Leven door de Geest
........... ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij. Galaten 2 vers 20.
Wanneer we beginnen met de opmerking, dat er over het algemeen in de kringen der gelovigen zo weinig zekerheid en blijmoedigheid des geloofs is, dan zeggen we iets, wat zo duidelijk waarneembaar is, dat het eigenlijk niet meer gezegd behoeft te worden. Zekerheid des geloofs is in menige gemeente zeldzaam en als over zekerheid gesproken wordt, wekt het meermalen bij voorbaat wantrouwen. Dat er weinig zekerheid is, is reeds erg, maar dat men dit zo gemakkelijk zonder verontrusting aanvaardt, is nog veel erger, want dit bewijst dat er niet alleen een geestelijke ziekte is (zwakheid des geloofs), maar dat er een geestelijke dood is (onaandoenlijkheid over de kwaal). Nu kunnen we dat wel heel netjes verborgen achter een zeer orthodoxe belijdenis of achter een zeer rechtzinnig schijnende onmachts-belijdenis of iets van die aard, maar dit neemt niet weg, dat het, gezien in het licht der Schrift, een zeer ernstige toestand is. Laten we alle geestelijke kwakzalverij, waarmede men deze kwaal lichtvaardig uit de weg wil ruimen, opzij doen en zoeken het scherpe en heilzame medicijn van Gods Woord. Dan komt op ons de schuld, maar dat is ook noodzakelijk om ooit tot genezing te komen.
Geen redeneringen van mensen, hoe vroom ook schijnend, hebben enige zeggenschap, maar alleen het Woord van God, en dat leert ons toch wel heel duidelijk, dat de zekerheid des geloofs niet een zeldzame of een vermetele zaak is, maar dat dit een eigenschap is, die heel duidelijk voortvloeit uit het geloof zelf. Het is niet een extra, dat er misschien eenmaal bij kan komen, maar het behoort tot het gezonde geloof, even zeker als de geur behoort bij een gezonde roos. Hoe verder die roos zich ontplooit, des te sterker wordt die geur, behalve misschien wanneer de roos ziek is. Zo ontplooit zich ook de zekerheid des geloofs, naarmate het geloof zich gezond ontwikkelt. En gezond is het geloof alleen dan, wanneer het Schriftuurlijk is en zich ook uit in een waarachtig leven der dankbaarheid en der gehoorzaamheid.
Een van die duidelijke uitspraken der Schrift, waar gesproken wordt vanuit de zekerheid des geloofs, is Galaten 2 vers 20: „Ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij". Hoewel in deze woorden de Heilige Geest niet genoemd wordt, is dit toch echt een tekst over het leven door de Heilige Geest.
In de Pinksterprediking is ons ongetwijfeld voorgehouden het woord van Christus, als Hij zegt van de Heilige Geest, Die komen zou: „Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen". (Joh. 16 vs. 14).
De Heilige Geest gaat geen nieuw hoofdstuk in de Godgeleerdheid openen, gaat geen nieuwe en zonderlinge dingen openbaren, maar zal Christus verkondigen en verheerlijken. Menige onkundige, geestelijke tobber pijnigt zich af met zonderlinge ideeën en meent dat het werk des Geestes bestaat in buitengewone en beslist zeer gevoelige gewaarwordingen. Heeft men het goed gehad onder de prediking, is men gevoelig gestemd, men is de koning te rijk en gelooft al heel wat van zichzelf, maar als dat gevoel en dat licht-aangedaan-zijn ontbreekt, dan zit men troosteloos en moedeloos neer. Het werk van de Heilige Geest is heel wat gezonder, heel wat solider dan een opzweping van het gevoelsleven: het is de ontdekking van uw zonde en uw verlorenheid en openbaring van de Heere Jezus Christus als de enige, de waarachtige en volkomen Middelaar. Overal, waar geen oog geopend wordt voor en geen hart getrokken wordt naar de Christus, daar is het maar heel droevig gesteld. De Heilige Geest zal Christus verkondigen en Hem verheerlijken! Niet in gevoelsaandoening, maar in Christus-onthulling ligt de kracht van de Heilige Geest.
Paulus zou dus in bovengenoemde woorden evengoed kunnen schrijven: „Ik leef, doch niet meer ik, maar de Heilige Geest leeft in mij". Ook dit is waar, maar is niet zo duidelijk en zo volledig. Paulus schrijft nu méer. Hij schrijft niet alleen, dat de Heilige Geest in hem werkt, maar ook wat de Heilig Geest in hem werkt, namelijk het leven uit en met Christus. Zó, dat Christus zijn hart en zijn levensgedrag beheerst. Hij is de bron van zijn leven. De kennis van de Christus is de troost en ook de stuwkracht van zijn leven. De Geest is zijn verborgen levenskracht, maar de geloofskennis van Christus is zijn bewuste levenskracht. Niet de kennis van de Geest, maar de kennis van de Christus doet hem zo spreken. Het is eigenlijk heel treffend : de Geest werkt ontegenzeggelijk, maar de Geest houdt zich als het ware meer schuil. De Geest schuift Christus naar voren, van de aanvang af reeds, en daarna steeds meer. Ik meen dat een schilder, hoe meer zijn schilderstuk vordert, wel eens zegt, dat het stuk steeds beter uit de verf komt, dat wil zeggen : hetgeen hij op het oog had, komt steeds sterker uit. Nu, hoe meer de Heilige Geest werkt, des te meer komt Christus „uit de verf". Steeds meer wordt Hij gekend in de heerlijkheid van Zijn zoenoffer en steeds meer wordt Hij gekend als de fontein van het leven, als de bron van kracht.
Christus leeft in mij. Vroeger kon Paulus ook zeggen: Ik leef, maar als hij dat nader moest omschrijven, zou hij hebben, moeten zeggen: Ik leef, dat wil zeggen, één ding bezielt me, de ijver voor God en Zijn dienst, de hartstochtelijke ijver voor de rechtvaardigheid uit de wet.
Een ander zou het anders moeten zeggen. Wat moet u, die dit leest, zeggen? Ik leef, dat wil zeggen, ik leef uit een dode sleur? Ik leef, dat wil zeggen, dat één hartstocht mij bezielt, mijn gezin, mijn bedrijf, mijn eigen ik, mijn eigen lusten? Als dit niet de dood ingaat, kan Christus nooit levend voor u worden. Het onze moet omver, onttroond en ontworteld. Zoals Paulus schrijft: Ik ben met Christus gekruist, zo moet het ook bij ons worden. Opdat Hij ons worde tot onze enige fontein, op Wien wij al onze verwachting leren bouwen.
Christus leeft in mij, dat wil zeggen: Mijn eigen wil is gekruisigd. Vroeger zat mijn eigen ik op de troon, mijn wil was wet, maar nu is mijn wil onttroond en de Heere heeft mij leren bidden: „Wat wilt Gij, dat ik doen zal"? Dat heb ik niet eens gebeden in zielenood, dat heb ik niet enkele keren gebeden, als ik het moeilijk had, neen, dat gebed heeft zich steeds meer over mijn gehele leven vertakt, evenals bij Paulus, die kon schrijven, dat toen het Gode behaagd had Zijn Zoon in hem te openbaren, hij niet te rade gegaan is met vlees en bloed en dat hij het ook niet meer gezocht heeft bij de mensen. (Galaten 1 vs. 16). Deze weg is vaak moeilijk, maar wordt zó opgebonden door de Geest, dat we er niet aan ontkomen kunnen. Christus leeft in mij, dat wil ook zeggen: Ik zit niet bij de pakken neer. Ik redeneer niet meer : Dit kan en dat kan niet, want ik weet, als Hij mij roept, zal Hij mij ook de kracht geven. Zonder Hem kan ik niets, letterlijk niets, maar ik vermag anderzijds ook alle dingen, door Hem, Die mij kracht geeft. (Fil. 4 vs. 13). Wat Hij eist, is niet zwaar, want Hij geeft ons al wat wij biddend van Hem begeren.
Christus leeft in mij, dat houdt ook in: Ik ben wel arm, maar ik heb doorzicht en uitzicht in mijn leven. Mijn weg is de mijne niet, mijn toekomst is ook de mijne niet. Beide zijn in des Heeren hand. Dat stelt mij gerust. Het is wel een weg met een kruis, namelijk de verloochening van eigen ik, maar het is ook een weg met Christus en in Hem kom ik ook door mijn kruis heen.
Ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij, en daarom leef ik met een uitzicht naar boven, op Hem. „Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven". Hij houdt mij vast, Hij zal het ook volenden.
Kampen.
L. BLOK.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's