat de gereformeerden daaraan alleen mogen deelnemen, als zij bereid zijn het kruis der niet-gereformeerden op zich te nemen, te zwijgen, waar anderen spreken, en mede te zingen in het oecumenische koor, op straffe van uitgekreten te worden door de snaakse hoogmoed, die een kenmerk schijnt te zijn van de verdedigers van deze nieuwe theologie.
Voor het overige : indien de verstrooide gereformeerden tot één gemeenschappelijk verband kwamen, zou het wel blijken, dat zij ook in onze tijd nog wat te zeggen hebben.
Voorlopig ziet het er niet naar uit, dat het gebeuren zal en het is best mogelijk, dat het „gesprek" de overhand zal nemen om aan de consequenties van zijn uitgangspunt te versterven. Wij kunnen de schrijver dan ook niet sterken in zijn verwachting van de jongeren, o.a. uit de gereformeerde kerken. Jongeren, die oecumenisch worden naar zijn smaak, zijn niet meer gereformeerd, maar volgen een vernieuwing der Reformatie, welke door de schrijver zelf wordt aangeprezen als een theologie, die de zakelijke voortzetting wil zijn van wat de Reformatoren bedoeld hebben.
Let wel: van wat door de Reformatoren bedoeld is.
Wie het daarmede niet eens is, of op ongewenste consequenties wijst, doet dit tegen beter weten in, of weet er niets van volgens deze man.
Ziedaar: het gesprek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1947
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's