Eénmaal en daarna
En gelijk het de mensen gezet is eenmaal te sterven, en daarna het oordeel; alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen, zal ten andere maal zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid. Hebreën 9 vs. 27 en 28.
In dit woord van de apostel aan de Hebreen wordt ons allereerst gesproken van het „eenmaal en daarna" vor de mens!
Immers, het is de mensen gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Dat is de ontroerende werkelijkheid, waaraan 't ganse mensengeslacht onderworpen is, eenmaal te moeten sterven.
Zeker, het Woord des Heeren spreekt ons van enkele uitzonderingen ! Henoch en Elia zijn tot de heerlijkheid bevorderd zonder de dood te hebben gezien.
Maar verder is er op deze aarde niets dat als een vaster regel staat, dan dat de mens geboren wordt om te sterven. Er is veel onderscheid in deze wereld, daar zijn rijken en armen, mensen met veel voorspoed en mensen voor wie het levensleed zo heel zwaar drukt, maar van ieder geldt het : „Wie leeft er, die de slaap des doods niet eens zal slapen!"
O zeker, dan tracht men die dood wel te ontgaan, maar het zal niet gelukken, want het is de mens gezet eenmaal te sterven. De Heere heeft het gezet, bepaald, als een gevolg van de zonde ! Door moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid heeft de mens dat oordeel zelf over zich ingeroepen. De mens, die geschapen was om eeuwig te leven, is zo aan de dood onderworpen, aan de tijdelijke, de geestelijke en de eeuwige dood. Eenmaal moet hij sterven. Eenmaal wordt het leven afgesloten. Tenminste — dit leven. Want met de dood is het niet uit!
Gods Woord spreekt ons telkens van een „daarna".
Zo ook in deze tekst: daarna het oordeel.
Daarna het verschijnen voor een heilig en rechtvaardig God, Die de zondaar geenszins onschuldig houdt, ja, naar Zijn heilig recht de zonde straffen moet.
En hoe zullen wij voor Hem dan kunnen bestaan ? Wij, die in zonde ontvangen en geboren zijn en onze schuld nog dagelijks groter maken.
Hier geldt de ontroerende vraag van de Psalmist:
Zo Gij in 't recht wilt treden,
O Heer' en gadeslaan
Onz' ongerechtigheden.
Ach, wie zal dan bestaan ?
Want het is de mensen gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Deze beide zijn onlosmakelijk aan elkander verbonden.
Dan kunnen de Jehovah-getuigen leren, dat er geen oordeel volgt en de mens nadien nog een tijd der bekering gegeven zal worden, maar het Woord des Heeren leert ons wel anders. Daarom is dit voor ons allen de grote levensvraag, die beslist over ons eeuwig wèl of eeuwig wee : „Kunnen we dat: „sterven ? ", bestaan in het gericht, dat aanstaande is ? "
Dat kan alleen, wanneer we in dit leven hebben leren sterven ! Wanneer we door de Heilige Geest ontdekt aan onze zondeschuld, de dood hebben leren schrijven op al datgene wat van onszelf is, op al onze deugd of vermeende vroomheid, zodat al het onze geworden is tot een wegwerpelijk kleed.
Dan maakt de Heere waar, dat wonder-tegenstrijdige, maar nochtans wonder-heerlijke woord : „Wie sterft eer hij sterft, sterft niet, als hij sterft".
Immers dan wordt voor zulk een mens de weg geopend tot en in Christus, die de dood is ingegaan, opdat Zijn; volk in Hem het leven vinden zou !
Daartoe geldt ook van Christus: „Eénmaal en daarna".
Hij is eenmaal geofferd om veler zonden weg te nemen !
Heel Zijn leven van de kribbe tot 't kruis, het was : één offer !
Ja, ook Hem was het gezet, eenmaal te sterven, dat offer van Zijn eigen leven te brengen. Maar dat niet, omdat Hij gedwongen zou zijn, Hij, de Heilige, de Zondeloze, maar omdat Hij, in de uitwerking van de Eeuwige Vrederaad Gods, vrijwillig op Zich, nam de zonden der Zijnen.
Ook Hij kwam daarna in het oordeel, toen het weerklonk aan het kruis : „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten !"
Maar daar ontving Hij de vrijspraak !
O, was er maar één zonde niet door Hem gedragen. Hij zou in het graf gebleven zijn ! Maar nu, nu Hij met het offer van Zijn eigen leven, tot de laatste penning toe betaald heeft, nu kon de dood Hem niet meer houden, nu is het Pasen geworden, overwinning over zonde en dood !
Wat een heerlijke vrucht vloeit daar voort uit dat offer. Immers, het is geschied, zo staat er, om veler zonden weg te nemen.
Lees daar niet overheen, en lees het ook niet verkeerd, alsof er staan zou, om „aller" zonden weg te nemen. Neen, daar is geen algemene verzoening, hoe graag de natuurlijke mens dat ook zou willen.
Wat een ontroerende gedachte is 't toch, dat niet alle mensen zalig worden, terwijl toch allen zonder onderscheid in Adam onder het oordeel besloten liggen.
Wie denkt hier niet aan 's Heeren Woord aangaande die velen, die de brede weg bewandelen en aan die weinigen, die hun voeten richten op het pad des levens.
En toch —, het is een schare, die niemand tellen kan !
En toch —, het zullen er velen zijn. Christus is eenmaal geofferd om „veler" zonden weg te nemen, zo staat er ! Moge deze waarheid, door Gods genade, nog tot troost zijn op uw levenspad, gij, die in Uw schuldverlorenheid uitziet naar zulk een Plaatsbekleder !
Wat wil de Heere met dit woord tegemoet komen de neergebogenen van hart, die het leven in zichzelf verloren hebben en 't nergens anders meer kunnen vinden dan in Christus, de Levensvorst, die eenmaal geofferd is om veler zonde weg te nemen en ten andere male zonder zonden gezien zal worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid.
Zie, dat is het kenmerk van het volk dat de Heere vreest en Zijn Christus in onverderfelijkheid liefheeft, dat het Hem verwacht tot zaligheid, als Hij ten andere male zonder zonden gezien zal worden.
Eenmaal komt Christus weder.
Ontroering zal bevend gaan door de schare aller eeuwen ! Aller oog zal zien naar één middelpunt, naar Jezus, ook de ogen dergenen, die Hem doorstoken hebben.
Alle knie zal zich buigen, ook de knieën dergenen, die zich nooit voor Hem gebogen hebben. Dan zal Hij ten andere male gezien worden zonder zonden, door degenen die Hem verwachten tot zaligheid.
Zeker, gezien zal Hij worden bij Zijn wederkomst door allen, maar tot zaligheid alleen voor diegenen, die Hem hebben verwacht.
Bedenk dat goed, gij, wiens verwachting gericht is op het zichtbare alleen. Over zulken komt dan het oordeel des verderfs, naar lichaam, en ziel.
Wat moet dat ernstig zijn !
Eenmaal te sterven en dan zonder schuilplaats, zonder Borg.
Smeek dan volhardend om de genade des Heiligen Geestes, opdat ge door het geloof u geborgen moogt weten in die Borg, Wiens werk volkomen is, voor al degenen, die Hem verwachten tot zaligheid.
Ja, dat is het kenmerk van Zijn volk, dat het is een wachtend volk!
Wachtende worden zij gezaligd.
Wachtende worden zij toebereid, om Christus eenmaal te ontmoeten, zonder zonden. Dan kan het hoofd hier soms gebogen zijn in nood en druk. Maar als Gods kind in het geloof mag zien op Hem, die zijn verwachting werd, zijn Levensvernieuwer en Levensvorst, dan zal het hoofd worden opgericht en gebeden het gebed van de Bruid: „Ja kom, Heere Jezus".
En als de Heere voor Christus wederkomst, ook in het leven der Zijnen vervult Zijn woord : „'t Is de mensen gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel", dan is hun sterven geen sterven meer, maar een afsterven van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven, waar Christus reeds dan gezien zal worden zonder zonden van degenen, die Hem hier hebben verwacht tot zaligheid.
Barneveld.
R. DE BRUIN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's